ONZE Heiland zal wederkomen. Vóór Hij Zijn discipelen op aarde verliet, gaf Hij Zelf hun de belofte van Zijn wederkeer. JH 175.1
“Uw hart worde niet ontroerd,” zeide Hij; “in het huis Mijns Vaders zijn vele woningen.... Ik ga heen om u plaats te bereiden. En zoo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zoo kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben.” Joh. 14:1—3. JH 175.2
Ook liet Hij hen niet in twijfel aangaande de wijze van Zijn wederkomst. “Wanneer de Zoon des menschen zal komen in Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid; en voor Hem zullen alle volken vergaderd worden.” Matt. 25:31. 32. JH 175.3
Hij waarschuwde hen nauwkeurig tegen misleiding: “Zoo zij dan tot u zullen zeggen: Ziet, hij is in de woestijn; gaat niet uit; ziet, hij is in de binnenkammeren; gelooft het niet. Want gelijk de bliksem uitgaat van het Oosten en schijnt tot het Westen, alzoo zal ook de toekomst van den Zoon des menschen wezen.” Matt. 24:26, 27. JH 175.4
Deze waarschuwing is voor ons. Heden zijn er valsche leeraars, die zeggen: “Ziet, hij is in de woestijn.” en duizenden zijn naar de woestijn gegaan, in de hoop van Jezus daar te vinden. JH 175.5
Ook zijn er duizenden, die voorgeven gemeenschap te houden met de geesten der overledenen en zeggen: “Ziet, hij is in de binnenkameren.” Dit is het voorgeven van het Spiritisme. JH 176.1
Maar Jezus zegt ons: “Gelooft het niet; want gelijk de bliksem uitgaat van het Oosten en schijnt tot het Westen, alzoo zal ook de toekomst van den Zoon des menschen zijn.” JH 176.2
Toen Jezus ten hemel voer, zeiden de engelen tot de discipelen, dat Jezus zou “alzoo komen, gelijkerwijs” zij Hem naar den hemel hadden zien heenvaren. Hand. 1:11. Hij voer lichamelijk ten hemel en zij zagen het als Hij hen verliet en een wolk nam Hem weg voor hun oogen. En Hij zal terugkeeren, gezeten op een witte wolk en “alle oog zal Hem zien”. Openb. 1: 7. JH 176.3
De juiste dag en ure van Zijn wederkomen zijn niet geopenbaard. Jezus zeide eens tot Zijn discipelen, dat Hij Zelf de dag en het uur van Zijn tweede komst niet wist. Maar Hij noemde verschillende gebeurtenissen, die kort te voren aan Zijn wederkomst zouden voorafgaan. JH 176.4
“Er zullen teekenen zijn,” zeide Jezus, “in zon, en maan en sterren.” Luk. 21:25. En op een andere plaats zeide Hij nog duidelijker: “De zon zal verduisterd worden, de maan zal haar schijnsel niet geven en de sterren zullen van den hemel vallen.” Matt. 24:29. JH 176.5
“Op de aarde,” zeide Hij, “zal zijn benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven; en den menschen zal het hart bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen.” Luk. 26:25, 26. JH 176.6
“En dan zullen zij den Zoon des menschen zien, komende op de wolken des hemels, met groote kracht en heerlijkheid. En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het eene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve.” Matt. 24:30, 31. JH 177.1
Jezus heeft ons teekenen van Zijn wederkomst ge-geven, opdat wij mogen weten, wanneer het nabij is, voor de deur. Wanneer de boomen in het voorjaar weer nieuwe bladeren krijgen, dan weten wij, dat de zomer nabij is. Even zeker mogen wij weten, dat wanneer de teekenen in zon, maan en sterren verschijnen, Jezus’ komst nabij is. Matt. 24:32, 33. JH 177.2
Deze teekenen hebben reeds plaats gehad. Op 19 Mei 1780 werd de zon verduisterd. Deze dag is in de geschiedenis bekend als “de duistere dag”. In het Oostelijk gedeelte van Noord-Amerika was de duisternis zóó groot, dat men op vele plaatsen ‘s middags de kaarsen moest aansteken. En hoewel het volle maan was, gaf zij geen licht tot na middernacht. Velen geloofden, dat de dag des oordeels gekomen was. Een goede oplossing van de vraag omtrent de oorzaak van deze onnatuurlijke duisternis is nog nooit gegeven, behalve wat men vindt in de woorden van Jezus. De verduistering van zon en maan was een teeken van Zijn naderende wederkomst. JH 177.3
Op 11 Nov. 1833 had men het schoonste vertoon van vallende sterren, dat ooit door menschen is aanschouwd. Wederom geloofden duizenden dat de dag des oordeels aangebroken was. JH 177.4
Sedert dien tijd hebben aardbevingen, orkanen, vloedgolven, pestilenties, hongersnooden, verwoestingen door vuur en water zich vermenigvuldigd. Dit alles, met de “benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid”, verkondigt ons, dat de wederkomst des Heeren nabij is. JH 178.1
Van hen, die deze teekenen aanschouwden, zegt Jezus: “Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.” Matt. 24:34. 35. JH 178.2
“Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen tezamen met hen opgenomen worden, den Heere tegemoet in de lucht; en alzoo zullen wij altijd met den Heere wezen. Zoo dan, vertroost elkander met deze woorden.” 1 Thess. 4:16—18. JH 178.3
Jezus komt; Hij komt op de wolken en met groote heerlijkheid. Een menigte schitterende engelen zullen Hem vergezellen. Hij zal komen om de dooden op te wekken en de levende heiligen te veranderen van heer-lijkheid tot heerlijkheid. JH 178.4
Hij zal komen om hen te eeren, die Hem hebben liefgehad en Zijn geboden onderhielden; hen zal Hij tot Zich nemen. Hij heeft noch hen noch Zijn belofte vergeten. JH 178.5
De schakels der familiebanden zullen dan weer vereenigd worden. Wanneer wij stilstaan bij onze dooden, dan kunnen wij ons troosten met de gedachte aan dien blijden morgen, wanneer het geluid van de bazuin Gods; zal weerklinken, “de dooden onverderfelijk opgewekt en wij veranderd zullen worden.” 1 Kor. 15:52. JH 178.6
De tijd is nabij. Nog een korten tijd en wij zullen den Koning zien in Zijn schoonheid. Nog een korten tijd en Hij zal alle tranen van onze oogen afwisschen. Nog een korten tijd en Hij zal ons onstraffelijk stellen voor Zijn heerlijkheid in vreugde. Jud.:24. JH 179.1
Daarom zeide Hij, toen Hij de teekenen van Zijn komst gaf: “Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zoo ziet omhoog en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.” Luk. 21:28. JH 179.2