Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Patriarchen En Profeten - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK IV—HET PLAN DER VERLOSSING

    Des menschen zondeval vervulde den hemel met droefheid, Op de door God geschapene wereld rustte de vloek der zonde en hare inwoners waren ter dood en ellende gedoemd. Er scheen voor de overtreders geen weg ter ontkoming. De engelen staakten hunne lofzangen.PEP 49.1

    De Zoon van God, ‘s hemels voortreflijke Vorst, was met medelijden over het gevallen menschdom bewogen. Zijn hart werd door een gevoel van oneindige ontferming aangedaan, toen Hij het wee der verlorene wereld in al zijn omvang voor zich zag verrijzen. De Goddelijke liefde had echter een plan uitgedacht, waardoor de mensch weder gered worden kon. Gods wet eischte het leven harer overtreders. In het heelal was slechts een, die voor den mensch bij haar voldoen kon. En aangezien de wet even heilig is als God zelf, zoo kon ook niemand minder dan God verzoening voor de overtreding doen. Christus alleen kon den gevallen mensch van onder den vloek der wet verlossen, en hem weder in de harmonie met den Hemel herstellen. Jezus was gewillig om de schuld en de schande der zonde op zich te laden, niettegenstaande Hij, wanneer de last der zonde op Hem zou liggen, van den Vader verlaten zou zijn: want zoo afschuwelijk is de zonde in Gods oog. Hij was gewillig in den diepsten afgrond der ellende neer te dalen ter redding van het gevallen geslacht.PEP 49.2

    Hij stelde zich voor den Vader in het belang van den zondaar, terwijl de hemelingen met eene onbeschrijfelijke belangstelling de uitkomst afwachtten. Lang duurde dit geheim onderhoud, — deze “raad des vredes”1Zach. 6:13. voor de gevallen kinderen der menschen. Het plan der verlossing was wel vóór de schepping gelegd: want Christus is het “Lam, dat geslacht is van de grondlegging der wereld;”2Openb. 13:8; 1 Petr. 1:19, 20; Efeze 1:4, 5; 2 Tim. 1:19; Tit 1:2. evenwel kostte het den Koning van ‘t heelal een zwaren strijd om Zijn Zoon voor de schuld van het schuldig geslacht te laten sterven. Doch “alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.”3Joh. 3:16. Hoe ondoorgrondelijk is het plan der verlossing! Hoe groot de liefde Gods voor eene Wereld, die Hem niet lief had! Wie kan de diepte van die liefde doorgronden, die “alle verstand te boven gaat”? Tot in de eeuwigheid der eeuwigheden zullen de onsterfelijke wezens, in wonder en aanbidding, de verborgenheid van Gods onbegrijpelijke liefde zoeken te peilen.PEP 49.3

    God zou zich in Christus openbaren “de wereld met zich zelven verzoenende.”42 Cor. 5:19. Des menschen natuur is zoo totaal door de zonde bedorven, dat hij uit en van zich zelven zich niet weder in harmonie kan brengen met Hem, die louter rein en goed is. Maar Christus, den mensch van de verdoemenis der wet verlost hebbende, kan Goddelijke kracht aan de menschelijke pogingen bijzetten. Op deze wijze kunnen de gevallen Adams kinderen, zich tot God bekeerende en in Christus geloovende, weder “kinderen Gods worden.”51 Joh. 3:2.PEP 50.1

    Het eenigste plan, waardoor des menschen behoud mogelijk was, koste den hemel eene oneindige opoffering. Toen Christus het verlossingsplan voor hen ontvouwde, konden de engelen hetzelve niet toejuichen: omreden ‘s menschen zaligheid hunnen Gebieder een onbeschrijfelijk lijden zou kosten. Bedroefd en verwonderd luisterden zij naar Hem, toen Hij hun vertelde, dat Hij ‘s hemels reinheid, vrede, geluk en heerlijkheid verlaten, en zich naar de gevallene aarde moest begeven om er bedroefd, te schande gemaakt, en ter dood gebracht te worden. Hij zou zich vernederen, des menschen gestalte aannemen, en door eigen ervaring bekend worden met het verdriet en de verleiding, welke de menschen te verduren hadden. Daaraan zou Hij zich moeten onderwerpen ten einde Hij anderen uit de verzoeking redden kon. Vervolgens moest Hij overgeleverd worden in de handen van goddelooze menschen, die Hem op eene Satanische wijze hoonen en martelen zouden. Daarenboven zou Hij den pijnlijksten dood sterven moeten, en als een schuldig zondaar tusschen hemel en aarde worden opgehangen. Hij zou, uren achtereen, zulke zware doodsbenauwdheid moeten verduren, dat de engelen hunne aangezichten van het schouwspel zouden afkeeren. Daarbij zou Hij nog met zielefoltering geplaagd worden, omdat de Vader het aangezicht voor Hem verbergen zou, terwijl de schuld der overtreding — de zondenlast der geheele wereld — op Hem zou liggen.PEP 50.2

    Hoe gaarne zouden de engelen hun leven voor hunnen Gebieder op het altaar hebben willen leggen, als zulk eene offerande voldoende ware geweest! Hij, die den mensch schiep, is de eenigste, die hem weder verlossen kan. Evenwel zouden de engelen verwaardigd worden aan het verlossingswerk deel te nemen. Van wege het lijden des doods, moest Christus een weinig minder dan de engelen worden.6Hebr. 2:9. Terwijl Hij in het menschelijk vleesch was, zouden hunne krachten de Zijne overtreffen, maar dan zouden zij Hem dienen, versterken, en Zijn lijden verzachten. Ook zouden zij gedienstige geesten zijn, om uitgezonden te worden tot dienst dergenen, die de zaligheid beërven zullen. Hun dienst zou bestaan in het beschermen der geloovigen tegen de aanvallen der gevallen engelen en het verdrijven van de duisternis, waarin Satan hen steeds zou trachten te wikkelen.PEP 51.1

    Door Zijnen dood zou Jezus velen verlossen, alsmede hem, die het geweld des doods heeft, vernietigen. Hij zal de heerschappij herstellen, welke den mensch ten gevolge zijner overtreding ontnomen is; dezelve zullen de verlosten met Hem deelen en in alle eeuwigheid daarin wonen. De zonde en de zondaars zullen uitgeroeid worden, opdat de vrede des hemels en der aarde nooit weder verstoord worde.PEP 51.2

    Hierop vervulde eene onbeschrijflijke vreugde den hemel. De heerlijkheid en de gelukzaligheid der verloste wereld overwoog nu bij hen den grooten angst en de zelfopoffering van den Vorst des levens. Voor de eerste keer werd toen in de hemelsche zalen het loflied aangeheven, dat later boven Bethlehems velden weerklonk: “Eere zij God in de hoogste hemelen en vrede op aarde, in de menschen een welbehagen.”7Luk. 2:14. Er werd met grooter blijdschap gezongen, dan in den morgenstond der schepping, “toen de morgensterren te zamen vroolijk zongen, en al de kinderen Gods juichten.”8Job 38:7.PEP 51.3

    De mensch ontving den eersten wenk eener toekomstige ver. lossing, toen de Heer, in het Paradijs, het vonnis over Satan uitsprak. God zeide: “Ik zal vijandschap zetten tusschen u en tusschen deze vrouw, en tusschen uw zaad en tusschen haar zaad: datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.”9Gen. 3:15. Dit vonnis, ten aanhoore onzer stamouders uitgesproken, was voor hen eene belofte. Ofschoon er eenen strijd tusschen hen en den Satan werd aangekondigd, zoo ontvingen zij ook de verzekering, dat de macht van den grooten tegenpartij der eindelijk zou worden vernietigd. Adam en Eva stonden als misdadigers voor den rechtvaardigen Rechter, wachtende op het vonnis, dat over hunne overtreding zou worden uitgesproken; doch alvorens zij hoorden tot welk een leven van verdriet en pijnlijken arbeid zij gedoemd waren, alsmede dat zij tot het stof zouden wederkeeren, werden zij verwaardigd eerst de woorden tehooren, die hen met hoop bezielden. Ofschoon zij veel van de aanvallen van den geweldigen vijand zouden hebben te verduren zoo mochten zij toch de eindelijke zegepraal verwachten.PEP 51.4

    De aarde, zoowel als de mensch, is ten gevolge van de zonde onder de macht des boozen gekomen, en zal, met de zegeviering van het verlossingsplan, weder vrijgemaakt worden. Onmiddelijk na de schepping kreeg Adam de heerschappij over de aarde in handen. Doch door zich te laten verleiden, viel hij onder Satans macht, en ging zijne heerschappij over in des overwinnaars handen. Op deze wijze werd Satan “de god dezer eeuw.”102 Cor. 4:4. Hij matigde zich Adams heerschappij aan. Doch door Christus’’ offerande zal niet alleen de mensch verlost, maar hij zal weder in zijne heerschappij hersteld worden. Alles, wat door den eersten Adam verloren werd, zal in den tweeden Adam herkregen worden. Want aldus zegt de Profeet: “En gij, Schaapstoren, gij Ofel der dochter Zions, tot U zal komen, ja daar zal komen de vorige heerschappij.”11Micha 4:8. Insgelijks gewaagt Paulus van eene toekomstige erfenis, waarvan de Heilige Geest ons ten onderpand verstrekt. 12Efeze 1:14. God schiep de aarde tot eene woonplaats voor heilige, gelukkige wezens. Dit plan zal ten uitvoer worden gebracht, wanneer zij van den vloek der zonde gezuiverd en door de almacht Gods vernieuwd de eeuwige woonplaats der verlosten wordt. “En geene vervloeking zal er meer tegen iemand zijn: en de troon Gods en des Lams zal daarin zijn, en Zijne dienstknechten zullen Hem dienen.”13Openb. 22:3.PEP 52.1

    Gedurende den staat van onschuld bestond er een openbare omgang tusschen Adam en zijnen Maker: doch door de zonde ontstond er eene scheiding tusschen God en den mensch, en deze klove kon alleen door Christus’ verzoening overspannen worden. Langs dezen weg konden ‘s hemels zegeningen en zaligheid weder worden medegedeeld. Ofschoon de mensch nog niet direkt tot. zijnen Schepper zou kunnen naderen, zoo werd Gods omgang met hem door bemiddeling van Christus en de engelen hersteld.PEP 52.2

    De offeranden werden door God ingesteld om den mensch steeds te herinneren aan en tot eene berouwvolle bekentenis van de zonde alsmede tot eene belijdenis van zijn geloof in den beloofden Verlosser te leiden. Zij verstrekten tevens om het gevallen geslacht bij de hoog-ernstige waarheid te bepalen, dat de zonde den dood veroorzaakt. De eerste offerande was voor Adam eene pijnlijke plechtigheid. Zijne hand moest het leven nemen, hetwelk God alleen geven kon. Toen hij bij zulk eene gelegenheid voor de eerste keer een dier zag sterven, begreep hij, dat zijne ongehoorzaamheid de oorzaak van den dood van mensch en beest was. Terwijl hij bezig was het onschuldige offer te slachten, deed de gedachte hem sidderen, dat het bloed van het vlekkelooze Lam Gods voor zijne zonden stroomen moest. Hierdoor werd een dieperen indruk van de grootheid zijner overtreding op hem gemaakt; door niets anders dan den dood van Gods geliefden Zoon kon zij bedekt worden. Hij stond verstomd over de oneindige liefde, die zulk een rantsoen voor den schuldige gegeven had. Eene ster van hoop ging bij hem in de donkere en verschrikkelijke toekomst op; de ijselijkheid van een totaal verderf was geweken.PEP 53.1

    In het verlossingsplan was echter nog meer dan des menschen behoudenis begrepen. Christus kwam niet voor dit doel alleen op aarde; het eindoogmerk was niet, dat des werelds inwoners Gods wet weder zouden betrachten; Gods karakter moest voor het heelal gerechtvaardigd worden. Op dit gevolg Zijner offerande, — deszelfs invloed op de andere redelijke wezens van het heelal, zoowel als op den mensch, — zinspeelde de Zaligmaker, toen Hij, vóór de kruisiging, zeide: “Nu is het oordeel dezer wereld; nu zal de overste dezer wereld buiten geworpen worden. En Ik, zoo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken.”14Joh. 12:31, 32. Door middel van Christus’ dood zou de toegang tot den hemel niet alleen weder voor den mensch worden opengesteld, maar daardoor zou ook voor het heelal openbaar worden, dat de Vader en de Zoon gerechtvaardigd waren in hunne behandeling van Satans rebellie. De bestendigheid van Gods wet zou er door bevestigd en tevens zouden het karakter en de gevolgen der zonde er door openbaar worden.PEP 53.2

    Van den beginne af was er twist over Gods gezag geweest. Satans toeleg was geweest te bewijzen, dat God onrechtvaardig was; en wijl Zijne wet gebrekkig bleek te zijn, zoo moest zij, in het belang van het heelal, veranderd worden. Door de wet aan te vallen, beproefde hij het gezag van haar Auteur omver te stooten. In dezen strijd zou het nu blijken of Gods inzettingen gebrekkig en veranderlijk, dan of zij volmaakt en onveranderlijk zijn.PEP 54.1

    Toen Satan uit den hemel gebannen werd, was hij van voornemen zijn rijk op aarde te stichten. Hij meende dan ook bezit van deze wereld gekregen te hbben, toen hij Adam en Eva verleid had: “want,” zeide hij, “zij hebben mij voor hunnen vorst gekozen.” Volgens zijne bewering kon de zondaar onmogelijk vergiffenis erlangen, derhalve was het gevallen geslacht van rechtswege zijne slaven en de wereld zijne bezitting geworden. God gaf echter Zijn geliefden Zoon, die Hem evengelijk was, om de straf der overtreding te dragen, en hierdoor werd een weg geopend, waardoor het weder in Zijne gunst en in het bezit van eene eeuwige erfenis gesteld kon worden. Christus nam ‘s menschen verlossing en ‘s werelds bevrijding van het beslag des Satans op zich. De groote strijd werd in den hemel aangebonden en zou nu op aarde, het zich door Satan toegeëigende veld, beslecht worden.PEP 54.2

    Christus’ vernedering tot redding van het gevallen menschdom verwekte verwondering in het heelal. Dat Hij, wiens voorzienigheid zich uitstrekt van ster tot ster en van de eene wereld tot de andere in het gansche domein Zijner schepping, — dat Hij bereidwillig was om Zijne heerlijkheid te verlaten en de menschelijke natuur aan te nemen, dit was eene verborgenheid, die de heilige wezens niet bevatten konden. En toen Hij eindelijk, in ‘t vleesch, op deze aarde verscheen, volgden allen Hem met de grootste belangstelling, stap voor stap, terwijl Hij den weg van de kribbe tot het bloedig kruishout bewandelde. De hemelingen aanschouwden den hoon en smaad, welke Hem werden aangedaan, en begrepen, dat Satan de opruier van dat alles was. Ook sloegen zij met belangstelling gade de middelen, die er tegen aangewend werden. Satans pogingen waren om het menschdom steeds moeite en ellende te berokkenen, terwijl Christus hem tegenwerkte. Met steeds toenemende belangstelling sloegen zij den al heeter en heeter wordenden strijd gade. En toen Christus, in doodsangst aan het kruis, uitriep, “Het is volbracht,” weerklonk een zegekreet den ganschen hemel door.15Openb. 12:7-10. De zoo lang onbesliste strijd was nu beslecht, en Christus had de overwinning behaald. Zijn dood was het antwoord op de vraag of de Vader en de Zoon eene zelfopofferende liefde voor het menschdom bezaten. Nu was ten volle bewezen, dat Satan een leugenaar en een doodslager was. Nu was in het licht gesteld, dat hij in denzelfden geest over de hemelingen heerschappij gevoerd zou hebben, dien hij in zijn gebied over het menschdom aan den dag gelegd heeft. Uit éênen mond werd het Goddelijk bewind door al de trouwe onderdanen in het heelal toegejuicht.PEP 54.3

    Ware de wet veranderlijk geweest, het menschdom had het offer van Gods Zoon niet behoefd. Maar aangezien Christus Zijn leven tot ‘s menschen behoud moest afleggen, zoo ligt hierin het bewijs, dat de rechtvaardige eischen der wet gehandhaafd moesten worden, ‘t Is bevestigd, dat de bezoldiging der zonde de dood is. Toen Christus stierf, was des Satans vernietiging bezegeld. Indien het daarentegen waar zij, dat de wet aan het kruis werd afgeschaft, dan heeft Jezus den angst en den dood moeten verduren enkel omdat Satan het vergde; dan heeft de booze getriumfeerd en zijn zijne klachten tegen de regeering Gods gegrond geweest. Het sterkst pleitend bewijs voor de onveranderlijkheid der wet is het feit, dat Christus de vloek der wet gedragen heeft: eveneens straalt Gods genade, rechtvaardigheid en zelfopoffering daarin uit; ‘t is een bewijs, dat oneindige genade en rechtvaardigheid vereenigd zijn in de administratie Zijner heerschappij.PEP 55.1

    * * * * *

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents