Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 77—IK BEN EEN KLEIN JONGELING

    Bij het begin van zijn regering bad Salomo: “Nu dan, Here mijn God, Gij hebt Uw knecht koning gemaakt in de plaats van mijn vader David; en ik ben een klein jongeling, ik weet niet uit te gaan noch in te gaan.” 1 Koningen 3 : 7.USG3 443.1

    Salomo was zijn vader David op de troon van Israël opgevolgd. God eerde hem bijzonder, en, zoals wij weten, werd hij in latere jaren de grootste, rijkste en wijste koning die ooit op een aardse troon had gezeten. Vroeg in zijn regering bracht de Heilige Geest Salomo onder de indruk van de verhevenheid van zijn verantwoordelijkheden, en hoewel hij vele talenten en be-kwaamheid bezat, besefte hij, dat hij zonder Goddelijke bijstand hulpeloos was als een kind om zijn plichten te doen. Salomo was nooit zó rijk of zó wijs of zó waarlijk groot dan toen hij de Here beleed: “Ik ben een klein jongeling; ik weet niet uit te gaan of in te gaan.”USG3 443.2

    Hef was in een droom dat de Here hem verscheen, zeggende: “Begeer wat Ik u geven zal” (vers 5), dat Salomo uiting gaf aan zijn gevoel van hulpeloosheid en behoefte aan Goddelijke hulp. Hij vervolgde: “Uw knecht is in het midden Uws volks dat Gij verkoren hebt, een groot volk hetwelk niet kan geteld noch gerekend worden vanwege de menigte. Geef dan aan Uw knecht een verstandig hart om Uw volk te richten, verstandig onderscheidende tussen goed en kwaad; want wie zou dit Uw zwaar volk kunnen richten?USG3 443.3

    “Die zaak nu was goed in de ogen des Heren, dat Salomo deze zaak begeerd had. En God zeide tot hem: Daarom dat gij deze zaak begeerd hebt, en niet begeerd hebt voor u vele dagen, noch voor u begeerd hebt rijkdom, noch begeerd hebt de ziel uwer vijanden, maar hebt begeerd verstand voor u om rechtszaken te horen, zie, Ik heb gedaan naar uw woorden; zie, Ik heb u een wijs en verstandig hart gegeven, dat uws gelijke vóór u niet geweest is, en uws gelijke na u niet opstaan zal. Zelts ook wat gij niet begeerd hebt, heb Ik u gegeven, beide rijkdom en eer, dat uws gelijke niemand onder de koningen al uw dagen zijn zal.” Maar nu de voorwaarden: “En zo gij in Mijn wegen wandelen zult, onderhoudende Mijn inzettingen en Mijn geboden, gelijk als uw vader David gewandeld heett, zo zal Ik ook uw dagen verlengen.USG3 443.4

    “En Salomo waakte op, en zie, het was een droom; en hij kwam te Jeruzalem en stond voor de ark des verbonds des Heren, en offerde brandoffers, en bereidde dankoffers en maakte een maaltijd voor al zijn knechtén.” Verzen 8—15.USG3 444.1

    Allen die verantwoordelijke posities bekleden, moeten de les leren die ligt in het nederige gebed van Salomo. Zij moeten er altijd aan denken dat een positie nooit het karakter zal veranderen of de mens onfeilbaar zal maken. Hoe hoger de positie die iemand inneemt, hoe groter de verantwoordelijkheden die hij te dragen heeft, des te verstrekkender zal de invloed zijn die hij uitoefent en des te groter zijn behoefte om zich te verlaten op de wijsheid en de kracht Gods en het beste en heiligste karakter te ontwikkelen. Die in het werk Gods een verantwoordelijke positie aanvaarden, moeten altijd bedenken daf met de roeping tot dit werk God ze ook heeft geroepen, in alle omzichtigheid te wandelen voor Hem en voor hun medemensen. In plaats van het als hun plicht te zien te bevelen en te dicteren en te commanderen, moeten ze beseffen dat zij zelf leerlingen moeten zijn. Wanneer een verantwoordelijke arbeider in gebreke blijft om deze les te leren, dan hoe eerder hij van zijn verantwoordelijkheden wordt ontheven, des te beter dit voor hem en voor het werk Gods zal zijn. Positie zal nooit heiligheid en uitmuntendheid van karakter verlenen. Hij die God eert en Zijn geboden houdt, wordt zelf geëerd.USG3 444.2

    De vraag welke een ieder zich in alle ootmoed moet stellen, is: “Ben ik geschikt voor deze post? heb ik geleerd de weg des Heren te houden om gerechtigheid en gericht te doen?” Het aardse voorbeeld van de Heiland is ons gegeven opdat wij niet zouden wandelen in onze eigen kracht, maar daf een ieder zich moet zien, zoals Salomo dat uitdrukte, “als een klein jongeling”.USG3 444.3

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents