Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Hoofdstuk 11—ALGEMEENE GEZONDHEIDSREGELEN.

    Volgens Gods wil moet de mensch werkzaam en nuttig zijn. Veler leven is echter nauwelijks meer dan een nutteloos bestaan en inplaats het pad hunner medemenschen te verlichten en hen tot zegen te zijn, zijn ze integendeel slechts een last. Hun invloed ten goede is gelijk nul, want zelden vroolijkt eene onbaatzuchtige handeling hun leven op. Bij hun dood laten zij geen enkele aangename herinnering achter, omdat zij nooit iets goeds deden, dat eenen blijvenden indruk op hun vrienden heeft kunnen maken. Zulk een leven is een treurige misslag en slechts een ontrouwe rentmeester, die vergeet, dat zijn Schepper rechten op hem heeft, kan zulk een leven leiden. Zelfzuchtige gedachten houden hem bezig en sporen hem aan, den Heere en diens doel met de schepping des menschen te vergeten. God plaatste Adam en Eva in het paradijs, gaf hen alles, wat nuttig en aangenaam was, legde voor hen een schoonen tuin aan, waarin het niet aan boomen, bloemen noch andere gewassen ontbrak, die tot sieraad of tot gebruik dienstig waren. Het heerlijke Eden vroolijkte hun zin wel op; maar dit was niet voldoende; zij moesten iets hebben, om het wonderbare mechanisme van het menschelijk leven in werking te brengen. Wanneer de gelukzaligheid daarin bestond, niets te doen, zoo ware de mensch in zijn onschuld zonder arbeid gelaten. Maar Hij, die den mensch schiep wist, wat tot zijne groote gelukzaligheid diende, en zoodra Hij hem schiep, gaf Hij hem ook zijn bepaald werk. Een leven van nuttigen arbeid is bepaald noodzakelijk voor het lichamelijke, geestelijke en zede-lijke welzijn der menschen.CG 128.1

    God heeft ons allen arbeid toegedeeld, en als wij onze verschillende plichten nakomen, zal ons leven nuttig zijn en wij zullen den zegen ontvangen. „Zijt niet traag in het benaarstigen” (Rom. 12: 11), is de vermaning van den Apostel Paulus. Op eenen oogst te wachten, als men niet gezaaid heeft, ware even ongerijmd, als op de zaligheid te hopen, terwijl men zich aan traagheid en nalatigheid overgeeft. Tot loopen helpt niet altijd vlug zijn en tot strijden niet altijd sterk zijn, maar „die met eene bedriegelijke hand werkt wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk.” Spr. 10: 4. Wie in zijn beroep vlijtig is, mag misschien niet altijd geluk hebben, maar slaperigheid en luiheid bedroeven zeker Gods Geest en vernietigen de ware vreeze Gods. Stilstaand water wordt spoedig stinkend; maar eene reine vlietende beek verspreidt gezondheid en vreugde, waar hij vliet.CG 129.1

    “Velen houden rijkdommen en lediggang voor een grooten zegen; maar werkelijk zijn zij de gelukkigsten, die met vreugde aan hun dagelijksch werk gaan, en ze genieten ook daarbij de beste gezondheid. De vermoeidheid, die op een goed gepast werk volgt, verzekert hun den zegen van een verfrisschenden gezonden slaap. Het bevel, dat de mensch voor zijn dagelijksch brood moet werken, en de belofte der toekomstige zaligheid en heerlijkheid kwamen beide van denzelfden troon en dienen beide ten zegen.CG 129.2

    Rijkdom en vrije tijd zonder bepaald doel in het leven zullen weinig opwekking tot geestelijke en lichamelijke werkzaamheid geven. Op deze wijze verliest menige vrouw hare gezondheid en wordt gedwongen, in een gesticht hulp te zoeken. Hier worden verpleegsters tegen hoog loon aangesteld, om de door ledigheid verzwakte spieren te wrijven. Wat een dwaasheid! Hoe veel verstandiger en beter ware het wanneer oude en jonge vrouwen de stem van het gezond menschenverstand en de natuurwetten gehoor schonken, al moesten zij ook spot en hoon van den kant der vereerders der mode verdragen. Wanneer onze niet werkzame dochters met alle vreugde de huiselijke plichten vervulden, dan konden zij nuttige, tevredene leden der menschelijke maatschappij worden. Voor velen is huiswerk een meer nuttige en werkzame „bewegingskuur” dan de beste uitvindingen van doctoren en artsen.CG 130.1

    In het gedrag en uiterlijk van menig jongeling en jongedochter openbaart zich helaas te dikwijls het gebrek aan begrip van een ernstig doel en zedelijke zelfstandigheid. Zich te kleeden, te rooken, onzin uit te kramen en de hartstochten bij vermaken den vrijen teugel te laten, is bij velen, die zich Christenen noemen, het idiaal van ware gelukzaligheid. Het is treurig, dat de tijd zoo nutteloos verkwist wordt. Uren, die tot onderzoek van den Bijbel of tot goede werken gebezigd moesten worden, worden nog slechter besteed, dan met nietsdoen. Het leven werd ons tot een waar heilig doel gegeven en het is te kostbaar, om op zulk eene wijze verkwist te worden. Ik bid u, die den naam van Christus draagt, beproeft uwe harten en oordeelt over u zelf. Bemint gij het vermaak niet meer dan God en uwe medemenschen? Er is veel te doen; overal zijn er zielen te redden. Er is overal strijd en een eeuwig leven wenkt ons als heerlijk loon. Het verstand moet door alle ten dienste staande middelen gesterkt en met de schatten der hemelsche wijsheid verrijkt worden. Dan kunt gij in de kracht Gods een edel werk voor den Heere doen.CG 130.2

    Het ligt in de bedoeling van God, dat allen werken zullen en op hen, die daartoe het meest geschikt en de beste gelegenheid hebben, rust de zwaarste verantwoording. Hun zal het scherpste oordeel treffen, wanneer ze met de hen toevertrouwde talenten ontrouw omgaan. Zelfs de lastdieren beschamen de luiaards, die weigeren hun deel in het groote werk Gods te vervullen, ofschoon zij met verstand begaafd zijn en den Goddelijken wil kennen.CG 131.1

    Wijl velen niets doen en het versmaden, zelf te denken of te handelen, moeten sommigen zich overwerken. Eerstgenoemden hebben geen lust uit het oude spoor der gewoonte en dwaling te gaan; door hun verkeerde handelwijze verhinderen zij de vooruitgang en dwingen hen, die de banier des rechts hoog houden, tot nog meerdere heldhaftige inspanning. Ernstige en trouwe arbeiders vermoeden zich uit gebrek aan eene behulpzame hand en bezwijken ten laatste onder hunnen tweeledigen last. Hunne graven zijn wegwijzers op het steile pad der heilzame hervorming. Want geluk en ware levensvreugde worden slechts gevonden bij een werkzaam man en eene vlijtige vrouw. De arbeid beloont zich zelf, en zoet is de rust na eene zware dagtaak. Maar er is ook eene zich zelf opgelegde, schadelijke en bepaald onbevredigende arbeid, wanneer men namelijk eene ongeheiligde eerzucht tracht te bevredigen en aanzien en naam zoekt te verkrijgen. De zucht om rijk te worden of te schitteren verleidt duizenden, om het geen recht en billijk is, te overdrijven. Zij verbruiken alle kracht van geest en lichaam voor iets, waartoe slechts een deel van hun tijd besteed moest worden. Hun geheele streven is slechts, zich eer of rijkdom te verwerven en al het overige neemt bij hen de tweede plaats in. Onvermoeid werken zij jaar in, jaar uit, om hun doel te bereiken; is het echter eenmaal bereikt en de verwachte belooning verkregen, zoo verandert het tot stof in hunne hand; het is alles slechts eene schaduw. Zij hebben hun leven aan nuttelooze dingen besteed.CG 131.2

    Elke levensroeping die goed en eerlijk is, kan men gerust volgen, wanneer de geest van zelfzuchtige verwachtingen, bedrog en nijd onbevlekt blijft. Het beroepsleven van een Christen moet van dezelfde reinheid getuigen, die in de werkplaats van Jezus van Nazareth heerschte. Arbeidzame mannen en vrouwen, die in geloof en hoop hun levensberoep op zich nemen, vinden dat, wat in dit leven goed en edel is. Gij, die u geduldig aan uw werk wijdt, bedenkt steeds, dat zij, die de Heiland uitkoos, om met Hem aan het verlossingsplan te werken, krachtige, vlijtige arbeiders waren, visschers uit Galileä en tentmakers te Corinthe. Van deze nederige mannen ging eene kracht uit, die door alle eeuwigheid werkt. CG 132.1

    De engelen zijn arbeiders, zij zijn boden Gods en dienen de menschen. Luie dienstknechten, die gelooven dat er in den Hemel niets te doen valt, hebben een slecht begrip van wat de Hemel is. De Schepper heeft geene plaats bereid ter bevrediging van zondigen lediggang. In den Hemel heerscht werkzame liefde; maar aan allen die vermoeid en belast zijn en den goeden strijd des geloofs gestreden hebben, zal Hij eene heerlijke rustplaats aanbieden. Daar zullen zij de verjongende kracht der onsterfelijkheid ontvangen en niet meer tegen den Satan en de zonde hebben te kampen. Voor deze werkzame arbeiders zou eene toestand van eeuwige lediggang onaangenaam en geen hemel zijn. Het door Christus aangewezen pad van bezigheid of arbeid mag bezwaarlijk en vermoeiend zijn, maar het volgen der voetstappen des Verlossers verheerlijkt hen, en wie op dezen heiligen weg wandelt, gaat zeker.CG 133.1

    Velen meenen, dat wanneer zij hunne geestelijke en lichamelijke krachten overspannen hebben of wanneer zij geestelijk of lichamelijk gebroken zijn, zij slechts hun werk moeten opgeven, om hunne gezondheid terug te verkrijgen. Dit is echter eene groote dwaling. In weinig gevallen is geheele rust noodig; veelal zal zulk eene groote verandering slechts schadelijk werken.CG 133.2

    De door ingespannen hoofdarbeid afgematten moeten van hun vermoeiend denken rusten. Maar wanneer men hen zegt, dat het hun schadelijk of zelfs gevaarlijk is, om hunne geestkrachten eenigszins in te spannen, zoo komen zij daardoor op de gedachte, dat hunne toestand veel erger is, dan zij in werkelijkheid is. Zij worden zenuwachtig, en worden spoedig zich zelf en anderen, die voor hen zorgen moeten, tot last. In zulk eene gemoedstoestand is hunne genezing zeer bedenkelijk.CG 133.3

    Heeft iemand zijne lichamelijke krachten te veel ingespannen dan moet men hem niet aanraden, het werk geheel te laten liggen. Wanneer hij geheel werkeloos blijft, zal dit in vele gevallen voor zijn herstel hinderlijk zijn. De wil werkt met den handenarbeid samen en wanneer de wilskracht werkeloos is, komt het gemoed in eenen abnormalen toestand, die het den lijder onmogelijk maakt de ziekte te weerstaan. In zulk eenen gemoedstoestand is niets doen het grootste kwaad, dat iemand kan treffen.CG 134.1

    Het fijne en wonderbare mechanisme der natuur moet steeds in beweging blijven, om zijn doel te kunnen bereiken. Niets doen is zeer gevaarlijk. Lichamelijke werkzaamheid en nuttige arbeid vervroolijken den geest, sterken de spieren, bevorderen den bloedsomloop en geven den zieke de bevrediging, dat hij iets doen kan en niet geheel nutteloos op deze drukke aarde is. Wanneer dit niet geschiedt, denkt de zieke slechts aan zich zelf en loopt hij gevaar zijn lijden te vermeerderen. Wanneer de zwakken op de eene of andere wijze eene geregelde lichamelijke oefening verrichten, waarbij zij hunne kracht gebruiken, maar niet misbruiken, zoo zal hen dit tot genezing dienen.CG 134.2

    Wanneer het weder eenigszins mooi is, moeten zij, die bij hun werk veel zitten, iederen dag in den zomer zoowel als in den winter, in de frissche lucht gaan wandelen. De kleeding moet passend zijn en de voeten goed beschut. Beweging is dikwijls voor de gezondheid voordeeliger dan alle medicijnen. Voor wie gaan kan, is het beter dat hij loopt, dan dat hij rijdt, want bij het gaan worden alle spieren gebruikt. Ook komen de longen in volle en gezonde werking, daar het onmogelijk is, in de frissche lucht te gaan, zonder de longen te vullen. Lichamelijke beweging helpt de maaglijders en is een uitstekend middel tot versterking der spijsverteringsorganen.CG 134.3

    Wanneer men zich direct na het eten in de studie verdiept, of zich sterk lichamelijk inspant, wordt de vertering daardoor verhinderd; want de levenskrachten, die de spijsvertering moeten bevorderen, worden door andere deelen in beslag genomen. Maar eene korte wandeling na het eten met opgeheven hoofd en teruggetrokken schouders, is van groot nut. Het gemoed wordt van het eigen ik afgewend en tot schoonheden der natuur aangetrokken. Hoe minder de opmerkzaamheid op de maag gevestigd wordt, des te beter. Wanneer men in eene bestendige angst verkeert, dat, wat men gebruikt, kan schaden, dan zal het zeker zoo zijn. Vergeet uwe zorgen, denkt aan iets opwekkends, vroolijks.CG 135.1

    Er sterven meer menschen, bij gebrek aan lichamelijke beweging dan aan overspanning. Zij verroesten eerder, dan dat zij verbruikt worden. Bij het niets doen is de omloop van het bloed traag en de noodzakelijke wisseling der levenssappen, die tot gezondheid dient, vindt niet plaats. De kleine openingen in de huid, door welke het lichaam uitwasemt, worden gesloten, en dan is het onmogelijk, de gebruikte stoffen door deze kanalen af te zonderen. Dit veroorzaakt de andere afzonderingsorganen eenen dubbelen last en ziekten komen er weldra uit voort. Wie daarentegen gewend is, zich in de frissche lucht te bewegen, bij dien is de bloedsomloop in het algemeen goed. Mannen en vrouwen, jong en oud, die gezond zijn en van het leven genieten willen, moeten bedenken, dat dit niet mogelijk is, zonder eene gezonde bloedsomloop. In welke plaats zij zich bevinden en van welken aard hun beroep ook zijn mag, zij zullen het toch als hunne heilige plicht beschouwen, wijze maatregelen te treffen om ziekten te verhoeden, door welke zij soms lang aan de kamer gebonden worden.CG 135.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents