Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Hoofdstuk 3—“DEZE ONTVANGT DE ZONDAARS”
    (Luc. 15:1—19)

    Toen de “tollenaars en zondaars” zich om Jezus verzamelden, gaven de rabbijnen hun misnoegen daarover te kennen. Zij zeiden: “Deze ontvangt de zondaars en eet met hen.”KPEVS 22.1

    Door deze aanklacht wilden zij den schijn op Jezus laden, dat Hij gaarne omgang hield met zondige en slechte menschen en geen aanstoot nam aan hun verkeerdheden. De rabbijnen waren in Jezus teleurgesteld. Hoe kwam het toch, dat iemand, die aanspraak maakte op zulk een verheven karakter, niet met hen omgang zocht en hun leerwijze volgde? Waarom zocht Hij Zich niet meer op den voorgrond te stellen en trachtte Hij niet om de gunst der aanzienlijken te winnen, in plaats van onder alle klassen van het volk te werken? Indien Hij een waar profeet was, aldus redeneerden zij onderling, dan moest Hij toch aansluiting en overeenstemming met hen zoeken en de tollenaars en zondaars met de onverschilligheid behandelen, die zij verdienden. Deze beschermers van de samenleving ergerden zich er aan, dat Hij, met wien zij onophoudelijk in strijd waren, maar wiens reine levenswandel hun eerbied afdwong en hen tevens veroordeelde, met zooveel oogenschijnlijke sympathie omgang kon zoeken met die verworpelingen. Zij konden Zijn ziens-en handelwijze niet goedkeuren. Zij beschouwden zichzelf als ontwikkelde, beschaafde en bovenal godsdienstige menschen; Jezus' voorbeeld had echter hun zelfzucht aan de kaak gesteld.KPEVS 22.2

    Bijzonder ergerde het hun, dat zij, die niets dan verachting voor de rabbijnen koesterden en de synagogen nooit bezochten, zich bij menigten om Jezus schaarden en met de grootste aandacht naar Zijn woorden luisterden. De Schriftgeleerden en de Farizeën gevoelden zich in Zijn tegenwoordigheid veroordeeld; hoe kwam het dan toch, dat de tollenaars en zondaars zich tot Hem getrokken gevoelden?KPEVS 22.3

    Zij begrepen niet, dat de verklaring hiervan lag in de woorden die zij zelf hadden uitgesproken, toen zij Hem smalend beschuldigden: “Deze ontvangt de zondaars.” De zielen, die tot Jezus kwamen, gevoelden in Zijn tegenwoordigheid, dat er zelfs voor hen nog hoop op redding uit de macht der zonde was. De Farizeën hadden alleen woorden van minachting en veroordeeling voor hen; Jezus sprak hen toe als kinderen van God, die weliswaar vervreemd waren van het huis huns Vaders, maar nochtans niet vergeten door het Vaderhart. Juist hun zonde en ellende maakte hen des te meer de voorwerpen van Zijn medelijden. Hoe verder zij van Hem afgedwaald waren, hoe ernstiger Zijn verlangen en hoe grooter Zijn offer voor hun redding was.KPEVS 23.1

    Dit alles hadden de leeraars van Israël kunnen leeren uit de heilige Schriftrollen, waarvan zij zich de bewaarders en verklaarders beroemden te zijn. Had David niet geschreven, — David, die eens zoo zwaar gezondigd had —: “Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw knecht”? Ps. 119 : 176. Had niet Micha Gods liefde voor zondaren geopenbaard, toen hij schreef: “Wie is een God gelijk Gij, die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel Zijner erfenis voorbijgaat? Hij houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid, want Hij heeft lust in goedertierenheid.” Micha 7 : 18.KPEVS 23.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents