Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Patriarchen En Profeten - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK XLI—AFVAL AAN DE JORDAAN.

    MET blijmoedige harten en vernieuwd vertrouwen in God was het leger der Israelieten triumfeerend uit Bazan wedergekeerd. Zij waren reeds bezitters geworden van een goed grondgebied, en zij dachten Kanaän onmiddellijk in te nemen. Slechts de Jordaan lag tusschen hen en het beloofde land. Aan den overkant der rivier lag eene vette vlakte, die met een groen tapijt bedekt, ruimschoots door stroomen bewaterd, en door welige palmboomen beschaduwd was. Op de westzijde dezer vlakte stonden de torens en paleizen van Jericho, eene stad, die wegens hare ligging te midden van palmbosschen, de “palmstad” werd genaamd.PEP 456.1

    Aan de oostzijde der Jordaan, tusschen de rivier en het hoogland, waarover zij trokken, lag ook eene vlakte die verscheidene mijlen breed was en zich ver langs de rivier uitstrekte. Deze beschutte vallei had een tropisch klimaat; aldaar groeide de sittimof acaciaboom, waarnaar het het “dal Sittim” genoemd werd. Hier lagen de Israelieten gelegerd en in de boschaadjes der sittimboomen, aan den oever der rivier, vonden zij een aangenaam lommer.PEP 456.2

    Te midden dezer bekoorlijke omgeving werden zij echter door een kwaad aangevallen, dat verschrikkelijker was, dan eene groote strijdmacht van gewapende mannen of de wilde dieren des wouds. Die streek, zoo rijk aan natuurlijke voortbrengselen, was door bare inwoners bevlekt geworden. In den openbaren eeredienst van Baal, den voornaamsten afgod, werden de laagste en goddelooste misdrijven steeds gepleegd. Allerwege waren plaatsen, die wegens den afgodischen eeredienst en de onkuischheid beroemd waren; hunne namen zelfs bewezen hoe schaamteloos en verdorven het volk was.PEP 456.3

    Deze omgeving had een verpestenden invloed op de Israelieten. Zij werden gewend aan de schandelijke gedachten, die steeds in hen verwekt werden; hun gemakkelijk en werkeloos leven droeg mede tot de verlaging bij; bijna onbewust vielen zij van God af, en vervielen tot eenen toestand, waarin zij gemakkelijk der verleiding ten prooi werden.PEP 456.4

    Terwijl zij aan de Jordaan gelegerd waren, maakte Mozes toebereidselen voor de inneming van Kanaan. In dat werk was de groote leidsman geheel verdiept, doch voor het volk was die wachtenstijd een tijdperk van verzoeking; en voor er vele weken verloopen waren, was hunne geschiedenis geschandvlekt door eene verschrikkelijke afwijking van het pad der deugd.PEP 457.1

    In den beginne was er weinig verkeer tusschen de Israelieten en hunne Hleidensclie geburen; doch na verloop van tijd begonnen de Midianietische vrouwen de legerplaats ter sluips te bezoeken. Hun bezoek verwekte geen achterdocht, en zoo stilletjes werden hunne plannen ten uitvoer gebracht, dat men er Mozes niet eens opmerkzaam op maakte. Het voornemen dezer vrouwen was om de Israelieten, in hun verkeer met hen, tot de overtreding van ‘s Heeren wet te verleiden, hen bij de Ileidensclie ceremoniën en praktijken te bepalen, en aldus tot den afgodendienst te vervoeren. Deze bedoelingen werden zeer bedekt gehouden onder den dekmantel van vriendschap, zoodat zij niet eens door des volks opzieners verdacht werden.PEP 457.2

    Op Bileams raad liet de koning der Moabieten een groot feest bereiden ter eere van hunnen god, en men had heimelijk overlegd, dat Bileam de Israelieten zou uitnoodigen om daaraan deel te nemen. Wijl zij hem voor een profeet des Heeren hielden, zoo bereikte hij zijn doel gemakkelijk. Veel volks woonde met hem dat feest bij. Zij waagden zich op verboden grond, en werden in Satans strikken gevangen. Bekoord door de muziek en den dans, en betooverd door de schoonheid der Heidensche Vestalen, wierpen zij hunne getrouwheid aan Jehova weg. Allengs begonnen zij aan de Vroolijkheid en het feestgenot deel te nemen; door het drinken van den wijn werden hunne zinnen beneveld; en eindelijk ging alle zelfbeheersching verloren. De hartstochten vierden nu bot; en de gewetens werden verkracht door het meedoen aan de ontuchtigheden; ja, zij lieten zich er zelfs toe overhalen om zich voor de afgoden neder te buigen. Zij offerden offeranden op Heidensche altaren, en waren aanschouwers van de gruwelijkste plechtigheden.PEP 457.3

    Eerlang had het vergif zich, gelijk eene doodelijke besmetting, door de gansche vergadering verspreid. Zij, die hunne vijanden op het slagveld hadden kunnen overweldigen, werden in de strikken der Heidensche vrouwen gevangen. Het volk scheen onzinnig te zijn. De oversten en de aanzienlijksten waren de voorgangers in de overtreding, en zoo algemeen was de deelneming, dat de afval nationaal werd. “Israel koppelde zich aan Baäl-Peor.” Toen Mozes het kwaad bespeurde,waren de booze plannen hunner vijanden alreede zoo wel gelukt, dat de Israelieten niet alleen deelnamen aan den onkuischen eeredienst op de hoogte van Peor, maar de Heidensche ceremoniën begonnen ook al ingang te vinden in de vergadering van Gods volk. De bejaarde leidsman was veront-waardigd, en ‘s Heeren toorn ontstak.PEP 457.4

    Deze goddelooze handelingen hadden eene uitwerking op Israel, welke de bezweringen van Bileam niet hadden kunnen hebben, — het volk werd er door van God gescheiden. Het onmiddellijk daarop volgende oordeel opende des volks oogen voor de snoodheid hunner zonde. Eene verschrikkelijke plaag brak los, waarvan de tien duizenden der vergadering een prooi werden. God beval daarenboven, dat de aanvoerders in dezen afval door de overheid om het leven zouden worden gebracht. Hieraan werd onmiddellijk voldaan. De overtreders werden gedood, en hunne lichamen voor aller oog opgehangen, opdat de gansche vergadering zien mocht hoe zwaar hunne oversten gestraft waren, en zij tevens gevoelen mocht welk een afkeer God van hunne zonde had, alsmede hoe groot Zijn toorn tegen hen was.PEP 458.1

    Allen bekenden, dat de straf welverdiend was; derhalve haastte het volk zich dan ook naar den tabernakel om hunne zonde in diepen ootmoed te belijden. Terwijl zij dus voor Gods aangezicht weenden, aan de deur van den tabernakel, terwijl de plaag nog hare slachtoffers eischte, en de ambtlieden het hun opgedragen vonnis voltrokken, kwam Zimri, een van Israels oversten, openlijk in de legerplaats met eene Midianietische hoer, een dochter van “een hoofd der volken van een vaderlijk huis onder de Midianieten.” Nooit deed de ondeugd zich onbeschaamder of halsstarriger voor. Verhit door den wijn, sprak Zimri zijne “zonde vrij uit, gelijk Sodom,” en boogde op zijne schande. De priesters en de oversten hadden zich in diepe droefenis en verootmoediging ter aarde geworpen, en “weenden tusschen het voorhof en het altaar,” den Heere smeekende, dat Hij het volk toch mocht sparen, en Zijne erfenis niet tot eene versmaadheid mocht doen worden, toen deze overste onder Israel zich zoo schaamteloos voor het aangezicht van gansch Israel aanstelde, alsof hij de toorn van God en het vonnis der rechters bespotte. Pinehas, de zoon van Eleazar den hoogepriester, stond op, nam eene spies, “en hij ging den Israelietischen man na in den hoerenwinkel,” en doodde beiden. Aldus kwam er een einde aan de plaag, terwijl de priester, die Gods vonnis uitgevoerd had, voor het aangezicht van gansch Israel vereerd, en het priesterschap aan hem en zijn huis, ter oorzaak van die daad, vereeuwigd werd.PEP 458.2

    Pinehas “heeft mijne grimmigheid van over de kinderen Israels afgewend,” zoo luidde het Goddelijk woord; “daarom spreek: Zie, Ik geef hem mijn verbond des vredes. En hij zal hebben, en zijn zaa'd na hem, het verbond des eeuwigen priesterdoms, daarom, dat hij voor zijnen God geijverd, en verzoening gedaan heeft voor de kinderen Israels.”PEP 459.1

    Gods bezoeking over de zonde te Sittim delgde de overgeblevenen dier groote menigte, die bijna veertig jaren vroeger het vonnis over zich gehaald hadden, dat zij in de woestijn sterven zouden. Bij de volkstelling, welke gedurende hunne legering op de vlakte der Jordaan, op ‘s Heeren bevel gedaan werd, bleek het, dat er onder deze niemand was “uit de getelden van Mozes en Aaron, den priester, als zij de kinderen Israels telden in de woestijn van Sinaï, ... er was niemand van hen overgebleven dan Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.”1Num. 26:64, 65.PEP 459.2

    God bezocht de Israelieten, omdat zij de verleiding der Midianieten. niet weerstaan hadden; doch de verleiders ontkwamen de wrake der Goddelijke vergelding niet. De Amalekieten, die Israel te Rafidim waren aangevallen, en de zwakken en moeden in de achterhoede geslagen hadden, werden eerst lang nadien gestraft; doch de Midianieten, die hen hadden doen zondigen, moesten terstond Gods oordeel ervaren, wijl zij gevaarlijker vijanden voor Zijn volk waren. “Neem de wraak der kinderen Israels van de Midianieten,” beval de Heere Mozes; “daarna zult gij verzameld worden tot uwe volken.”2Zie Num. 31. Dit bevel werd gehoorzaamd. Duizend mannen werden uit elken stam gekozen, en onder het bevel van Pinehas gesteld. “En zij streden tegen de Midianieten, gelijk als de Heere Mozes geboden had. . . . Daartoe doodden zij boven hunne verslagenen, de koningen der Midianieten, . . . vijt koningen: ook dooden zij met het zwaard Bileam, den zoon van Beor.” Zoomede werden de vrouwen, die gevangen genomen werden, op Mozes’ bevel ter dood gebracht, dewijl zij de schuldigsten en Israels gevaarlijkste vijanden waren.PEP 459.3

    Dit was het einde dergenen, die kwaad tegen Gods volk gesmeed hadden. De Psalmist zegt: “De Heidenen zijn gezonken in de groeve, die zij gemaakt hadden; hunlieder voet is gevangen in het net, dat zij verborgen hadden.”3Is. 9:16. “Want de Heere zal Zijn volk niet begeven, en Hij zal Zijne erve niet verlaten, Want het oordeel zal wederkeeren tot de gerechtigheid.” “Zij rotten zich samen tegen de ziel des rechtvaardigen,” doch de Heere “zal hunne ongerechtigheid op hen doen wederkeeren, en Hij zal hen in hunne boosheid verdelgen.”4Ps. 94:14, 15, 21, 23.PEP 460.1

    Ofschoon Bileam geroepen was om Israel te vervloeken, zoo kon hij hun toch geen leed doen met zijne bezweringen, wijl “Hij de ongerechtigheid in Jakob niet aanschouwt, ook de boosheid in Israel niet aanziet.”5Num. 23:21, 23. Doch toen zij de verzoeking om Gods gebod te overtreden niet weerstonden, week hunne bescherming van hen. Zoolang Gods volk getrouw blijft in het onderhouden Zijner geboden, “is er geene tooverij tegen Jakob, noch waarzeggerij tegen Israel.” Vandaar legt Satan het er met alle macht en listig overleg op toe, om hen tot het bedrijven van zonde te verleiden. Indien zij, wie Gods wet is toevertrouwd, schenders van derzelver voorschriften worden, dan ontstaat er eene scheiding tusschen hen en God, en kunnen zij den vijand niet afslaan.PEP 460.2

    De Israelieten, bestand tegen der Midianieten wapenen, werden door derzelver hoeren verleid. Zoo veel invloed bezitten de vrouwen, die in dienst van den Satan staan, om de zielen te verstrikken en ten verderve te voeren. “Want zij heeft vele gewonden nedergeveld, en al hare gedooden zijn machtig vele.”6Spr. 7:26. Op dezelfde wijze werden Seths nakomelingen van het rechte spoor afgebracht, en werd het heilige izaad verdorven. Op dergelijke wijze verried Simson zijne kracht, en viel Israels bescherming in de handen der Filistijnen. Op deze klip verzeilde David. En Salomo, de wijste koning, die tot drie malen toe een beminde des Heeren genoemd jvas werd door zijne lusten gevangen genomen, en bracht zijne deugdzaamheid ten offer aan dezelfde betooverende kracht.PEP 460.3

    “En deze dingen allen zijn hunlieden overkoinen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn. Zoo dan die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle.”71 Cor. 10:11, 12. Satan weet goed wat er in ‘s menschen hart omgaat. Hij kent, — vermits hij duizende jaren lang, met een hoosaardige toeleg, de zaak bestudeerd heeft, — al de zwakke punten; en door al de geslachten heen heeft hij de sterksten, de vorsten in Israel, getracht te overweldigen door de verleiding, welke zoo goed te Baäl-Peor slaagde. Langs het gansche strand der eeuwen liggen wrakken, die verzeild zijn op de klippen van vleeschelijke lusten. En naar mate het einde der eeuwen nadert, nu Gods volk tot aan de landpale van het hemelsch Kanaan gekomen is, verdubbelt Satan zijne pogingen om hen te beletten het goede land in bezit te nemen. Hij spant zijne strikken voor een ieder. Het zijn niet de onkundigen alleen, die op hunne hoede moeten zijn; personen in de hoogste betrekkingen of in de heiligste bedieningen geplaatst, worden door zijne verleidingen belaagd; als hij dezulken kan doen struikelen, dan kan hij velen in het verderf storten. Ook bedient hij zich van dezelfde middelen, die hij drie duizend jaren geleden bezigde. Door middel van vriendschap, door de bekoorlijkheid der schoonheid, door het jagen naar genot, vroolijkheid, feestelijkheid, en het drinkglas poogt hij hen tot de overtreding van het zevende gebod te brengen.PEP 460.4

    Eerst deed Satan Israel ontucht begaan, en toen verleidde hij hen tot den beeldendienst. Wie zich niet schroomt om Gods beeld en tempel in zijn eigen lichaam te schenden, die zal ook niet aarzelen om den Heere oneer aan te doen in het botvieren zijner zondige lusten. De zedelijke en verstandelijke vermogens worden verstompt en eindelijk verlamd door de lusten den vrijen teugel te geven; en de slaaf van het vleesch kan onmogelijk de heilige verplichting van Gods wet bevatten, de verzoening waardeeren, of de ziel naar waarde schatten. Deugd, reinheid, waarheid, eerbied voor God, en liefde tot het heilige, — om kort te gaan, al de heilige geneigdheden, waardoor de mensch zich tot den hemel getrokken gevoelt, — worden in den gloed der vleeschelijke lusten verteerd. De ziel wordt eene uitgebrande, eene woeste ledigheid, eene woonstede der duivelen, en eene “bewaarplaats van alle onreine geesten.” De wezens, die naar Gods beeld geschapen zijn, worden zelfs beneden de beesten verlaagd.PEP 461.1

    Ter oorzaak van hun omgang met de afgodendienaars en het deelnemen aan hunne feesten overtraden de Israelieten ‘s Heeren wet, en haalden zij zich Gods oordeelen op den hals. Insgelijks slaagt Satan nu nog het best om de volgelingen van Christus tot zonde te verleiden, door het verkeer met de goddeloozen en de deelneming aan hunne vermaken. “Daarom gaat uit het midden van hen, en scheidt u af, zegt de Heere, en raakt niet aan hetgeen onrein is.”82 Cor. 6:17. God wil nu nog evenveel verschil tusschen Zijn volk en de wereld, ten opzichte van gebruiken, gewoonten, en beginse-len, als Hij eertijds van Israel vergde. En indien zij zich stiptelijk aan de voorschriften van Zijn Woord houden, dan zal er dat verschil ook bestaan. Niet minder zijn de Christenen gehouden zich te wachten voor eene gelijkvormigheid aan den geest en de gewoonten der goddeloozen, dan Israel zich voor de samen-smelting met de Heidenen wachten moest. Jezus zegt tot ons: “Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is: zoo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem.” “De vriendschap der wereld is eene vijandschap Gods. Zoo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand van God gesteld.”91 Joh. 2:15; Jak. 4:4. Christus’ volgelingen mogen zich niet met de zondaars vermengen; zij mogen hen opzoeken enkel met het doel om hen wel te doen. Wij kunnen geene te besliste weigering geven aan hen, wier gezelschap strekt om ons van God af te trekken. Terwijl wij bidden: “Leid ons niet in verzoeking,” zijn wij gehouden zoo ver mogelijk van haar te vlieden.PEP 461.2

    De Israelieten werden tot het bedrijven dezer zonde gebracht, toen zij zich gerust en veilig gevoelden. Zij hielden het oog niet op God gericht, werden nalatig in het bidden, en begonnen zelfvertrouwen te koesteren. Gemak en toegeeflijkheid lieten de vesting der ziel onbewaakt, en dientengevolge slopen slechte gedachten binnen. De verraders achter de wallen ondermijnden de vesting van beginselen en leverden Israel over aan de macht van Satan. Langs dezen weg poogt hij nog de ziel tot het verderf te voeren. Eene lange en voor het oog der wereld bedekte voorbereiding, heeft in het hart plaats, alvorens de Christen in de zonde valt. Het gemoed vervalt niet aanstonds van reinheid en heiligheid tot ontaarding, verdorvenheid, en misdaad. Allengs worden de naar Gods beeld geschapenen verlaagd tot het dierlijke en satanische. Door onkuische gedachten te koesteren kan iemand zich zoo op de zonde voorbereiden, dat hetgeen hij eens verafschuwde hem later bekoorlijk toeschijnt.PEP 462.1

    Satan bedient zich van alle middelen om de misdaden en verlagende ondeugden populair te maken, Doen wij eene wandeling door de steden, allerwege ziet men aankondigingen van misdaden die in de novellen beschreven of in de speelhuizen opgevoerd worden. Aldus wordt men aan de misdaden gewend. De nieuwsbladen zijn steeds gevuld met eene beschrijving van de handelingen der boozen en diep gezonkenen; en alles, wat de lusten prikkelen kan, wordt in boeiende verhalen ten beste gegeven. Zij hooren en lezen zoo veel van profane misdaden, dat het eertijds teeder geweten, hetwelk voor zulke gruweldaden terugdeinsde, verhard wordt, en nu lezen zij zulk nieuws met eene gretige belangstelling.PEP 462.2

    Vele der populaire vermaken van onzen tijd, waaraan zelfs belijders deel nemen, hebben dezelfde strekking als die der Heidenen. Er zijn inderdaad maar enkele, welke Satan niet aanwendt tot het verderf van zielen. Door het drama heeft hij eeuwen lang de lusten opgewekt en de ondeugd groot gemaakt. Door middel van de opera, met haar bekoorlijk vertoon en betooverende muziek, de maskerade, den dans, en het kaartspel breekt Satan de verschansingen der betere beginsels ter neder, en ontsluit de deur voor alle booze lusten. In ieder gezelschap, waar de hoogmoed gevoed of de wellust geprikkeld wordt, wier strekking is om God te doen vergeten en de eeuwige belangen uit het oog te doen verliezen, smeedt Satan zijne kluisters voor de ziel.PEP 463.1

    “Behoed uw hart boven al wat te bewaren is,” zegt de wijze man, “want daaruit zijn de uitgangen des levens.”10Spr. 4:23. Het hart moet door Gods genade vernieuwd worden, anders loopt het jagen naar reinheid van zeden op eene mislukking uit. Wie een edel, deugdzaam karakter, onafhankelijk van de genade van Christus, denkt te vormen, bouwt zijn huis op welzand. In de geweldige stormen der verzoeking zal het zekerlijk te gronde gaan. Davids bede moet de bede van een ieder zijn: “Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in het binnenste van mij eenen vasten geest.”11Ps. 51:12. En deelgenooten der hemelsche gave geworden zijnde, zoo moeten wij tot de volmaaktheid voortvaren, bewaard “door de kracht Gods door het geloof tot de zaligheid.”121 Petr. 1:5.PEP 463.2

    Wij moeten de verleiding weerstaan. Wie Satan niet ten prooi wenscht te vallen moet de toegangen tot zijne ziel goed bewaken; hij moet zich wachten voor het lezen, zien, of hooren van alles, wat onkuische gedachten verwekken kan. Men moet de gedachten niet laten gaan over dingen, welke de zielevijand influistert. “Daarom opschortende de lendenen uws verstands,” zegt Petrus, “en nuchteren zijnde, wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden, die te voren in uwe onwetendheid waren; maar gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, zoo wordt ook gij zelven heilig in al uwen wandel.”131 Peter 1:13-15. En Paulus zegt: “Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat liefelijk is, al wat wel luidt, zoo er eenige deugd is, en zoo er eenige lof is, bedenkt datzelve.”14Filipp. 4:8. Dit vereischt voortdurend gebed en waakzaamheid. De inwonende invloeden des Heiligen Geestes moeten ons daarin te hulpe komen, opdat het verstand opwaarts gericht, en gewend worde de reine en heilige dingen te bedenken. Daarbij moet Gods Woord vlijtiglijk bestudeerd worden. “Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar uw woord.” “Ik heb uwe rede in mijn hart verborgen,” zegt de Psalmist, “opdat ik tegen u niet zondigen zou.”15Ps. 119:9, 11.PEP 463.3

    Ter oorzaak van de zonde te Baäl-Peor bedreven bezocht God de natie; en ofschoon dezelfde zonde nu niet zoo spoedig moge gestraft worden, zoo zal zij desniettemin hare vergelding ontvangen. “Zoo iemand den tempel Gods schendt, dien zal God schenden.”161 Cor. 3:17. De natuur zelfs bezoekt deze misdaden met zware straffen, — straffen, die vroeger of later eiken overtreder treffen. Ten gevolge van deze, meer dan van eenige andere zonde, is ons geslacht verlaagd; bovendien zijn daaruit eene menigte van ziekten en ellenden voortgekomen, welke nu als een vloek op de wereld rusten. Men moge zijne overtreding voor zijne medemenschen bedekt houden, de gevolgen blijven evenwel niet achterwege maar breken uit in ziekte, zwakheid, en den dood. En na dit leven komt de vierschaar des Gerichts met hare eeuwige straffen. Die zulke dingen doen, zullen het koninkrijk Gods niet beërven, maar hun deel zal zijn met den Satan en zijne engelen in “den poel des vuurs” hetwelk “is de tweede dood.”17Gal. 5:21; Openb. 20:14.PEP 464.1

    “Want de lippen der vreemde vrouw druppen honigzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie; maar het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard.” “Maak uwen weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis; opdat gij anderen uwe eer niet geeft, en uwe jaren den wreede; opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden; en gij in het laatste brult, als uw vleesch, en uw lijf verteerd is.” “Want haar huis helt naar den dood, en hare paden naar de overledenen.” “Allen, die tot haar ingaan, zullen niet wederkomen.” “Hare genooden zijn in de diepte der hel.”18Spr. 5:3, 4, 8-11; 2:18, 19; 9:18.PEP 464.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents