Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Ereste Geschriften - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 8: HET VERHOOR VAN CHRISTUS

    Toen de engelen de hemel verlieten, legden zij in doafheid hun glinsterende kronen af. Zij konden die niet dragen, terwijl hun Bevelhebber leed, en een kroon van doornen dragen moest. Satan en zijn engelen waren bezig in de gerechtszaal om menselik gevoel en sympathie te verstompen. Zelfs de atmosfeer was zwaar en verontreinigd door hun invloed. De hogepriesters en de ouderlingen werden door hen aangezet om Jezus te beledigen en te mishandelen op een wijze, die het moeilikst te verduren was door de menselike natuur. Satan hoopte, dat Zulk een bespotting en gewelddadigheid aan de Zoon van God een klacht of woord van ontevredenheid zou ontlokken; of dat Hij zijn Goddelike macht zou tonen, en Zich zou losrukken uit de handen van de menigte, en dat op die wijze het verlossingsplan eindelik in duigen zou vallen.EG 197.1

    Petrus volgde zijn Heer, nadat Deze verraden was. Hij was verlangend om te zien wat zij met Jezus doen zouden. Maar toen hij baschuldigd werd van een van Zijn discipelen te zijn, leidde de vrees voor zijn eigen veiligheid er hem toe, te verklaren dat hij de mens niet kende. De discipelen waren bekend om de kuisheid van hun taal, en Petrus loochende de beschuldiging voor de derde maal door zich te vervloeken en te zweren, ten einde zijn beschuldigers hierdoor te overtuigen, dat hij niet een van Christus' discipelen was. Jezus, die op enige afstand van Petrus stond, keerde Zich om, en wierp een treurige, bestraffende blik op hem. Toen werd de discipel de woorden indachtig, welke de Heer tot hem gesproken had in de opperkamer, alsmede zijn eigen vurige bewering: “Al werdea zij ook alien aan U geērgerd, ik zal nimmermeer geērgerd worden.” Hij had zijn Heer verloochend, zelfs met vloeken en zweren; maar die blik van Jezus deed het hart van Petrus versmelten, en redde hem. Hij weende bitterlik, had berouw over zijn grote zonde, en werd bekeerd, en op die wijze geschikt gemaakt om zijn broederen te versterken.EG 197.2

    De menigte riep om het bloed van Jezus. Zij geselden Hem op wrede wijze, en deden Hem een oude purperen koninklike mantel om, en zetten een kroon van doornen op Zijn heilig hoofd. Zij gaven Hem een rietstok in Zijn hand, en zich voor Hem nederbuigende en Hem bespottende, groetten zij hem, zeggende: “Wees gegroet, Gij, Koning der Joden!” Toen namen zij de rietstok uit Zijn hand, en sloegen er Hem mede op het hoofd, zodat de doornen in Zijn slapen drongen, en het bloed langs Zijn aangezicht in Zijn baard liep.EG 198.1

    Het was moeilik voor de engelen om dit aan te zien. Zij zouden Jezus verlost hebben, maar de bevelhebbende engel belette het hun, zeggende, dat het rantsoen groot was, dit voor de mens betaald moest worden: maar dat het volmaakt moest zijn, en de dood zou veroorzaken van Hem die de macht over de dood had. Jezus wist dat de engelen het toneel van Zijn vernedering aanschouwden. De zwakste engel kon die spottende menigte machteloos ter aarde hebben doen vallen, en Jezus verlost hebben. Hij wist, dat indien Hij het van Zijn Yader begeerde, de engelen Hem onmiddellik zouden verlossen. Maar het was nodig, dat Hij de gewelddadigheden van de goddeloz,e mensen verduurde, om het verlossingsplan te volvoeren.EG 198.2

    Jezus stond zachtmoedig en nederig voor de woedende menigte, terwijl zij Hem op de laagste wijze mishandelden. Zij spuwden Hem in Zijn aangezicht,—dat aangezicht, voor hetwelk zij zich eenmaal zullen wensen te kunnen verbergen; dat licht zal gaven aan de stad Gods, en helderder schijnen dan de zon. Christus wierp geen enkele toornige blik op de overtreders. Zij overdekten Zijn hoofd met een oud kledingstuk, zodat Hij geblinddoekt was, en sloegen Hem toen in het aangezicht, uitroepende: “Profeteer, wie het is, die U geslagen heeft?” Er ontstond een baweging onder de engelen. Zij zouden hem onmiddellik bevrijd hebben; maar da bevelvoerende engelen weerhielden hen.EG 199.1

