Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 72—DE MACHT VAN HET GEBED IN VERZOEKING

    Hoe vol genade en tederheid gaat onze hemelse Vader met Zijn kinderen om. Hij bewaart ze voor ontelbare gevaren, die ze niet zien en beschermt ze tegen de listige kunstgrepen van Satan, opdat ze niet vernietigd worden. Omdat onze verblinde ogen de beschermende zorg Gods door Zijn engelen niet opmerken, proberen we niet die altijd waakzame belangstelling, welke onze vriendelijke en goedertieren Schepper in het werk Zijner handen betoont, te waarderen en te doorgronden; en we zijn niet dankbaar voor die overtalrijke goedgunstigheden die Hij ons dagelijks schenkt.USG1 367.1

    De jonge mensen zijn onwetend ten aanzien van de vele gevaren, waaraan ze dagelijks bloot staan. Nooit kunnen ze daarvan ten volle op de hoogte zijn; maar indien ze waken en bidden, zal God hun waarnemingsvermogen scherpen, zodat ze de werkingen van Satan kunnen onderscheiden en gewapend zijn tegen zijn aanvallen. Maar velen onder de jongeren hebben zó lang hun eigen ingevingen nagevolgd, dat plicht voor hen een woord zonder betekenis is geworden. Ze zijn zich de hoge en heilige plichten niet bewust, die ze fe doen hebben tot welzijn van anderen en tof eer van God; en ze onttrekken zich totaal daaraan.USG1 367.2

    Wanneer de jeugd haar diepe behoefte aan de kracht Gods maar kon gaan inzien, dan zouden schitterende overwinningen hun ten deel vallen, en zouden ze een waardevolle ervaring opdoen in de strijd van de Christen. Hoe weinigen onder de jeugd nemen ter harte de ver-maning van de geïnspireerde apostel Petrus: “Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende, wien hij zal 1875, Vol. 3, blz. 373—378
    (Beroep op de Jeugd)
    verslinden. Wederstaat hem, vast in het geloof.” 1 Petrus 5 : 8, 9 (N.V.). In het hem gegeven visioen zag Johannes de macht van Satan over de mensen en riep uit: “Wee degenen, die de aarde en de zee bewonen, want de duivel is tot u afgekomen en heeft grote toorn, wetende, dat hij een kleine tijd heeft.” Openbaring 12:12.
    USG1 367.3

    De enige veiligheid voor de jeugd ligt in aanhoudende waakzaamheid en nederig gebed. Ze hoeven zich niet wijs te maken dat ze zonder dat Christenen kunnen zijn. Satan verbergt zijn verzoekingen en listen onder een bedeksel van licht, precies zoals hij Christus in de woestijn tegemoet trad. Hij zag er toen uit als een van de hemelse engelen. De vijand van onze zielen zal zich aan ons voordoen als een hemelse gast, en de apostel beveelt nuchterheid en waakzaamheid aan als onze enige beveiliging. De jonge mensen, die zich overgeven aan zorgeloosheid en wuftheid, en die de Christelijke plichten verwaarlozen, vallen steeds onder de verzoekingen van de vijand inplaats van te overwinnen, zoals Christus overwon.USG1 368.1

    De dienst van Christus is voor de ten volle toegewijde ziel geen slovende arbeid. Gehoorzaamheid aan onze Heiland doet aan ons geluk en waar genoegen in dit leven geen afbreuk, maar oefent een louterende, verheffende kracht uit op ons karakter. De dagelijkse studie van de kostelijke woorden des levens, in de Bijbel te vinden, versterkt het intellect en geeft een kennis van de grote, glorievolle werken Gods in de natuur. Door hef bestuderen van de Schriften verkrijgen we een concrete kennis, hoe we leven moeten om het grootste onvermengde geluk deelachtig te worden. De Bijbelonderzoeker wordt ook bekend met Schriftuurlijke argumenten, zodat hij in kan gaan op de twijfel van de ongelovigen, en die twijfel kan wegnemen door het heldere licht der waarheid. Die de Schriften onderzocht hebben, kunnen altijd sterk staan tegen de verzoekingen van Satan; ze zijn door en door onderlegd om het goede te doen en bereid om een ieder, die daarnaar vraagt, rekenschap te geven van de hoop, die in hen is . . .USG1 368.2

    Wanneer gij dan bidt, beste jonge vrienden, dat gij niet in verzoeking moogt geleid worden, bedenkt dan dat uw werk met het gebed niet afgelopen is. Gij moet dan zo ver als dat mogelijk is uw eigen gebed beantwoorden door de verzoeking te weerstaan, en wat ge zelven niet doen kunt, moet ge aan Jezus overlaten. Gij kunt niet te voorzichtig zijn in uw woorden en gedragingen, want anders nodigt gij de vijand uit u te verzoeken. Velen onder onze jonge mensen openen, door hun zorgeloos negeren van de hun gegeven waarschu-wingen en vermaningen, de deur wijd voor Satan. Met het Woord Gods als onze gids en Jezus als onze hemelse Leraar, behoeven we niet onwetend te staan tegenover Zijn eisen of Satans listen, en te vallen onder zijn verzoekingen. Het is geen onprettige taak om gehoorzaam te zijn aan de wil Gods, wanneer we ons onvoorwaarde-lijk laten leiden door Zijn Geest.USG1 369.1

    * * * * *

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents