Go to full page →

HOOFDSTUK 24: DE BOODSCHAP VAN DE TWEEDE ENGEL EG 283

Toen de kerken weigerden om de boodschap van de eerste engel aan te nemen, verwierpen zij het licht uit de hemel, en waren Gode niet langer welgevallig. Zij vertrouwden op hun eigen kracht, en door zich tegen de eerste boodschap te kanten, plaatsen zij zichzelven daar, waar zij het licht van de boodschap van de tweede engel niet konden zien. Maar Gods geliefden, die verdrukt waren, namen de boodschap aan: “Babylon is gevallen!” en verlieten te kerken. EG 283.1

Nabij het einde van de boodschap van de tweede engel zag ik een groot licht uit de hemel op Gods volk schijnen. De stralen van dit licht schenan helder als de zon. Toen hoorde ik de stemmen van engelen uitroepen: “Ziet, de bruidegom komt; gaat uit Hem tegemoet!” EG 283.2

Dit was het middernachtelik geroep, dat kracht moest bijzetten aan de boodschap van de tweede engel. Er werden engelen uit de hemel gezonden om de ontmoedigde heiligen op te wekken, en hen voor te bereiden op het grote werk, dat hun te doen stond. De meest begaafde mannen waren niet de eersten om deze boodschap ann te nemen. Er warden engelen gezonden tot de eenvoudige, toegewijde mensen, welke zij drongen om de kreet aan ta heffen: “Ziet, de bruidegom komt, gaat uit Hem tegemoet!” Deganan aan wie hat geroep toevertrouwd werd, haastten zich en deden in de kracht des Heiligen Geestes de boodschap horen, en schudden hun ontmoedigde broeders en zusters wakker Dit werk was niet in de wijsheid en geleerdheid der mensen, maar in de kracht Gods; en Zijn heiligen, die het geroep hoorden, konden het niet weerstaan. Die het meest geestelik gezind waren, ontvingen de boodschap het eerst, en zij, die in het begin in het werk voorgegaan waren, waren de laatsten om het geroep van “Ziet, de bruidegom komt, gaat uit Hem tegemoet!” aan te nemen, en te doen aanzwellen. EG 284.1

In ieder deel van het land ontvingen de mensen licht over de boodschap van de tweede engel, en het geroep deed de harten van duizenden versmelten. Het ging van stad tot stad, en van dorp tot dorp, totdat het wachtende volk Gods volkomen wakker geschud was. In vele kerken werd de boodschap niet toegelaten, en een groot aantal, dat het levende getuigenis had, verliet deze gevallen kerken. Er werd een machtig werk gedaan door het middernachtelik geroep. De boodschap drong door tot het hart, en leidde er da gelovigen toe om ieder voor zichzelf een levende bevinding te zoeken. Zij begrepen dat de een niet op de ander steunen kon. EG 284.2

De heiligen wachtten vol verlangen op hun Heer met vasten, waken, en bijna voortdurend bidden. Enkele zondaren zelfs zagen de tijd met vrees tegemoet; maar de grote massa openbaarde de geest van Satan door hun tegenstand tegen de boodschap. Zij spotten en schimpten, en zeiden overal: “Van die dag en ura weet niemand.” Boze engelen zetten er hen toe aan om hun harten te verharden, en iedere straal van licht uit de hemel te verwerpen, opdat zij gevangen zouden worden in de valstrik van Satan. Velen, die beleden dat zij uitzagen naar Christus, namen gaen deel aan het werk van de boodschap. De heerlikheid Gods, wraar zij getuigen van geweest waren, de nederigheid en innige toewijding van de wachtenden, en het overweldigende gewicht van bewijzen, deed hen voorgeven, dat zij de waarheid aannamen; maar zij waren niet bekeerd; zij waren niet bereid om hun Heer te ontmoeten. EG 285.1

Overal voelden de heiligen een geest van kalm en ernstig gebed op hen rusten. Een heilige plechtigheid rustte op hen. Engelen gingen met de grootste belangstelling na, wat de uitwerking van de boodschap zijn zou; en voerden degenen, die hem ontvingen hoger op, hen aftrekkende van de dingen der aarde, ten einde hun meer te kunnen geven uit de grote voorraad van de fontein der zaligheid. Toen werd Gods volk door Hem aangenomen. Jezus zag met welgevallen op hen neer, want Zijn beeld werd door hen weerkaatst Zij hadden een volkomen offer gebracht, een algehele toewijding, en verwachtten om veranderd te worden in onsterflikheid. Maar zij waren bestemd om wederom droevig teleurgesteld te worden. De tijd, waar zij naar uitzagen, verlossing verwachtende, verstreek, zij waren nog steeds op de aarde, en de gevolgen van de vloek schenen nooit zichtbaarder dan juist toen. Zij hadden de dingen des hemels liefgehad, en hadden in zoete afwach'ing onsterflike verlossing gesmaakt; maar hun verwachting was niet verwezenlikt geworden. EG 285.2

De vrees, die velen van hen gevoed hadden, verdween niet ogenblikkelik; zij triomfeerden niet onmiddellik over de teleurgestelden. Maar toen zich geen zichtbaar teken van Gods toorn vertoonde, raakten zij de angst kwijt, welke zij gevoeld hadden, en begonnen te spotten en te schimpen. Gods volk werd wederom op de proef gesteld en getoetst. De wereld lachte, en bespotte en hoonde hen; en zij, die geloofd hadden, dat Jezus ongetwijfeld voor die tijd gekomen zou zijn om de doden op te wekken, de levende heiligen te veranderen, en het koninkrijk te aanvaarden, om het tot in eeuwigheid te bezitten, gevoelden hetzelfde als de discipelen bij het graf van Christus: “Zij hebben Mijn Heer weggenomen, en ik weet niet waar zij Hem gelegd hebben.” EG 286.1