    Sommige van de discipelen hadden moed gevat om binnen te gaan waar Jezus was, en getuigen te zijn van Zijn verhoor. Zij verwachtten, dat Hij Zijn Goddelike macht tonen, en Zich bevrijdden zou uit de handen van Zijn vijanden, en hen zou straffea voor de wreedheid, die zij aan Hem gepleegd hadden. Hun hoop werd beurtelings levendig en begaf hun dan weer, terwijl de verschillende tonelen afgespeeld werden. Somtijds twijfelden zij, en vreesden dat zij bedrogen waren geworden. Doch de stem, die zij op de berg der verheerliking gehoord, en de heerlikheid, die zij aldaar aanschouwd hadden, sterkten hen in hun geloof, dat Hij de Zoon van God was. Zij riepen zich de tonelen voor de geest, waar zij getuigen van waren geweest; de wondertekenen, die zij Jezus hadden zien verrichten in het gezondmaken der zieken, het openen van de ogen der blinden, het openen van de dove oren, het bestraffen en uitwerpen van duivelen, het opwekken van de doden ten leven, en zelfs het stillen van de wind en de zee. Zij konden niet geloven, dat Hij zou sterven. Zij hoopten, dat hij nog in kracht zou opstaan, en met Zijn gebiedende stem die bloeddorstige menigte uiteen zou drijven, even ls toen Hij, de tempel binnengetreden zijnde, diegenen uitgedreven had, die het huis van God tot een huis van koophandel maakten, en die voor Hem vluchtten, alsof zij vervolgd werden door een bende gwapende soldaten. De discipelen hoopten, dat Jezus Zijn macht zou openbaren, en alien overtuigen, dat Hij de Koning van Israel was.EG 199.2

    Judas gevoelde bitter berouw en schaamte over de bedriegelike daad, welke hij gepleegd had door Jezus te verraden. En toen hij de mishandelingen zag, die Jezus te verduren had, kon hij het niet langer uithoaden. Hij had Jezus wel liefgehad, maar het geld toch meer. Hij had niet gedacht, dat Jezus het toe zou laten, dat de bende, welke hij aanvoerde, Hem gevangen nam. Hij had verwacht, dat Hij een wonder zou doen, en Zich van hen bevrijden zou. Maar toen hij de woedende menigte zag in de gerechtszaal, dorstende naar Zijn bloed, gevoelde hij zijn schuld diep; en terwijl velen Jezus heftig beschuldigden, drong Judas zich door de menigte heen, belijdende dat hij gezondigd had door onschuldig bl ed te verraden. Hij bood de priesters het geld aan, dat zij hem betaald hadden, en smeekte hen om Jezus los te laten, verklarende, dat Hij volkomen onschuldig was.EG 200.1

    Geërgerd en in verwarring gebracht, zwegen de priesters enige ogenblikken. Zij wilden niet dat het volk het zou weten, dat zij een van de belijdende volgelingen van Jezus gehuurd hadden om Hem in hun handen over te leveren. Zij wilden het verbergen, dat zij Jezus achtervolgd, en in het geheim gevangen genomen hadden, alsof Hij een dief was. Maar de belijdenis van Judas, en zijn verwilderd, schuldig voorkomen, toonden de priesters in hun ware licht aan de menigte, openbarende, dat het haat was, die hen er toe geleid had om Jezus gevangen te nemen. Toen Judas met luider stem verklaarde, dat Jezus onschuldig was, antwoordden de priesters: “Wat gaat ons dat aan? Gij moogt toezien.” Zij hadden Jezus in hun macht, en waren vast besloten te zorgen, dat Hij hun niet ontsnapte. Judas wierp, door zielsangst overmeesterd, het geld, dat hij nu verachtte, aan de voeten van degenen, die hem hadden gehuurd, en in doodsangst en afgrijzen ging hij heen en verworgde zich.EG 200.2

    Er waren er onder de menigte, die om Jezus heen stond, velen, die medegevoel met hem hadden, en Zijn geen antwoord geven op de vele vragen, die Hem gedaan werden, verbaasde de mensen. Onder al de bespotting en de gewelddadigheden van de volksmenigte kwam er geen enkele donkere blik, geen uitdrukking van onrust op Zijn gelaat. Hij was waardig en kalm. De toeschouwers hielden hun ogen in verwondering op Hem gevestigd. Zij vergeleken Zijn volmaakte gestalte, en stille, waardige houding, met het voorkomen van degenen, voor wie Hij terecht stond, en zeiden tot elkander, dat Hij meer het voorkomen van een koning had, dan een van de oversten. Hij droeg geen blijken van een misdadiger te zijn. Zijn oog was zacht, helder en onbevreesd, Zijn voorhoofd breed en hoog. Iedere gelaatstrek was sterk getekend door goedertierenheid en edele beginselen. Zijn geduld en verdraagzaamheid waren zo weinig menselik, dat velen beefden. Zelfs Herodes en Pilatus werden zeer verontrust door Zijn edele, Goddelike houding.EG 201.1

    Van bet eerste begin aan was Pilatus overtuigd, dat Jezus geen gewoon mens was. Hij geloofde dat hij een man van uitstekend karakter was, en geheel onschuldig aan de beschuldigingen, welke tegen Hem ingebracht werden. De engelen, die getuigen waren van het toneel, merkten de overtuiging van de romeinse stadhouder op, en om hem te behoeden voor aandeel te nemen aan de vreselike daad van Christus over te leveren om gekruisigd te worden, werd er een engel naar de vrouw van Pilatus gezonden, die haar door middel van een droom mededeelde, dat het de Zoon van God was die voor haar echtgenoot in verhoor stood, en dat Hij onschuldig leed. Zij zond onmiddellik een boodscbap tot Pilatus, zeggende dat zij veel geleden had in een droom om Jezus, en hem waarschuwende om toch niets te doen hebben met die Rechtvaardige. De boodschapper drong haastig door de menigte heen, en overhandigde de brief aan Pilatus. Toen hij die las, beefde hij en werd bleek, en besloot onmiddellik om niets te doen te hebben met het ter dood brengen van Christus. Indien de Joden het bloed van Jezus eisten, zou hij zijn invloed daartoe niet gebruiken, maar wilde pogingen in het werk stellen om Hem te verlossen.EG 202.1

    Toen Pilatus hoorde dat Herodus te Jeruzalem was, voelde hij zich zeer verlicht; want hij hoopte zichzelf te ontslaan van alle verantwoordelikheid aan het verhoor en de veroordeling van Jezus. Hij zond hem onmiddellik met Zijn beschuldigers tot Herodus. Deze vorst was verhard in de zonde. De moord van Johannes de Doper had op zijn geweten een smet achtergelaten, waar hij zich niet van kon zuiveren. Toen hij hoorde van Jezus en de grote werken, welke Hij deed, vreesde en beefde hij, gelovende dat het Johannes de Dooper was, die van de doden was opgestaan. Toen Jezus door Pilatus in zijn handen werd overgegeven, beschouwde Herodus dit als een erkenning van zijn macht, gezag, en goed oor-deel. Dit had ten gevolge, dat de twee vorsten, die tevoren vijanden geweest waren, nu vrienden werden. Herodus was verblijd om Jezus te zien, hopende dat Hij tot genoegen van Herodus het een of ander groot wonderteken zou doen. Maar het was Jezus' werk niet om nieuwsgierigheid te bevredigen, of Zijn eigen veiligheid te zoeken. Zijn Goddelike, wonderwerkende macht moest uitgeoefend worden tot behoud van anderen, maar niet ten behoeve van Zichzelf.EG 202.2

    Jezus antwoordde niets op de vele vragen, welke Herodus Hem deed; ook antwoordde Hij Zijn vijanden, die Hem heftiglik beschuldigden, niet een woord. Herodus was vertoornd, omdat Jezus zijn macht niet scheen te vrezen, en met zijn krijgslieden verachtte, bespotte en mishandelde hij de Zoon van God. Toch stond hij verbaasd over het edele, Goddelike voorkomen van Jezus, terwijl Hij op schandelike wijze mishandeld werd; en vrezende Hem te veroordelen, zond hij Hem weder tot Pilatus.EG 203.1

    Satan en zijn engelen verzochten Pilatus, en trachtten hem zijn eigen ondergang te doen bewerken. Zij deden hem denken, dat indien hij geen deelnam aan het veroor-delen van Jezus, anderen het zouden doen; de scharen dorstten naar Zijn bloed; en indien hij Hem niet overgaf om gekruisigd te worden, zou hij zijn macht en wereldse eer verliezen, en beschuldigd worden van zelf in de bedrieger te geloven. Door vrees van zijn macht en gezag te verliezen, stemde Pilatus toe in de dood van Jezus. Desniettegenstaande legde hij het bloed van Jezus op Zijn beschuldigers, en de menigte nam dit aan, uitroepende: “Zijn bloed kome over ops en onze kinderen;” maar toch was Pilatus niet vrij; hij was schuldig aan het bloed van Christus. Voor zijn eigen zelfzuchtige belangen, en zijn zucht naar eerbetoon van de groten der aarde, gaf hij een onschuldige over om gedood te worden. Indien Pilatus volgens zijn eigen overtuiging gehandeld had, zou hij niets te doen gehad hebben met het veroordelen van Jezus.EG 203.2

    Het voorkomen en de woorden van Jezus maakten een diepe indruk op het hart van velen, die bij die gelegenheid tegenwoordig waren. Het gevolg van de invloed, die aldus uitgeoefend werd, was zichtbaar na Zijn opstanding. Onder degenen, die toen aan de kerk toegevoegd werden, waren er velen, wier overtuiging dagtekende van de tijd van het verhoor van Jezus.EG 204.1

    Satans woede was groot toen hij zag, dat al de wreedaardigheden, die hij de Joden op Jezus had doen plegen, geen woord van ontevredenheid aan Hem ontlokt hadden. Ofschoon Hij de natuur van een mens op Zich genomen had, werd Hij gesteund door een Goddelike kracht, en week in het minst niet af van de wil Zijns Vaders.EG 204.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents