Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Patriarchen En Profeten - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK LVI—ELI EN ZIJNE ZONEN.

    ELI was priester en richter over Israel. Hij bekleedde de hoogste zoowel als de meest verantwoordelijke betrekkingen onder Gods volk. Wijl God hem verkoren had om den heiligen dienst van het priesterschap waar te nemen, en het hoogste rechterlijke gezag over het land in hem gevestigd was, zag het volk op zijne voorbeelden, en oefende hij een grooten invloed over de stammen Israels uit. Doch hoewel hij gesteld was om over het volk te heerschen, zoo kon hij zijn eigen gezin toch niet regeeren. Eli was een toegeeflijk vader. Vermits hij de vrede en het gemak beminde, strafte hij zijne kinderen niet wegens hunne kwade gewoonten en booze hartstochten. Instede van hen te recht te wijzen of te straffen, liet hij hen eigen wil volgen. Instede van de opvoeding zijner zonen als eene zeer belangrijke verantwoordelijkheid te beschouwen, telde hij die weinig. De priester en richter Israels wist echter goed wat zijn plicht was ten aanzien van de kinderen, die God aan zijne zorg had toevertrouwd. Doch Eli onttrok zich aan het volbrengen dezer roeping, omdat hij dan tegen den wil zijner eigenzinnige zonen moest ingaan, hen straffen, en het begeerde onthouden moest. Zonder de verschrikkelijke gevolgen in aanmerking te nemen, liet hij zijne zonen doen, wat zij wilden, en verwaarloosde zijnen plicht om hen voor den dienst des Heeren op te kweeken.PEP 588.1

    God had van Abraham gezegd: “Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijnen kinderen en zijn huis na hem bevelen zoude, en zij den weg des Heeren houden, om te doen gerechtigheid en gerichte.”1Gen. 18:19. Doch Eli veroorloofde zijne zonen over hem te heerschen. De vader stond onder de kinderen. De vloek dezer over-treding openbaarde zich in den slechten wandel, welken zijne zonen aan den dag legden. Zij hadden geen begrip van Gods karakter, noch van de heiligheid Zijner wet. Van kindsbeen af waren zij aan het heiligdom en den dienst gewend geweest; maar in plaats van eerbiediger te worden, verloren zij alle gevoel voor deszelfs beteekenis en heiligheid. De vader had hen niet gestraft wegens hunne oneerbiedigheid voor zijn gezag, noch wegens hunne minachting voor den plechtigen dienst van het heiligdom; dientengevolge droegen zij de vruchten van het ongeloof en de rebellie, toen zij den mannelijken leeftijd bereikt hadden.PEP 588.2

    Ofschoon geheel voor dat werk ongeschikt, werden zij toch als priesters in des Heeren dienst in het heiligdom aangesteld. De Heere had de nauwkeurigste voorschriften gegeven betreffende den offerdienst; maar deze goddelooze mannen gingen zoo ver in het versmaden van Gods gezag, dat zij geen acht gaven op de wet der offeranden, welke op eene zeer plechtige wijze verricht moesten worden. Vermits de offeranden op Christus toekomstigen dood wezen, zoo dienden zij om het volk te bepalen bij den Zaligmaker, die te komen stond; uit dien hoofde was het van het uiterste belang, dat des Heeren voorschriften dienaangaande stiptelijk werden nagekomen. De zoenoffers drukten in ‘t bijzonder dankbaarheid jegens God uit. In die offeranden werd het vet alleen op het altaar verbrand; en een bijzonder deel was voor den priester bestemd, doch het grootste gedeelte werd den offeraar terug gegeven, opdat hij het met zijne vrienden als een offerfeest eten mocht. Derwijze werden alle harten, door geloof en dankbaarheid gewezen op het groote Offer, dat de zonden der wereld zou wegnemen.PEP 589.1

    In plaats van de plechtigheid van dezen symbolischen dienst te beseffen, waren Eli’s zonen er enkel over uit om te zien hoe zij hun eigen genot er door bevorderen konden. Niet tevreden met dat deel van het zoenoffer, dat voor hen bestemd was, eischten zij een ander deel; en uit het groot aantal van die offeranden, welke bij gelegenheid van de jaarlijksche feesten gebracht werden, verrijkten de priesters zich ten koste van het volk. Zij eischten niet alleen meer dan hun toekwam, maar weigerden zelfs te wachten, totdat het vet als een offerande den Heere verteerd was. Zij eischten alles, waarop zij belust waren; en als men het niet gewillig afstond, dan namen zij het met geweld.PEP 589.2

    Wegens deze oneerbiedigheid der priesters verloor het volk weldra alle achting voor den dienst en zijne heilige beteekenis, “want de lieden verachtten het spijsoffer des Heeren.”21 Sam. 2:12-36. Het groote tegenbeeld dier offeranden, waarop zij gewezen werden, verloor men zoodoende uit het oog. “Alzoo was de zonde dezer jongelingen zeer groot voor het aangezicht des Heeren.”PEP 589.3

    Daarenboven overtraden deze ontrouwe priesters Gods wet en onteerden hun heilig ambt door bun schandelijk en onzedelijk gedrag; evenwel gingen zij voort met den tabernakel Gods te ontheiligen door hunne tegenwoordigheid. Velen, verontwaardigd over het goddelooze leven van Hofni en Pinehas, gingen niet langer op naar den tabernakel om te aanbidden. Alzoo werd de door God verordende dienst veracht en verzuimd, omdat hij door de zonden dier goddelooze mannen bevlekt was, en de harten der kwaadgezinden er door in het begaan van de zonde verstout werden. Goddeloosheid, ontucht, ja zelfs afgodendienst werd in een ergen graad bedreven.PEP 590.1

    Eli was zeer te laken, omdat hij zijne zonen in den heiligen dienst liet voortgaan. Door allerlei voorwendsels ter hunner verontschuldiging werd hij voor hunne zonden blind; ten laatste werd het toch zoo grof, dat hij zijne oogen niet langer voor de misdaden zijner zonen sluiten kon. Het volk klaagde ter oorzaak van hunne afpersingen, hetwelk den hoogepriester smartte. Hij durfde het zwijgen niet langer bewaren. Zijne zonen waren echter zoo opgebracht, dat zij enkel om zich zelven dachten, en nu gaven zij ook om niemand. Zij zagen huns vaders droefenis, doch hunne verharde harten werden er niet door geraakt. Hij bestrafte hen zacht, maar dat trokken zij zich niet aan; evenmin wilden zij een anderen weg inslaan, hoewel zij voor de gevolgen hunner zonden gewaarschuwd werden. Indien Eli zijne goddelooze zonen naar verdiensten behandeld had, zij zouden uit hun ambt ontslagen en ter dood gebracht zijn. Beducht voor de publieke schande, welke hij daardoor op zich laden zou, rugsteunde hij hen in hunne heilige betrekking. Hij vergunde hen hunne onzedelijkheid te vermengen met den heiligen dienst des Heeren, en wierp alzoo eene blaam op de belangen der waarheid, die vele jaren niet wegnemen konden. Maar toen Israels richter zijnen plicht verzuimde, trad God zelf tot handhaving van Zijn gezag op.PEP 590.2

    “En er kwam een man Gods tot Eli, en zeide tot hem: Zoo zegt de Heere: Heb Ik mij niet klaarlijk geopenbaard aan het huis uws vaders, toen zij in Egypte waren, in het huis van Faraö? En Ik heb hen uit alle stammen van Israel Mij ten priester ver-koren, om te offeren op mijn altaar, om het reukwerk aan te steken, om den efod voor mijn aangezicht te dragen; en heb aan het huis uws vaders gegeven al de vuurofferen van de kinderen Israels. Waarom slaat gijlieden achteruit tegen mijn slachtoffer, en tegen mijn spijsoffer, hetwelk ik geboden heb in de woning; en eert uwe zonen meer dan Mij, dat gijlieden u mest van het voornaamste van alle spijsoffers van mijn volk Israel? Daarom spreekt de Heere, de God Israels: Ik had wel klaarlijk gezegd: Uw huis en uws vaders huis zouden voor mijn aangezicht wandelen in eeuwigheid; maar nu spreekt de Heere: Dat zij verre van Mij! want die Mij eeren, zal Ik eeren, maar die Mij versmaden, zullen licht geacht worden. . . . En Ik zal Mij eenen getrouwen priester verwekken, die zal doen gelijk als in mijn hart en in mijne ziel zijn zal; dien zal Ik een bestendig huis bouwen, en hij zal altijd voor het aangezicht mijns Gezalfden wandelen.”PEP 590.3

    God verweet Eli, dat hij zijne zonen meer dan Hem eerde. Eli had toegelaten, dat het offer, dat God Israel ten zegen bestemd had, een gruwel was geworden, liever dan zijne zonen openlijk te schande te maken wegens hunne goddelooze en afschuwelijke handelingen. Die hun eigen zin volgen, zich blind houden voor de gebreken hunner kinderen, en hen in alles ter wille staan, kweeken hen in het bevredigen hunner zelfzuchtige begeerten, en nemen Gods gezag niet te baat 0m hunne zonden te bestraffen en het verkeerde te recht te zetten; door dat gedrag toonen zij, dat zij hunne goddelooze kinderen meer eeren dan God. Zij zijn er meer over uit om hun goeden naam op te houden, dan Gods roem te bevorderen; zij bezitten eene sterkere begeerte om hunne kinderen dan om God te behagen; daarbij zijn zij onverschillig in het weren van den schijn des kwaads van Zijnen dienst.PEP 591.1

    God hield Eli, als priester en richter over Israel, verantwoordelijk voor het godsdienstig en zedelijk peil van Zijn volk, en in een bijzonderen zin voor het karakter zijner zonen. Eerst had hij het kwaad met zachtheid moeten tegengaan; en als dat niet baatte, dan had hij het met gestrengheid moeten onderdrukken. Hij haalde ‘s Heeren ongenoegen over zich, door de zonde niet te bestraffen noch de straf over den zondaar te voltrekken. De zorg voor Israels reinheid van zeden kon hem niet worden toevertrouwd. Die den moed niet bezitten om het verkeerde te bestraffen, of die door traagheid of onverschilligheid geene ernstige pogingen aanwenden om het huisgezin of de gemeente Gods te zuiveren, die worden verantwoordelijk gehouden voor de gevolgen, welke uit zulk plichtverzuim voortkomen. Wij zijn even verantwoordelijk voor het kwaad, dat wij hadden kunnen keeren door de toepassing van ons ouderlijk of herderlijk gezag, alsof wij die misdaden zelf bedreven hadden.PEP 591.2

    Eli bestuurde zijn huisgezin niet volgens de regelen, welke God ter beheersching van het huisgezin heeft ter neder gelegd. Hij volgde zijn eigen oordeel. De toegeeflijke vader zag de feilen zijner kinderen door de vingers, toen zij jong waren, zich gerust stellende met de gedachte, dat zij die verkeerde neigingen op lateren leeftijd wel te boven zouden komen. Velen begaan ten huidigen dage nog de zelfde fout. Zij wanen een beteren weg voor de opvoeding hunner kinderen te weten, dan God in Zijn Woord aangewezen heeft. Zij koesteren verkeerde neigingen in hen, en verschoonen zich met te zeggen: “Zij zijn nog te jong om gestraft te worden. Wacht, totdat zij wat ouder zijn, en men het hun onder ‘t oog kan brengen.” Verkeerde gewoonten schieten alzoo hunne wortels diep, totdat zij eene tweede natuur worden. De kinderen groeien zonder beteugeling op, met karaktertrekken, die hun voor altoos tot een vloek verstrekken en licht op de nakomelingen worden overgeplant.PEP 592.1

    De grootste vloek, die een huisgezin treffen kan, is de kinderen hun eigen zin te laten volgen. Als de ouders elke begeerte der kinderen toestaan, en hun ter wille zijn in wat zij weten, dat niet goed voor hen is, dan verliezen zij weldra hun ontzag voor de ouders, allen eerbied voor God en de menschen, en worden door Satan gevankelijk genomen. De invloed van een slecht-bestuurd huisgezin wordt ver daar buiten in de maatschappij gevoeld. Er wordt veel euvel uit geboren, dat andere huisgezinnen, de maatschappij, en de regeering schadelijk komt te staan.PEP 592.2

    Wegens Eli’s betrekking sttekte zijn invloed zich verder uit, dan indien hij een gewoon persoon geweest ware. Zijn huiselijk leven strekte velen in Israel tot voorbeeld. De schadelijke gevolgen zijner nalatigheid en voorliefde voor het gemak, diende duizende van gezinnen tot voorbeeld. De godsdienst wordt veracht, als de kinderen allerlei ondeugden mogen uithalen, terwijl de ouders belijden Christenen te zijn. De godsvrucht van het gezin blinkt het helderst uit in den indruk, dien zij op al de huisgenooten maakt. Daden bezitten meer overtuigingskracht dan woorden, om het even hoe gul men ook in de belijdenis der godzaligheid moge zijn. Indien de belijders, in plaats van alle pogingen aan te wenden om hunne huisgezinnen goed te regeeren tot een getuigenis van den invloed van het geloof in God op hen, slap zijn in het regeeren, en hunne kinderen de kwade neigingen laten opvolgen, dan doen zij gelijkerwijs Eli deed, en brengen den godsdienst van Jezus in verachting, alsmede het verderf over zich zelven en hunne gezinnen. Doch hoe groot ook de kwade gevolgen zijn van der ouderen ontrouw, in ‘t algemeen, toch zijn zij nog tienmaal grooter als dit bestaat in huisgezinnen, waarop het volk als voorbeelden neer ziet. Als zulke personen hunne eigene huisgezinnen niet kunnen regeeren, dan misleiden zij anderen door hun voorbeeld.PEP 592.3

    Er was beloofd, dat het huis van Aäron voor eeuwig voor Gods aangezicht zou staan om te dienen; doch deze belofte was van eene voorwaarde afhankelijk, namelijk, dat zij zich met een onverdeeld hart aan den dienst des heiligdoms zouden wijden, God boven alles zouden eeren, en niet zich zelven behagen, noch naar de verkeerdheid hunner neigingen handelen zouden. Eli en zijne zonen waren op de proef gesteld en de Heere bevond hen geheel onwaardig om die verhevene betrekking van priesters in Zijnen dienst te vervullen. Daarom zeide God: “Dat zij verre van Mij.” Hij kon het goede niet tot stand brengen, dat Hij wenschtte te doen, omdat, zij hunnerzijds hun plicht verzuimden.PEP 593.1

    Het voorbeeld dergenen, die in den dienst des Heeren bezig zijn, moet van die strekking zijn, dat het volk eerbied voor God krijgt, en Hem niet durft onteeren. Als mannen, die “gezanten van Christus wege”32 Cor. 5:20. zijn, om Gods boodschap van genade en verzoening den volke te verkondigen, hunne heilige bediening gebruiken als eenen dekmantel voor hunne baatzuchtige en vleeschelijke neigingen, dan verlagen zij zich zelven tot de invloedrijkste werktuigen, waarover Satan beschikken kan. Gelijk Hofni en Pinehas, doen zij “de lieden het spijsoffer des Heeren verachten.” In hot verborgen mogen zij dezen verkeerden weg wel eene wijle tijds bewandelen, maar als hun waar karakter eindelijk ontmaskerd wordt, dan wordt des volks vertrouwen zoo in hen geschokt, dat men weinig krediet meer voor den godsdienst over houdt. Men begint met wantrouwen neder te zien op allen, die zich uitgeven voor verkondigers van Gods Woord. De boodschap van den dienstknecht van Jezus wordt in discrediet gebracht. Telkens rijst de vraag weder op: “Zou deze man ook niet van het zelfde stuk laken geknipt zijn als de andere, dien wij voor een heilige aanzagen, doch zoo verdorven bevonden is?” En alzoo verliest Gods Woord zijnen invloed bij de menschen.PEP 593.2

    De woorden van bestraffing, welke Eli ter oorzaak van de zonden zijner zonen ontving, zijn zeer beteekenisvol en mogen wel ter dege overwogen worden door een ieder, die in de heilige dingen dienstbaar is: “Wanneer een mensch tegen een mensch zondigt, zoo zullen de goden hem oordeelen; maar wanneer een mensch tegen den Heere zondigt, wie zal voor hem bidden?” Indien zij slechts tegen hunne medemenschen misdaan hadden, de rechter zou de zaak kunnen vereffend hebben door eene boete, of wedervergelding op te leggen; en alzoo had de overtreder zich kunnen verzoenen. Of als zij zich niet aan vermetelheid hadden schuldig gemaakt, men had een zondoffer voor hen kunnen aanbieden. Doch hunne overtredingen waren in hun priesterlijken dienst van den Allerhoogste gevlochten, wijl zij voor de zonden offeren moesten; dientengevolge was de dienst van God ontheiligd en onteerd voor al het volk, en daarvoor kon geene verzoening worden gedaan. Hun •eigen vader, ofschoon hij zelf hoogepriester was, durfde geene verzoening voor hen aanbieden; hij kon hen niet beschutten tegen den toorn van een heilig God. Die zondaars zijn het schuldigst, die de middelen versmaden, welke God voor ‘s menschen verlossing verordend heeft, — “als welke zich zelven den Zoon van God wederom kruisigen en openlijk te schande maken.”4Hebr. 6:6.PEP 594.1

    * * * * *

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents