Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    “IK ZAL HET BELONEN”

    Zijn trouwe dienstknechten van deze tijd zowel als Zijn eerste discipelen gelden Christus’ woorden: “Wie u ontvangt, ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem Die Mij gezonden heeft.” Vers 40. Geen vriendelijke daad gedaan in Zijn Naam die niet erkend of niet beloond zal worden. En in diezelfde liefdevolle erkenning sluit Christus ook in de zwaksten en nederigsten van het Godsgezin. Hij zegt: “Zo wie een van deze kleinen” — die in hun geloof en kennis van Christus als kinderen zijn — “ te drinken geeft slechts een beker koud water in de naam van een discipel, voorwaar zeg Ik u, hij zal zijn loon geenszins verliezen.” Vers 42.USG2 604.2

    Armoede moet voor ons geen beletsel zijn om gastvrijheid te verlenen. Van wat wij hebben moeten we uitdelen. Daar zijn er die worstelen om in hun bestaan te voorzien en die tobben om hun inkomsten aan te passen aan hun behoeften; maar zij hebben Jezus lief in de persoon van Zijn heiligen en staan altijd klaar om gelovigen en ongelovigen gastvrijheid te verlenen; zij proberen die bezoeken vrucht te doen afwerpen. In de gezinskring en aan het gezinsaltaar wordt de gasten een welkom bereid. De opgezonden gebeden oefenen een invloed uit op hen die de gastvrijheid genieten en één bezoek kan zelfs het middel zijn om een ziel van de dood te redden. Dit werk gedenkt de Here want Hij zegt: “Ik zal het vergelden.”USG2 604.3

    Broeders en zusters, nodigt diegenen in uw huis uit die behoefte hebben aan een gastvrije, vriendelijke bejegening. Maakt geen uitzonderlijke drukte; maar wanneer gij hun behoeften opmerkt, nodigt ze dan binnen en verleent hun een ware Christelijke gastvrijheid. In die sociale, gezellige omgang liggen kostelijke voorrechten opgesloten.USG2 605.1

    “De mens leeft niet bij brood alleen,” en als wij anderen in ons tijdelijk voedsel laten delen, dan laten wij hen ook delen in hoop en moed en Christelijke liefde. Wij moeten “degenen vertroosten die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroosting met welke wijzelf door God vertroost worden”. 2 Corinthiërs 1 : 4. En ons komt de verzekering toe: “God is machtig alle genade te doen overvloedig zijn in u, opdat gij in alles allen tijd alle genoegzaamheid hebbende, tot alle goed werk overvloedig moogt zijn”.USG2 605.2

    Wij leven in een wereld vol zonde en verleiding; overal om ons heen zijn zielen die, Christus niet kennende, verloren dreigen te gaan, en God wil dat we op alle mogelijke manier voor hen zullen werken. Hebt u een prettig thuis, nodigt dan de jeugd uit die geen thuis heeft, diegenen die hulp nodig hebben, die hunkeren naar medeleven en vriendelijke woorden, naar waardering en hoffelijkheid. Wanneer u hen tot Christus wilt brengen, dan moet u hun, als gekocht door Zijn bloed, uw liefde en medeleven betonen.USG2 605.3

    Door Gods voorzienigheid krijgen wij omgang met hen die onervaren zijn, met velen die medeleven en medelijden nodig hebben. Zij hebben steun nodig, want ze zijn zwak. Jonge mensen hebben hulp nodig. In de kracht van Hem Die Zijn liefdevolle tederheid uitoefent tegenover de hulpelozen, de onwetenden, en die gerekend worden onder de minsten van Zijn kleinen, moeten wij arbeiden voor hun toekomstig welzijn, voor de vorming van een Christelijk karakter. Juist zij die het meest hulp nodig hebben, zullen soms ons geduld duchtig op de proef stellen. “Ziet toe dat gij niet één van deze kleinen veracht,” zegt Christus, “want Ik zeg ulieden dat hun engelen in de hemelen altijd zien het aangezicht Mijns Vaders Die in de hemelen is.” Mattheüs 18:10. En tot hen die deze zielen dienen, zegt de Heiland: “Voor zoveel gij dit aan één van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat aan Mij gedaan.” Mattheüs 25 : 40.USG2 605.4

    Bij hen die dit werk doen, zal de kroon der opoffering het voorhoofd drukken. Maar zij zullen hun beloning ontvangen. In de hemel zullen wij de jonge mensen zien die wij geholpen hebben, die wij in onze huizen hebben uitgenodigd, die wij uit de greep der verzoeking hebben gered. Wij zullen zien dat hun gelaat de glans van Gods heerlijkheid weerkaatst. “Zij zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofden zijn.” Openbaring 22 : 4.USG2 606.1

    * * * * *

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents