Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Gedachten van de Berg der Zaligsprekigin - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Niet Oordelen Maar Doen

    “Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.”

    Het pogen de zaligheid te verdienen door zijn eigen werken, leidt de mens er onvermijdelijk toe, menselijke inzettingen op te werpen als schans tegen de zonde. Immers, wanneer zij zien, dat zij er niet in slagen de wet te houden, zullen zij voorschriften en verordeningen zelf bedenken om daaraan te kunnen gehoorzamen. Dit alles doet de gedachten afkeren van God naar het eigen ik. Zijn liefde in het hart sterft, en daarmede gaat ook de liefde voor hun medemensen ten onder. Een stelsel van menselijke verzinsels, met zijn menigvuldige inzettingen, zal de pleiters daarvoor ertoe brengen allen te veroordelen, die te kort schieten aan de voorgeschreven menselijke maatstaf. De atmosfeer van zelfzuchtige en bekrompen kritiek verstikt de edele, milde gevoelens, en maakt dat de mensen egocentrische rechters en bekrompen spionnen worden.GZ 108.1

    De Farizeeën behoorden tot deze klasse. Zij kwamen na hun gods-dienstoefeningen naar buiten, niet nederig, doordat ze hun eigen zwakheid beseften, niet dankbaar voor de grote voorrechten, die God hun gegeven had. Zij kwamen naar buiten vervuld van geestelijke trots, en hun hoofdgedachte was: „Ikzelf, mijn gevoelens, mijn kennis, mijn handelwijze.” Hun eigen verrichtingen werden de maatstaf, waarnaar zij anderen oordeelden. Zij trokken het kleed van hun eigen waardigheid aan, en bestegen de rechterstoel, om te kritiseren en te veroordelen.GZ 108.2

    Het volk deelde rijkelijk mee in deze geest, zij drongen binnen op het terrein van het geweten, en oordeelden elkander in zaken, die slechts de ziel en God aangingen. Met betrekking tot deze geest en dit gebruik zeide Jezus: „Oordeelt niet opdat gij niet geoordeeld wordt.” Dat wil zeggen, gebruik niet uzelf als maat staf. Maak niet uw meningen, uw inzichten betreffende uw plicht, uw Schriftverklaringen tot een criterium voor anderen, en veroordeel hen niet in uw hart omdat zij uw ideaal niet bereiken. Lever geen kritiek op anderen, gissend naar hun motieven, en een oordeel over hen vellend.GZ 108.3

    „Velt geen oordeel vóór de tijd, dat de Here komt, Die ook hetgeen in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen, en de beraadslagingen der harten openbaar zal maken.” 1 Cor. 4:5. Wij kunnen het hart niet lezen. Daar wijzelf gebreken hebben, hebben wij niet de bevoegdheid over anderen te oordelen. Sterfelijke mensen kunnen slechts oordelen naar de uiterlijke schijn. Slechts aan Hem, die de geheime bron van onze daden kent, en die teder en ontfermend handelt, is het gegeven over het lot van iedere ziel te be-slissen.GZ 109.1

    „Daarom zijt gij, o mens, wie gij ook zijt, niet te verontschuldigen, wanneer gij oordeelt. Want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf; want gij, die oordeelt, bedrijft dezelfde dingen.” Rom. 2 : 1. Zo verklaren zij, die anderen veroordelen of kritiseren, zichzelf schuldig; immers, zij doen dezelfde dingen. Door anderen te veroordelen, brengen zij een vonnis over zichzelf, en God verklaart, dat dit vonnis rechtvaardig is. Hij neemt hun eigen uitspraak tegen henzelf aan.GZ 109.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents