Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Ereste Geschriften - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 10: DE OPSTANDING VAN CHRISTUS

    De discipelen rustten op de Sabbatdag, treurende over de dood van hun Heer, terwijl Jezus, de Koning der heerlikheid, in het graf lag. Toen de avond begon te vallen, werden er soldaten uitgezet om de rustplaats van de Heiland te bewaken, terwijl er engelen over de heilige plaats zweefden. De nacht verstreek langzaam, en terwijl het nog donker was, wisten de wachthoudende engelen, dat de tijd van de vrijstelling van Gods geliefde Zoon, hun beminde Aanvoerder, bijna aangebroken was. Terwijl zij met de grootste gemoedsbeweging het uur van Zijn triomf afwachtten, kwam er een machtige engel snel uit de hemel gevlogen. Zijn aangezicht was gelijk de bliksem, en zijn klederen wit als sneeuw. Zijn licht verjoeg de duisternis langs zijn spoor, en deed de boze engelen, die zegevierend aanspraak badden gemaakt op het lichaam van Jezus, in ontzetting voor zijn helder licht en heerlikheid vlieden. Eén uit het engeleheir, die getuige was geweest van het toneel van Christus' vernedering, en de wacht hield over Zijn rustplaats, voegde zich bij de engel uit de hemel, en tezamen kwamen zij tot het graf. De aarde werd beroerd en schudde, toen zij naderden, en er geschiedde een grote aardbeving.EG 213.1

    Schrik greep de Romeinse wacht aan. Waar was nu hun macht om het lichaam van Jezus te bewaren? Zij dachten niet aan hun plicht, of dat de discipelen Hem misschien zouden stelen. Toen het licht van de engelen dab helderder was dan de zon, hen omscheen, viel de Romeinse wacht als doden ter aarde. Eén van de engelen legde de hand aan de grote steen, wentelde hem weg van de deur van het graf, en zette zich erop neder. De andere ging het graf in, en ontbond de zweetdoek, die op het hoofd van Jezus was. Toen riep de engel uit de hemel met een stem, die de aarde deed beven: “Gij, Zoon van God, Uw Vader roept U! Kom uit!” De dood kon niet langer over Hem .heersen. Jezus stond uit de doden op als zegevierend overwinnaar. In plechtig ontzag blikte het engeleheir op het toneel neder. En toen Jezus uit het graf tevoorschijn trad, wierpen deze blinkende engelen z ch in aanbidding voor Hem ter aarde, en begroetten Hem met zegeen triomfslederen.EG 213.2

    Satans engelen hadden moeten vluchten voor het heldere, doordringende licht van de engelen uit de hemel, en zij beklaagden zich bitter bij hun koning, dat hun prooi gewelddadig van hen weggenomen was, en dat Hij, die zij zo zeer haatten, van de doden was opgestaan. Satan en zijn heirlegers hadden er zich in verlustigd, dat hun macht over de gevallen mens bewerkt had, dat de Heer des Levens in het graf was gelegd; doch hun helse triomf was van korte duur. Want toen Jezus uit Zijn gevangenhuis tevoorschijn trad als majesteitsvol overwinnaar, toen wist Satan, dat hij na een tijd de dood zou moeten ondergaan, en dat zijn koninkrijk zou overgaan in de handen van Hem, die er recht op had. Hij weeklaagde en woedde, omdat Jezus niettegenstaande al zijn pogingen niet overwonnen was geworden, maar een weg tot zaligheid voor de mens geopend had, en dat een iegelik, die wil, erin wandelen en behouden worden kan.EG 214.1

    De boze engelen en hun aanvoerder beraadslaagden tezamen, op welke wijze zij Gods regering nog konden tegen werken. Satan gelastte zijn dienstknechten, tot de hogepriesters en ouderlingen te gaan. Hij sprak: “Wij slaagden erin, hen te misloiden, hun oge i te verhlinden en hun harten to verharden tegen Jezus. Wij lieten hen geloven dat Hij een bedrieger was. Die Romeinse wacht zal do gehate tijding verspreiden, dat Christus opgestaan is. Wij hebhen do priesters en ouderlingen aangezet om Jezus te haten en te vermoorden. Hou it hun nu voor, dat, wanneer het bekend wordt dat Jezus opgestaan is, zij gestenigd zullen worden door bet volk, omdat zij een onschuldige ter dood hebben gebracht.”EG 214.2

    Toon het hemelse heirleger van engelen het graf verliet, en het licht en de heerlikheid verdween, waagde de Romeinse wacht het, hun hoofden op to heffen en om zich heen te zien. Zij ontzetten zich toen zij zagen, dat de grote steen van de deur van het graf weggewenteld, en het lichaam van Jezus verdwenen was. Zij haastten zich naar de stad om aan de priesters en ouderlingen bekend te maken, wat zij gezien hadden. Terwijl die moordenaars naar het wonderbare verslag luisterden, werd ieder gelaas bleek. Vrees beving hen bij de gedachte aan hetgeen zij gedaan hadden. Indien het rapport juist, was, dan waren zij verloren. Zij zaten enige tijd zwijgend, elkander in het aangezicht ziende, niet wetende wat te doen of te zeggen. Hot rapport aan te nemen betekende zichzelven te veroordelen. Zij gingen op zijde om tezamen raad te nemen over wat er gedaan moest worden. Zij overlegden, dat, indien het rapport, dat do wacht gebracht had, onder het volk verspreid zou worden, degenen, die Christus ter dood gebracht hadden als Zijn moordenaars gedood zouden worden. Er werd besloten om de soldaten om te kopen om de zaak geheim te houden. De priesters en ouderlingen boden hun een grote som gelds aan, zeggende: “Zegt, Zijn discipelen zijn des nachts gekomen, en hebben Hem gestolen, als wij sliepen.” En toen de wacht vroeg, wat hun straf zou zijn omdat zij op hun post geslapen hadden, beloofden de Joodse oversten dat zij de stadhouder tevreden stellen, en hun veiligheid bewerken zouden. Ter wille van het geld verkochten de Romeinse wachters hun eer, en stemden erin toe om de raad van de piesters en ouderlingen op te volgen.EG 215.1

    Toen Jezus, aan het kruis hangende, uitriep, “Het is volbracht,” scheurden de steenrotsen, de aarde beefde, en sommige graven werden geopend. Toen Hij verrees als overwinnaar over graf en dood, terwijl de aarde schudde en de heerlikheid des hemels de heilige plek omscheen, traden er vele rechtvaardige doden, gehoorzaam aan Zijn roepstem, uit het graf tevoorschijn, als getuigen, dat Hij verrezen was. Die beguns igde, verrezen heiligen kwamen verheerlikt tevoorschijn. Het waren uitverkorenen en heiligen uit iedere eeuw, van de schepping tot op de dagen van Christus. Terwijl dus de Joodse voormannen het feit van Christus' opstanding trachtten te verbergen, verkoos God een gezelschap uit hun graven te roepen om te getuigen dat Jezus was opgestaan, en Zijn heerlikheil te verkondigen.EG 216.1

    Zij, die verrezen waren, verschilden in gestalte en vorm: sommigen waren edeler van voorkomen dan anderen. Mij werd gezegd, dat de bewoners der aarde achteruit gegaan waren, en hun kracht en schoonheid hadden verloren. Satan heeft de macht over ziekte en dood, en in iedere volgende eeuw is de uitwerking van de vloek meer zichtbaar geworden, en de macht van Satan duideliker kunnen worden gezien. Zij, die in de dagen van Noach en Abraham geleefd hadden, waren aan de engelen gelijk in vorm, schoonheid, en kracht. Maar ieder volgend geslacht is zwakker geworden, en meer onderhevig aan ziekte, en hun leven is van korter duur geweest. Satan heeft geleerd, hoe hij het mensegeslacht kan moeite aandoen en verzwakken.EG 216.2

    Degenen, die na de opstanding van Jezus verrezen, verschenen aan velen, en vertelden hun dat de offerande voor de mens volbracht was; dat Jezus, Die de Joden hadden gekruisigd, uit de doden was opgestaan; en als bewijs van hun woorden, verklaarden zij: “Wij zijn met Hem opgestaan.” Zij getuigden dat het door Zijn grote macht was, dat zij uit hun graven tevoorschijn waren geroepen. Niettegenstaande de leugenachtige rapporten, die verspreid werden, kon de opstanding van Christus niet verborgen worden door Satan of zijn engelen, noch door de hogepriesters; want dit heilige gezelschap, dat uit hun graven was opgeroepen, verspreidde de wondervolle, blijde tijding; Jezus vertoonde Zich ook aan Zijn treurende discipelen, wier harten van droefheid gebroken waren, om hun vrees te verdrijven, en hun vreugde en blijdschap te brengen.EG 217.1

    Toen de tijding zich van stad tot stad en van dorp tot dorp verspreidde, begonnen de Joden op hun beurt voor hun leven te vrezen, en verborgen de haat, die zij voor de discipelen gekoesterd hadden. Hun enige hoop lag in het verspreiden van het leugenachtige rapport. En degenen, die wensten dat die leugen de waarheid was, namen het aan. Pilatus beefde, toen hij hoorde, dat Jezus opgestaan was. Hij kon niet twijfelen aan de getuigenis, die gegeven werd, en van dat uur aan had hij nimmermeer vrede. Ter wille van werelds eerbetoon, uit vrees om zijn gezag en zijn leven te verliezen, had hij Jezus overgeleverd om gedood te worden. Hij was er nu ten voile van overtuigd, dat Hij niet slechts een onschuldige man was, aan wiens bloed hij schuldig stond, maar de Zoon van God. Ellendig was het leven van Pilatus tot aan zijn einde toe. Wanhoop en zielsangst doodden ieder gevoel van hoop of vreugde. Hij weigerde getroost te worden, en stierf een ellendige dood.EG 217.2

    Het hart van Herodus*Het was Herodus Antipas die deel nam aan het verhoor van Christus, en Herodus Agrippa I, die Jakobus ter dood deed brengen. Agrippa was een neef en zwager van Antipas. Door kuiperijen verkreeg hij de troon van Antipas, en toen hij de macht in handen had, volgde hij dezelfde gedragslijn tegenover de Christenen, die Antipas gevolgd had. In het vorstehuis van Herodus waren zes personen, die de naam van Herodus droegen. Die naam diende tot op zekere hoogte als een algemene titel; de afzonderlike personen werden onderscheiden door andere namen, zoals Antipas, Filippus, Agrippa, enz. Zo zouden wij kunnen zeggen, Tsaar Nikolaas, Tsaar Alexander, enz. In het voorbeeld, dat wij vóór ons hebben, wordt het gebruik van de term nog natuurliker en gepaster, omdat Agrippa, toen hij Jakobus ter dood bracht, op de troon van Antipas zat, die korte tijd tevoren betrokken was geweest in het verhoor van Christus; en hij openbaarde hetzelfde karakter. Het was dezelfde geest van Herodus, slechts een andere persoonlikheid; evenals “de draak” van Openb. 12: 17 dezelfde is als de draak van vers 3; terwijl de wezenlik inspirerende macht bij beide de draak van vers 9 is. In het ene geval werkt hij door het heidense Rome; in het andere door middel van het Amerikaanse goevernement. was nog meer verhard geworden; en toen hij hoorde, dat Christus verreze was, liet hij zich niet zeer verontrusten. Hij bracht Jakobus om het leven; en toen hij zag, dat dit de Joden behaagde, nam hij ook Petrus gevangen, met het plan om hem te doden. Maar God had een werk te doen voor Petrus, en zond een engel om hem te verlossen. Herodus werd bezocbt door de oordelen Gods. Terwijl hij zichzelf verhoogde in de tegenwoordigheid van een grote menigte, sloeg hem een engel des Heren, en hij stierf een gruwelike dood.EG 218.1

    Zeer vroeg in de morgenstond van de eerste dag der week, als het hegon te lichten, gingen er heilige vrouwen naar het graf, specerijcn met zich brengende, om het lichaam van Jezus te balsemen. Zij vonden de zware steen van de deur van het graf afgewenteld, en het lichaam van Jezus niet daar. Hun harten bestierven in hen, want zij vreesden dat hun vijanden het lichaam weggenomen hadden. Plotseling zagen zij twee engelen in witte klederen, hun aangezichten blinkend en schitterend. Deze hemelingen begrepen, waarom de vrouwen gekomen waren, en zeiden onmiddellik tot haar, dat Jezus niet daar was, dat Hij was opgestaan, en dat zij de plaats konden zien, waar Hij gelegen had. Zij gelastten hen om te gaan en aan Zijn discipelen te zeggen, dat Hij hun voorging naar Galilea. Met vreze en grote blijdschap haastten de vrouwen zich terug naar de treurende discipelen, om hun de dingen te vertellen, die zij gezien en gehoord hadden.EG 219.1

    De discipelen konden niet geloven dat Christus opgestaan was; maar met de vrouwen, die het rapport gebracht hadden, liepen zij snel naar het graf. Zij vonden dat Jezus niet daar was; zij zagen Zijn linnen doeken, maar konden de goede tijding niet geloven, dat Hij uit de doden was opgestaan. Zij keerden huiswaarts, verbaasd over hetgeen zij gezien hadden, en ook over de tijding die de vrouwen hun hadden febracht. Maar Maria verkoos bij Let graf te blijven, om na te denken over hetgeen zij gezien had, en verontrust door de gedachte, dat zij misschien bedrogen mocht zijn. Zij gevoelde dat nieuwe beproevingen haar wachtten. Haar droefheid overweldigde haar opnieuw, en zij brak in bitter wenen uit. Zij boog zich om weder in het graf te zien, en zag twee engelen in witte klederen. De ene zat, waar het hoofd van Jezus gelegen had, de andere waar Zijn voeten geweest waren. Zij spraken op tedere toon haar aan, en vroegen, waarom zij weende. Zij antwoordde: “Omdat zij mijn Heer hebben weggenomen, en ik weet niet waar zij Hem gelegd hebben.”EG 219.2

    Toen zij zich van het graf afkeerde, zag zij Jezus staan; maar zij kende Hem niet. Hij sprak op zachte toon tot haar, onderzoek doende naar de oorzaak van haar verdriet, en vragende wie zij zocht. Menende, dat het de hovenier was, smeekte zij hem, dat indien hij haar Heer weggedragen had, haar te willen zeggen, waar hij Hem gelegd had, dat zij Hem kon wegnemen. Jezus sprak tot haar met Zijn eigen hemelse stem, zeggende, “Maria!” Zij was bekend met de toon van die lieve stem, en antwoordde snel, “Meester!” en in haar blijdschap stond zij op het punt van Hem te omhelzen; maar Jezus sprak: “Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga been tot Mijn broeders en zeg hun: Ik vare op tot Mijn Vader, en uw Vader, en tot Mijn God, en uw God.” Vol blijdschap haastte zij zich naar de discipelen met de goede tijding. Jezus voer snel op tot Zijn Yader om van Zijn lippen te horen, dat Hij het gebrachte offer aangenomen had, en om alle macht in de hemel en op aarde te ontvangen.EG 220.1

    Engelen omgaven de Zoon van God als een wolk, en gelastten dat de eeuwige deuren zich zouden opheffen, opdat de Koning der ere mocht ingaan. Ik zag dat, terwijl Jezus met dat blinkende hemelse heirleger in de tegenwoordigheid Gods verkeerde, omgeven van Zijn heerlikheid, Hij Zijn discipelen op de aarde niet vergat; maar Hij ontving macht van Zijn Vader om terug te keren, en kracht aan hen mede te delen. Hij keerde dezelfde dag terug en vertoonde Zich aan Zijn discipelen. Toen liet Hij hun toe, Hem aan te raken; want Hij was opgevaren tot Zijn Vader, en had macht ontvangen.EG 221.1

    Thomas was niet bij die g'elegenheid tegenwoordig. Hij wilde het rapport van de discipelen niet nederig aannemen, maar verklaarde vastberaden en met zelfvertrouwen, dat hij niet zou geloven, tenzij hij zijn vingers zou steken in het teken van de nagelen, en zijn hand in de zijde, waar de wrede speer in gestoken was. Hierdoor toonde hij dat hij op dit punt geen vertrouwen in zijn broederen stelde. Indien iedereen dat zelfde bewijs nodig zou hebben, zou niemand Jezus tans kunnen aannemen en in Zijn opstanding geloven. Maar het was Gods wil, dat het rapport van de discipelen aangenomen zou worden door degenen, die niet persoonlik de verrezen Heiland zieu en horen konden. Het ongeloof van Thomas mishaagde God. Toen Jezus wederom met Zijn discipelen samenkwam, was Thomas met hen; en toen hij Jezus zag,.geloofde hij. Maar hij had verklaard, dat hij niet tevreden zou zijn zonder dat het bewijs van te voelen gevoegd was bij dat van het aanschouwen, en Jezus gaf hem het bewijs, dat hij verlangd had. Thomas riep uit: “Mijn Heer en mijn God!” Maar Jezus bestrafte hem wegens zijn ongeloof, zeggende: “Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas! zo hebt gij geloofd; zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben, en nochtans zullen geloofd hebben.”EG 221.2

    Op dezelfde wijze moeten degenen, die geen ondervinding hebben gehad van de boodschappen van de eerste en de tweede engel, die aannemen van anderen, die de ondervinding ervan gehad, en de boodschappen geloofd hebben. Ik zag dat deze boodschappen verworpen zijn geworden, evenals Jezus verworpen werd. En daar de discipelen hebben verklaard, dat er zaligheid in geen andere naam onder de hemel is, die onder de mensen is gegeven, zo ook moeten de dienstknechten Gods getrouw en onbevreesd diegenen waarschuwen, welke slechts een gedeelte van de waarheden in verband met de derde boodschap aannemen, dat zij met blijdschap al de boodschappen moeten ontvangen, gelijk God ze gegeven heeft, of geen deel in de zaak hebben.EG 222.1

    Terwijl de heilige vrouwen de tijding, dat Jezus opgestaan was, overbrachten, verspreidde de Romeinse wacht de leugen, die hen door de hogepriesters en ouderlingen in de mond was gelegd, dat de discipelen bij nacht gekomen waren, terwijl zij sliepen, en het lichaam van Jezus gestolen hadden. Satan had deze leugen in de harten en monden van de hogepriesters gelegd, en het volk was bereid om hun woord aan te nemen. Maar God had deze zaak zeker gemaakt, en de belangrijke gebeurtenis, waar onze zaligheid van afhangt, boven alle twijfel verheven; en het was niet mogelik voor hogepriesters en ouderlingen om hem toe te dekken. Getuigen waren uit de doden verwekt om de opstanding van Christus te hevestigen.EG 222.2

    Jezus bleef veertig dagen bij Zijn discipelen, hun vreugde en blijdschap des harten veroorzakende, terwijl Hij de wezenlike zaken van het koninkrijk Gods vollediger voor hen openlegde. Hij gaf hun last om te getuigen van de dingen, welke zij gezien en gehoord hadden aangaande Zijn lijden, dood, en opstanding; dat Hij een offerande voor de zonde gebracht had, en dat een iegelik, die wil, tot Hem kan komen en het leven vinden. Met tedere getrouwheid zei Hij hun, dat zij vervolgd en verontrust zouden worden; maar dat zij troost zouden putten uit het zich voor de geest roepen van hun bevindingen en het gedenken aan de woorden, welke Hij tot hen gesproken had. Hij zei hun, dat Hij de verzoekingen van Satan weerstaan had, en de overwinning behaald door beproevingen en lijden. Satan kon geen macht meer over Hem uitoefenen, maar zou zijn verzoekingen meer direkt op hen richten, en op al degenen, die in Zijn naam zouden geloven. Doch zij zouden kunnen overwinnen, gelijk Hij overwonnen had. Jezus gaf Zijn discipelen macht om wondertekenen te doen, en sprak tot hen, dat, ofschoon zij vervolgd zouden worden door goddeloze mensen, Hij van tijd tot tijd Zijn engelen zenden zou om hen te verlossen; hun leven zou niet aangeraakt kunnen worden, totdat hun zending volbracht zou zijn; dan zou er misschien van hen verlangd worden, dat zij het getuigenis, dat zij gegeven hadden, met hun bloed bezegelden.EG 223.1

    Zijn bezorgde volgelingen luisterden gaarne naar hetgeen Hij hen leerde, en vingen met blijdschap elk woord op, dat van Zijn heilige lippen viel. Nu wisten zij met zekerheid, dat Hij de Heiland van de wereld was. Zijn woorden drongen diep in hun harten door, en zij treurden erover dat zij spoedig gescheiden moesten worden van hun hemelse Leermeester, en niet laager troostrijke, vriendelike woorden van Zijn lippen zouden kunnen horen. Maar dan weer opnieuw wie'den hun harten verwarmd door liefde en uitnemende blijdschap, als Jezus hun zei, dat Hij zou gaan en woningen voor hen bereiden, en wederkomen zou om hen tot Zich nemen, opdat zij eeuwig bij Hem zouden zijn. Hij beloofde ook de Trooster, de Heilige Geest, te zullen zenden, om hen in alle waarheid te leiden. “En Zijn handen opheffende, zegende Hij hen.”EG 223.2

    *****

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents