Christus vereenzelvigde Zich met de behoeften van Zijn volk. Hun noden en hun moeilijkheden waren de Zijne. Hij zegt: “Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd; Ik was naakt, en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en gij zijt tot Mij gekomen.” Mattheüs 25 : 35, 36. USG1 330.2
Gods dienstknechten moeten een hart vol tedere gevoelens en oprechte liefde hebben voor de navolgers van Christus. Zij moeten die diepe belangstelling manifesteren, die Christus uitbeeldde in de zorg van de herder voor het verloren schaap; zij moeten het voorbeeld, door Christus gegeven, navolgen, en diezelfde zachtheid en mededogen, en dezelfde tere, medelijdende liefde aan de dag leggen, die Jezus betoonde tegenover ons. USG1 331.1
De grote, zedelijke krachten van de ziel zijn geloof, hoop en liefde. Indien deze op non-actief zijn gesteld, dan mag een dienstknecht Gods nog zo vurig en ijverig zijn, maar zijn werk zal door God niet aangenomen worden en voor de gemeente niet veel goeds uitwerken. Een dienstknecht van Christus, die de plechtige waarheid van God aan het volk uitdraagt, moet altijd eerlijk handelen, de genade liefhebben en ootmoedig wandelen voor God. De geest van Christus in het hart zal elke kracht der ziel aanzetten om als een gelovige, trouwe herdér de schapen Zijner weide te voeden en te beschermen. Liefde is de gouden keten, die de harten der gelovigen verbindt in trouwe vriendschap, tederheid en loyale duurzaamheid, en die ook de ziel met God verbindt. USG1 331.2
Er is onder de broederen een beslist gebrek aan liefde, medeleven en teer mededogen. De arbeiders van Christus zijn te koud en te harteloos. Hun harten gloeien niet van teder medelijden en vurige liefde. De zuiverste en meest verheven Gode bewezen toewijding is die, welke aan de dag gelegd wordt in de vurigste verlangens en pogingen om zielen te winnen voor Christus. De oorzaak dat arbeiders, die de tegenwoordige waarheid verkondigen, niet meer succes hebben, ligt daarin dat ze tekort schieten, grotelijks te korf schieten in geloof, hoop en liefde. Op ons pad ontmoeten we en zullen we ook moeten dragen moeilijkheden en verwikkelingen, zelfverloochening en stille beproevingen des harten. Daar zullen smart en tranen zijn over onze zonde; daar zal een voortdurend worstelen en waken zijn, vermengd met verwijten en schaamte over onze tekortkomingen. USG1 331.3
Laten de arbeiders des kruises van onze Heiland hun ervaring in deze dingen niet vergeten; maar laten ze altijd gedenken dat ze slechts mensen zijn, blootstaande aan dwaling, met dezelfde driften als hun broeders; en wanneer ze hun broeders helpen, dan moeten ze volhar-den in hun poging om hen goed te doen, hun harten gevuld hebbende met liefde en medelijden. Zij moeten tot de harten van hun broeders komen, en hen helpen waar ze zwak zijn en ‘t meest hulp nodig hebben. Zij, die arbeiden in woord en leerstelling, moeten hun eigen koud, trots, ongelovig hart breken, wanneer ze datzelfde bij hun broeders willen zien gebeuren. USG1 332.1
Christus heeft alles voor ons gedaan omdat we hulpeloos waren; we waren gebonden met ketenen der duisternis, zonde en wanhoop, en konden derhalve niets voor onszelf doen. Het is doorhet beoefenen van geloof, hoop en liefde, dat we de maatstaf van volmaakte heiligheid meer en meer benaderen. Onze broeders voelen diezelfde meelij-verwekkende behoefte aan hulp, die wij hebben ervaren. Wij moeten hun het leven niet zwaarder maken door een onnodige censuur, maar moeten de liefde van Christus ons laten dringen om medelijdend, en medevoelend te zijn, zodat we over de dwalenden en van God afgekeerden tranen storten. De ziel is van een oneindige waarde. Haar waarde kan alleen geschat worden naar de prijs voor haar verlossing betaald. Golgotha! Golgotha! Golgotha! zal de juiste waarde der ziel aan het licht brengen. USG1 332.2
Milde maatstaven, zachte antwoorden en vriendelijke woorden zijn veel beter geëigend om te hervormen en te redden dan gestrengheid en hardheid. Wat al te veel onvriendelijkheid kan de mensen buiten uw bereik plaatsen, terwijl een tegemoet komende geest het middel zou zijn om hen aan u te verbinden, en dan zoudt ge hen op de goede weg kunnen helpen. Gij moet u ook door een vergevensgezinde geest laten leiden en vertrouwen schenken aan elke goede opzet en actie van hen uit uw omgeving. — 1876, Vol. 4, blz. 65. USG1 332.3
* * * * *