Paulus ziet zijn foutieve ijver en roept uit: “Here, wat wilt Gij, dat ik doen zal?” Handelingen 9 : 6. Jezus openbaarde hem toen en te dier plaatse niet het werk, dat Hij voor hem bestemd had, wat Hij toch had kunnen doen. Paulus moest onderricht worden in het Christelijke geloof en met begrip handelen. Christus stuurt hem juist naar de discipelen, die hij zo bitter had vervolgd om van hen te leren. Het licht van de lichtstraal des hemels had Paulus blind gemaakt; maar Jezus, de grote Heelmeester der blinden, herstelt dat niet. Hij beantwoordt de vraag van Paulus aldus: “Sta op, en ga in de stad, en u zal aldaar gezegd worden wat gij doen moet.” Jezus kon Paulus niet enkel hebben genezen van zijn blindheid, maar Hij kon zijn zonden vergeven en hem zijn taak gezegd hebben, door hem de nieuwe weg uit te stippelen; maar in Paulus’ bekering tot de waarheid, schonk Hij hem geen ervaring, zonder Zijn pas georganiseerde gemeente op aarde daarin te kennen. USG1 406.1
Het wonderlijke licht, dat Paulus bij die gelegenheid gegeven was, verwonderde en verwarde hem. Hij was geworden als een lam. Dit onderdeel van het werk kon de mens niet voor Paulus verrichten, maar er moest nog iets gedaan worden wat de dienstknechten van Christus wèl konden doen. Voor een verdere omschrijving van zijn taak stuurt Jezus hem naar Zijn vertegenwoordigers in de gemeente. Zo verleent Hij autoriteit en bekrachtiging aan Zijn georganiseerde gemeente. Christus had het openbarend en overtuigend werk gedaan en nu was Paulus in een toestand om te leren van diegenen, die God had verordineerd om de waarheid te onderwijzen. Christus leidt Paulus tof Zijn uitverkoren dienstknechten, en brengt hem aldus in verbinding met Zijn gemeente. USG1 406.2
Juist die mannen, die Paulus had willen vernietigen, moesten hem onderricht geven en wel in de godsdienst, die hij had veracht en vervolgd. Drie dagen at hij niets en zag hij niets, maar wachtte op de mannen, die hij in zijn blinde ijver van de aarde had willen wegvagen. Hier brengt Jezus Paulus in contact met Zijn vertegenwoordigers op aarde. De Here gaf Ananias in een gezicht te kennen om te gaan naar een zeker huis in Damascus en daar te informeren naar Saulus van Tarsen: “want zie hij bidt.” USG1 406.3
Nadat Saulus gezegd was naar Damascus te gaan, werd hij geleid door de mannen, die hem vergezelden om mee te helpen de discipelen gevankelijk naar Jeruzalem te vervoeren, ten einde daar verhoord en gedood te worden. Saulus krijgt onderdak bij Judas in Damascus, waar hij zijn tijd doorbrengt met vasten en bidden. Hier werd het geloof van Saulus getoetst. Drie dagen vroeg hij zich af, wat van hem gevraagd werd, en drie dagen kon hij niets zien. Hem was gezegd naar Damascus te gaan, want daar zou hem verteld worden wat hij doen moest. Hij verkeert in onzekerheid en vurig schreeuwt zijn ziel tot God. USG1 407.1
Een engel wordt gezonden naar Ananias met de boodschap dat hij naar een bepaald huis moet gaan, waar Saulus bidt om nader licht in hetgeen hem te doen staat. De hovaardij van Saulus behoort tot het verleden. Even tevoren was hij vol zelfvertrouwen, in de stellige over-tuiging dat hij een goed werk deed, waarvoor hij beloond zou worden; maar nu is alles veranderd. Hij ligt geknield en tot in het stof vernederd door berouw en schaamte, en vurig is zijn smeekbede om vergiffenis. In dit verband zei de Here door Zijn engel tot Ananias: “Zie, hij bidt.” De engel vertelt de dienstknecht Gods dat hij Saulus in een gezicht een man heeft getoond, Ananias genaamd, die inkwam en hem zijn hand oplegde, opdat hij wederom zou zien. Ananias kan de woorden van de engel nauwelijks geloven, en herhaalt wat hij gehoord heeft van Saulus’ bittere vervolging der heiligen te Jeruzalem. Maar het bevel aan Ananias is ge-biedend: “Ga heen; want deze is Mij een uitverkoren vat om Mijn Naam te dragen voor de heidenen, en de koningen, en de kinderen Israëls.” Vers 15. USG1 407.2
Ananias gehoorzaamde de aanwijzing van de engel. Hij legde zijn handen op de man, die kort tevoren nog bezield was met een geest van de diepste haat, blazende dreiging en moord tegen allen, die geloofden in de naam van Christus. Ananias zei tot Saulus: “Saul, broeder, de Here heeft mij gezonden, namelijk Jezus, Die u verschenen is op de weg, die gij kwaamt, opdat gij weder ziende en met de Heilige Geest vervuld zou worden.” Verzen 17, 18. USG1 407.3
Jezus had al dit werk voor Paulus rechtstreeks kunnen doen, maar dit was niet Zijn bedoeling. Paulus had nog iets te doen in de lijn der belijdenis tegenover de mannen, wier vernietiging hij beoogd had, en God wilde een verantwoordelijk werk laten doen door de mannen, die Hij gesteld had om namens Hem te handelen. Paulus moest nog de nodige stappen doen, die nodig zijn na de bekering. Van hem werd geëist dat hij zich zou verenigen juist met die mensen, die hij vanwege hun godsdienst had vervolgd. Christus geeft hier geheel Zijn volk een voorbeeld van Zijn werkwijze voor de zaligheid der mensen. De Zone Gods vereenzelvigt Zich met de functie en de autoriteit van Zijn georganiseerde gemeente. Zijn zegeningen zouden komen door de middelen, die Hij verordineerd had, aldus de mens in contact brengende met het kanaal, waardoor Zijn zegeningen vloeien. Al vervolgde Paulus ook uit volle gewetensovertuiging de heiligen, zo neemt dat bij hem de schuld niet weg, wanneer hij door de Geest van God inzicht krijgt hoe wreed zijn werk was. Hij moet een leerling van de discipelen worden. USG1 408.1
Hij leert dat Jezus, die hij in zijn verblinding had beschouwd als een bedrieger, inderdaad de maker en het fundament is van de gehele godsdienst van Gods uitverkoren volk vanaf Adams tijd, en de voleinder des geloofs, hetgeen zijn verlichte ogen nu zo duidelijk onderscheiden. Hij zag Christus als de verdediger der waarheid, de vervuiler van al de profetieën. Van Christus had hij gedacht dat Deze de wet van God van nul en gener waarde wilde maken; maar toen zijn geestelijke visie werd aangeraakt door de vinger Gods, leerde hij van de discipelen dat Christus was de ontwerper en het fundament van het gehele Joodse offerstelsel, dat in de dood van Christus beeld en tegenbeeld elkander ontmoetten, en dat Christus in de wereld gekomen was speciaal met het doel Zijns Vaders wet te vervullen. USG1 408.2