Het is allerdwaast te wachten met de voorbereiding voor het toekomstige leven tot bijna het laatste uur van dit tijdelijke. Het is eveneens een grove fout te wachten met het beantwoorden der eisen Gods ten aanzien van onze milddadigheid voor Zijn werk tot de tijd komt dat ge uw rentmeesterschap aan anderen overdraagt. Degenen, aan wie ge uw talenten in de vorm van geldmiddelen toevertrouwt, zullen mogelijk daarvan niet zo ', n goed gebruik maken als gij gedaan hebt. Hoe durven welgestelden zulke grote gevaren lopen! Die tot hun dood wachten alvorens zij een schikking treffen aangaande hun bezit, geven dit veeleer over aan de dood dan aan God. Zo doende handelen velen in lijnrechte tegenstelling met het plan Gods, dat duidelijk geopenbaard is in Zijn Woord. Willen ze goed doen, dan moeten ze de tegen-woordige gulden ogenblikken benutten en met al hun kracht arbeiden, als vreesden ze de gunstige kans voorbij te laten gaan. USG1 579.2
Die de plicht kennen maar toch verzaken door aan Gods rechten op hen in dit leven niet te voldoen en die hun geweten in slaap wiegen met de berekening dat ze het wel door een legaat na hun dood in orde zullen maken, zullen geen goedkeurende woorden van hun Meester ontvangen, noch een beloning. Ze beoefenden geen zelfverloochening maar hielden zelfzuchtig hun geld vast zo lang ze maar konden en gaven ze pas toen de dood er aanspraak op maakte. Wat velen maar uitstellen tot ze aan de avond van hun leven staan, zouden ze, wanneer ze werkelijk Christenen waren, doen wanneer ze nog in de kracht van hun leven zijn. Ze zouden zichzelf en hun eigendom aan God wijden, en, terwijl ze dan werkelijk als Zijn rentmeesters handelden, zouden ze de voldoening hebben hun plicht te doen. Door hun eigen testament-executeurs te worden, zouden ze zelf aan de rechten Gods voldoen, in plaats van de verantwoordelijkheid op anderen te schuiven. USG1 580.1
Wij moeten onszelven beschouwen als rentmeesters van ‘s Heren bezit en God als de voornaamste eigenaar, aan Wie we Zijn eigendom teruggeven wanneer Hij dat zal opeisen. Wanneer Hij zal komen om het Zijne met woeker in ontvangst te nemen, zullen de hebzuchtigen zien, dat, in plaats van de hun toevertrouwde talenten vermenigvuldigd te hebben, ze over zichzelf de vervloe-king hebben gebracht, die uitgesproken wordt over de onnutte dienstknechten. USG1 580.2
Het is de bedoeling Gods dat de dood van Zijn dienstknechten zal beschouwd worden als een verlies uit hoofde van de invloed ten goede, die ze uitoefenden en de vele vrijwillige offers die ze brachten om het schathuis Gods te vullen. Legaten na de dood zijn maar een miserabel vervangingsmiddel van milddadigheid tijdens het leven. De dienstknechten Gods moesten elke dag hun testament maken door goede werken en milde gaven aan God. Ze mogen niet toestaan dat het bedrag, dat ze aan God geven, naar verhouding klein is in vergelijk met hetgeen ze zichzelven toekennen voor eigen gebruik. Wanneer ze elke dag hun testament maken, zullen ze die objecten en vrienden gedenken, die in hun affecties de grootste plaats innemen. Hun beste vriend is Jezus. Hij onthield hun niet Zijn eigen leven, maar werd om hunnentwille arm, opdat zij door Zijn armoede rijk zouden worden. Hem komt het gehele hart toe, het bezit, alles wat ze hebben en zijn. USG1 580.3
Maar vele belijdende Christenen wijzen de rechten van Jezus in dit leven af, en beledigen Hem door Hem na hun dood enkel een aalmoes te geven. Laten allen die tot deze groep behoren, bedenken, dat dit beroven van God niet is een impulsieve daad, maar een wel-overwogen plan, dat ze onderstrepen door te zeggen: “Gezond van geest zijnde”. Na de zaak van God bedriegelijk tekort gedaan te hebben tijdens het leven, plegen ze de fraude nog eens na hun dood. En dat gebeurt wanneer ze over al de vermogens des geesfes fen volle beschikken. Velen vleien zich met zo ', n testament rustig de dood te kunnen ingaan. Hun testament is een onderdeel van hun voorbereiding op de dood en is zo gesteld dat hun bezittingen hun stervensuren niet zullen verstoren. Kunnen deze vol vreugde denken aan de eis, die hun zal gesteld worden om rekenschap af te leggen van hun rentmeesterschap? USG1 581.1
Wij moeten allen in dit leven rijk zijn in goede werken, willen we het toekomstige, onsterfelijke leven verkrijgen. Wanneer het gerecht zal plaats nemen en de boeken geopend zullen worden, zal een iegelijk loon naar werken ontvangen. Vele namen staan ingeschreven in het ledenregister der gemeente, die in het Grootboek des Hemels genoteerd staan wegens beroving. En wanneer deze zich niet bekeren en onbaatzuchtig voor de Meester gaan arbeiden, zullen ze zeer zeker delen in de verdoe-ming van de ontrouwe rentmeester. USG1 581.2
Het gebeurt vaak dat een actief zakenman zonder een enkele waarschuwing ineens uit het leven wordt weggerukt; en gaat men dan zijn zaken na, dan constateert men een volmaakte wanorde. In hun pogen om de zaak te ontwarren, eten de advocaten een groot deel, zo niet alles, van het bezit op, terwijl zijn vrouw en kinderen en de zaak van Christus beroofd worden. Die getrouwe rentmeesters zijn over des Heren middelen, zullen precies weten hoe ze ervoor staan, en, als verstandige mensen, zullen ze voorbereid zijn op enig onheil dat hun kan overkomen. Wanneer hun genadetijd plotseling zou wor-den afgesloten, zouden ze degenen, die na hun dood hun zaken moeten regelen, niet voor zulke grote moeilijkheden plaatsen. USG1 581.3
Velen maken zich geen zorg over het maken van hun testament, wanneer ze ogenschijnlijk een goede gezondheid genieten. Maar onze broeders moeten deze voorzorg treffen. Ze moeten weten hoe ze er financieel voor staan en mogen niet toestaan dat hun zaak in de war loopt. Ze moeten hun bezit zo beheren, dat ze dit elk ogenblik kunnen achter laten. USG1 582.1
Testamenten moeten zo gemaakt worden dat ze aan de wet voldoen. Nadat ze zijn opgesteld, kunnen ze jaren lang opgeborgen blijven en het hindert niet, wanneer men af en toe met schenkingen door gaat wanneer het werk dat nodig heeft. USG1 582.2
Broeders en zusters, de dood zal niet één dag eerder komen omdat ge uw testament hebt gemaakt. Wanneer ge uw bezit door testamentaire beschikking aan uw verwanten nalaat, denkt er dan aan dat gij Gods zaak niet vergeet. Gij zijt Zijn tussenpersonen, aangesteld over Zijn goed; en Zijn rechten moeten uw eerste aandacht hebben. Vanzelfsprekend zullen een vrouw en kinderen niet aan het gebrek worden overgelaten; voorziening moet getroffen worden zo hun omstandigheden dat wenselijk maken. Maar plaatst niet in uw testament, omdat dit gewoonte is, een lange lijst van verwanten, die niet in behoeftige omstandigheden verkeren. USG1 582.3
Denkt er steeds aan dat het tegenwoordige gebruik om over het eigendom te beschikken niet Gods plan is, maar een menselijk bedenksel. Christenen moeten als hervormers optreden en met deze huidige gewoonte breken door aan het maken van testamenten een geheel nieuw aspect te geven. Laat steeds de gedachte overheersen dat het des Heren goed is, wat ge beheert. In deze aan gelegenheid is de wil van God wet. Indien een mens u tot executeur van zijn nalatenschap had benoemd, zoudt ge dan niet het testament van de erflater nauwkeurig bestuderen, opdat het kleinste bedrag niet verkeerd toegekend zou worden? Uw hemelse Vriend heeft u goederen toevertrouwd en u Zijn wilsbeschikking gelaten hoe die gebruikt moeten worden. Wanneer deze wilsbeschikking bestudeerd wordt met een onzelfzuchtig hart, zal wat God toebehoort niet in verkeerde handen komen. Des Heren zaak is schandelijk verwaarloosd, ter-wijl Hij de mensen voldoende middelen heeft verschaft om in elke moeilijkheid te voorzien, wanneer hun hart enkel dankbaar en gehoorzaam was geweest. USG1 582.4