Go to full page →

HET GETUIGENIS VAN EEN EENSGEZINDE GEMEENTE USG1 462

Wanneer de wereld een volmaakte harmonie ziet bestaan in de gemeente Gods, dan zal dat voor hen een machtig bewijs zijn ten gunste van de Christelijke godsdienst. Verdeeldheid, ongelukkige verschillen en beuzelingen in de gemeente onteren onze Verlosser. Dit alles kan vermeden worden wanneer het eigen-ik onderworpen wordt aan God en Jezus’ navolgers de stem van de gemeente gehoorzamen. Ongeloof suggereert dat persoonlijke onafhankelijkheid ons aanzien vermeerdert, dat het zwakheid is, wanneer we onze eigen ideeën aangaande wat goed en recht is, onderwerpen aan de beslissing van de gemeente; maar het toegeven aan zulke gevoelens en inzichten is gevaarlijk en zal ons storten in wetteloosheid en verwarring. Christus zag dat eenheid en Christelijke verbondenheid noodzakelijk waren voor het werk Gods, daarom legde Hij dat Zijn discipelen op. En de geschiedenis der Christenheid heeft vanaf die tijd tot nu toe afdoend bewezen dat enkel en alleen in eenheid kracht ligt. Laat men het persoonlijke oordeel onderwerpen aan de autoriteit van de gemeente. USG1 462.1

De apostelen voelden de noodzakelijkheid van absolute eenheid, en daarnaar streefden zij in alle ernst. Paulus vermaande zijn broeders met deze woorden: “Maar ik bid u, broeders, door de Naam van onze Here Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt, en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in een zelfde zin en in een zelfde gevoelen”. 1 Korinthe 1 : 10. Hij schreef ook aan zijn Filippensen-broeders: “Indien er dan enige vertroosting is in Christus, indien er enige troost is der liefde, indien er enige gemeenschap is des Geestes, indien er enige innerlijke bewegingen en onttermingen zijn; zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één ge-moed en van één gevoelen zijnde. Doet geen ding door twisting of ijdele eer, maar door ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelven. Een iegelijk zie niet op het zijne, maar een iegelijk zie ook op hetgeen der anderen is. Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was.” Filippensen 2 : 1—5. USG1 462.2

Aan de Romeinen schreef hij: “Doch de God der lijdzaamheid en der vertroosting geve u, dat gij eensgezind zijt onder elkander naar Christus Jezus, opdat gij eendrachtelijk, met één mond, moogt verheerlijken de God en Vader van onze Here Jezus Christus. Daarom neemt elkander aan, gelijk ook Christus ons aangenomen heeft, tot de heerlijkheid Gods”. Romeinen 15 : 5—7. “Weest eensgezind onder elkander. Tracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven.” Romeinen 12:16. Petrus schreef aan de gemeenten in de verstrooiing: “Eindelijk, zijt allen eensgezind, medelijdend, de broeders liefhebbende, met innerlijke barmhartigheid bewogen, vriendelijk; vergeldt niet kwaad voor kwaad of schelden voor schelden, maar zegent daarentegen; wetende, dat gij daartoe geroepen zijt, opdat gij zegeningen zoudt beërven.” 1 Petrus 3 :8, 9. USG1 463.1

En Paulus, in zijn epistel aan de Korinthiërs, zegt: “Voorts, broeders, zijt blijde, wordt volmaakt, zijt getroost, zijt eensgezind, leeft in vrede; en de God der liefde en des vredes zal met u zijn”. 2 Korinthe 13 : 11. USG1 463.2

Zo ver als mogelijk is, moet gij in harmonie zijn met uw broeders en zusters. Gij moet uzelven aan God overgeven en ophouden met die hardheid en neiging om te vitten. Gij moet uw eigen geest uitbannen en daarvoor in de plaats stellen de geest van de zachtmoedige Heiland. Kom en grijp Zijn hand, dat de aanraking u mag electriseren en u met de gezegende eigenschappen van Zijn USG1 463.3

1876, Vol. 4, blz. 65, 66 eigen vlekkeloos karakter mag bedélen. Gij moogt uw harten open stellen voor Zijn liefde en u door Zijn macht laten hervormen, terwijl Zijn genade uw sterkte is. Dan zult gij een krachtige invloed ten goede uitoefenen. Uw morele kracht zal opgewassen zijn tegen de zwaarste karaktertoets. Uw onkreukbaarheid zal zuiver en geheiligd zijn. Dan zal uw licht doorbreken als de morgen. —1876, Vol. 4, blz. 63.

De godsdienst van Christus verlangt niet dat we onze karakteridentiteit verliezen, maar dat we ons in enige mate aanpassen aan de gevoelens en zienswijzen van anderen. Heel waf mensen kunnen toetreden tot een bepaald geloofsverband, wier opinie’s, gewoonten, en gevoelens in aangelegenheden, het tijdelijke betreffend, hief harmoniëren; maar wanneer de liefde van Christus in. hun harten brandt en zij vooruit zien naar dezelfde hemel als hun eeuwig tehuis, zullen zij de zoetste en intelligentste gemeenschap met elkander smaken, en zullen ze de wonderlijkste éénheid vormen. Er zijn nauwelijks twee mensen, wier beleven in alle opzichten precies eender is. De beproevingen van de een behoeven niet de beproevingen van een ander te zijn en altijd moeten uw harten openstaan vóór een vriendelijk medevoelen, en overvloeien van de liefde, die Jezus koesterde voor al Zijn broeders. . USG1 464.1