Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Ereste Geschriften - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 41: DE TWEEDE DOOD

    Satan spoedt zich tot in het midden van zijn volgelingen, en tracht de menigte aan te zetten om te handelen. Maar vuur van God uit de hemel regent op hen, en de grote mannen, en de machtigen, de edelen, de armen en de ellendigen, worden alien tezamen verteerd. Ik zag dat sommigen snel vernietigd werden, terwijl anderen langer leden. Zij werden gestraft naar hetgeen zij in het lichaam gedaan hadden. Bij sommigen duurde het vele dagen, voordat zij verteerd waren, en juist zolang als er een deel van hen nog niet verteerd was, zo lang behielden zij al het gevoel van hun lijden. De engel sprak: “De worm des levens zal niet sterven; hun vuur zal niet uitgeblust worden, zo lang er nog het kleinste deeltje overblijft, waar zij op azen of zich mee voeden kunnen!”EG 349.2

    Satan en zijn engelen leden lang. Satan droeg niet slechts de last en de straf van zijn eigen zonden, maar ook van de zonden van het heir der verlosten, die op hem gelegd waren geworden; want hij moest evenzeer lijden voor het verderf van de zielen, waar hij de oorzaak van was. Toen zag ik, dat Satan en het ganse heir der goddelozen verteerd was, en de rechtvaardigheid Gods bevredigd was; en het ganse engeleheir, en al de verloste heiligen, spraken met luider stem, “Amen!”EG 350.1

    De engel sprak: “Satan is de wortel, zijn kinderen zijn de takken. Zij zijn nu verteerd met wortel en tak. Zij zijn een eeuwigdurende dood gestorven. Zij zullen nimmer opstaan, en God zal een rein heelal hebben.” Toen keek ik en zag, dat het vuur, hetwelk de goddelozen verteerde, het vuil verbrandde, en de aarde louterde. En wederom keek ik, en zag de aarde gelouterd. Er was geen enkel bewijs van de vloek meer over. De gebroken, ongelijke oppervlakte van de aarde zag er nu uit als een gelijke, uitgestrekte vlakte. Gods ganse heelal was rein, en de grote strijd voor eeuwig aan een eind. Waar wij heen zagen, al waar het oog op rustte, was prachtig en heilig. En het ganse heir der verlosten, ouden en jongen, groten en klein, wierpen hun glinsterende kronen aan de voeten van hun Verlosser, knielde in aanbidding voor Hem neder, en aanbad Hem, die tot in alle eeuwigheid leeft. De prachtige nieuwe aarde, met al zijn heerlikheid, was de eeuwige erfenis der heiligen. Het rijk en de heerschappij, en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel, werd toen gegeven aan het volk van de heiligen der hoge plaatsen, en zij zullen het bezitten tot in der eeuwigheid, ja tot in eeuwigheid der eeuwigheden.EG 350.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents