Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Patriarchen En Profeten - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK XXXIX—DE INNEMING VAN BASAN.

    DE zuidergrens van Edom omgetogen, keerden de Israelieten zich noordwaarts en rukten op het beloofde land aan. Hun weg liep over eene groote, verhevene vlakte, waarover de koele bergwinden waaiden. Dit was hun eene aangename verwisseling met de verzengende vallei, dewelke zij doorgetrokken waren, en daarom togen zij met moed en opgewektheid voorwaarts. Nadat zij door de beek Zered gegaan waren, trokken zij langs de oostergrens van der Moabieten land, omreden God hun bevolen had, zeggende: “Beangstig Moab niet, en meng u niet met hen in den strijd: want Ik zal u geene erfenis van hun land geven, dewijl Ik het aan Lots kinderen ter erfenis gegeven heb.”1Zie Deut. 2. Dit gebod werd herhaald, toen zij aan de landpale der Ammonieten kwamen, omdat die ook kinderen van Lot waren.PEP 435.1

    Verder noordwaarts trekkende, bereikte de vergadering Israels eindelijk der Amorieten land. Dit sterk en oorlogzuchtig volk woonde eertijds in het zuiden van Kanaan doch toen zij in getalsterkte zeer toegenomen waren, trokken zij over de Jordaan, beoor-loogden de Moabieten, en namen een gedeelte van hun land in bezit. Hier vestigden zij zich dan en voerden een onbeperkt gezag over dat gansche land van de Arnon af tot de Jabbok toe. De weg naar de Jordaan, waarover de Israelieten wenschten te gaan, liep midden door die landstreek, om die reden zond Mozes een vriendelijk verzoek aan Sihon, den koning der kinderen Ammons, zeggende: “Laat mij door uw land trekken. Wij zullen niet afwijken in de akkers, noch in de wijngaarden; wij zullen het water der putten niet drinken; wij zullen op den koninklijken weg gaan, totdat wij uwe landpale doorgetogen zijn.” Hij ontving eene besliste weigering ten antwoord; en het gansche heir der Amorieten werd opgeroepen om den voortgang der indringers tegen te staan. De Israelieten waren niet genoegzaam gewapend, noch in de krijgskunst geoefend om het hoofd aan zulk een geducht leger te durven bieden, en waren derhalve bevreesd. Wat de bedrevenheid in de krijgskunde betrof, daarin-hadden hunne vijanden de overhand. Van ‘s menschen standpunt beschouwd, zou het spoedig met Israel gedaan zijn.PEP 435.2

    Doch Mozes hield het oog op de wolkkolom gericht, en bemoedigde het volk met de verzekering, dat Gods tegenwoordigheid hen steeds vergezelde. Ter zelfder tijd werden zij gelast alles te doen, wat in hun vermogen was tot voorbereiding voor den strijd. Hunne vijanden verlangden slaags te raken, aangezien zij de onvoorbereide Israelieten dachten te verdelgen. Doch van den Bezitter aller landen was het bevel tot Israels leidsman uitgegaan: “Maakt u op, reist heen, en gaat over de beek Arnon; ziet, Ik heb Sihon, den koning van Hesbon, den Amoriet, en zijn land in uwe hand gegeven; begint te erven, en mengt u met hen in den strijd. Te dezen dage zal Ik beginnen uwen schrik en uwe vreeze te geven over het aangezicht der volken, onder den ganschen hemel; die uw gerucht zullen hooren, die zullen sidderen en bang zijn van uw aangezicht.”PEP 436.1

    Deze volken buiten de landpale Kanaäns wonende zouden gespaard zijn gebleven, zoo zij den voorttocht der Israelieten niet tegengestaan hadden. God had hun groote lankmoedigheid en innig medelijden betoond, niettegenstaande zij Heidenen waren. Toen het aan Abraham in een gezicht getoond werd, dat zijne nakomelingen in een vreemd land zijn zouden, kreeg hij de belofte: “En het vierde geslacht zal herwaarts wederkeeren, want de ongerech-tigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen.”2Gen. 15:16. Niettegen-staande de Amorieten afgodendienaars waren, die hun leven wegens hunne groote goddeloosheid verbeurd hadden, spaarde God hen toch nog vier honderd jaren om hun het onmiskenbaar bewijs te geven, dat Hij de eenigste ware God, de Schepper van hemel en aarde is. Zij hadden gehoord van al de wonderen, welke God verricht had, toen Hij Israel uit Egypte uitleidde. Zij hadden genoegzaam bewijs ontvangen; zij hadden de waarheid kunnen kennen, indien zij gewillig waren geweest den beeldendienst en het losbandige leven op te geven. Maar zij verwierpen het licht, en hingen de afgoden aan.PEP 436.2

    Toen God Zijn volk voor de tweede keer aan de grenzen van Kanaan bracht, openbaarde Hij zijne kracht opnieuw aan de Heidensche volken. Zij bemerkten, dat God voor Israel gestreden had tegen Arad en de Kanaanieten, zoomede dat Hij Zijn volk op eene wonderbaarlijke wijze genezen had, toen zij door de slangen gebeten werden. Ofschoon de kinderen Israels geene vergunning ontvingen om door het land Edom te trekken, en dus genoodzaakt waren eenen omweg langs de Schelfzee te nemen, zoo hadden zij evenwel, op al hunne reizen en in al hunne legerplaatsen, langs Edom, Moab en Ammon, geene vijandelijkheden aan het volk of zijne bezittingen betoond. Integendeel, toen de kinderen Israels aan de grenzen van der Ammonieten land gekomen waren, hadden zij vergunning gevraagd om regelrecht door het land te trekken, belovende dat zij zich zouden gedragen, gelijkerwijs zij zich jegens de andere volkeren betoond hadden. Toen der Amorieten koning dit beleefd verzoek van de hand wees, en zijn leger in slagorden stelde, was de maat hunner ongerechtigheden vol, en werden zij door Gods kracht ter neder geworpen.PEP 436.3

    De Israelieten trokken de beek Arnon over, en op den vijand aan. In den strijd behaalde Israels leger de overwinning; en zich het daaraan verbonden voordeel ten nutte makende, waren zij spoedig bezitters van het land der Amorieten. Het was de Vorst van het leger des Heeren, die Zijns volks vijanden overwonnen had; en Hij zou dit acht en dertig jaren eerder hebben gedaan, als Israel zijn vertrouwen op Hem gesteld had.PEP 437.1

    Vol hoop en moed rukte het leger Israels voorwaarts, en, steeds noordwaarts trekkende, bereikte het weldra een land, dat hun moed en vertrouwen op God werkelijk op de proef zou stellen. Voor hen lag het machtige en volkrijke Basan, waarin groote van steen gebouwde steden waren, die nog ten huidigen dage de bewondering der wereld opwekken, — “zestig steden, . . . al die steden waren met hooge muren, poorten en grendelen gesterkt, be-halve zeer vele onbemuurde steden.”3Deut. 3:1-11. De huizen waren van groote, zwarte steenen gebouwd, en zoo ontzaglijk groot, dat zij bijna oninneembaar waren voor eenige strijdmacht, die men er destijds tegen stellen kon. Het land was vol spelonken, steile rotsen, diepe kloven, en op rotsen gebouwde vestingen, ‘s Lands inwoners waren de afstammelingen van een reuzengeslacht, en muntten derhalve uit in grootte en kracht; en zoo berucht waren zij wegens hunne gewelddadigheden, dat al de hun omringende volkeren bang van hen waren; daarenboven muntte Og, de koning van dat land, nog uit in die natie van reuzen, wegens zijne buitengewoon groote gestalte en sluwheid.PEP 437.2

    Maar de wolkkolom bewoog zich voorwaarts, en hare leiding volgende kwamen de Israelieten te Edreï, alwaar de reuzenkoning met zijne strijdmacht hen opwachtte. Og had met zeer veel beleid het slagveld gekozen. De stad Edreï lag op den rand van een tafelland, dat zich steil boven de omliggende vlakte verhief, en bedekt was met ruwe rotsen. Het kon slechts langs enge en steile paden beklommen worden. In geval zijn leger het onderspit moest delven, kon het zich gemakkelijk in den doolhof van rotsen versteken, waar geen vreemdeling het achterhalen kon.PEP 438.1

    Van de overwinning zeker, stelde de koning zijne groote strijdmacht in slagorde op de opene vlakte; een oorverdoovend krijgsgeschrei werd aangeheven, en de lansen van duizende strijdlustigen staken boven ‘t leger uit. Toen de Israelieten den reus der reuzen aan de spits van zijn talrijk leger zagen, alsmede de schijnbaar onneembare verschansing, waarachter duizenden verscholen lagen, ontdekten, werden zij met vrees en beving bevangen. Doch Mozes bleef kalm en standvastig; aangaande den koning van Basan had God gezegd: “Vrees hem niet, want Ik heb hem, en al zijn volk, en zijn land in uwe hand gegeven; en gij zult hem doen, gelijk gij Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon woonde, gedaan hebt.”4Deut. 3:2.PEP 438.2

    Bij het innemen van Gilead en Basan herinnerden velen zich de gebeurtenis, te Kades voorgevallen, tengevolge waarvan de Israelieten gedoemd werden om zoo lang in de woestijn om te zwerven. Zij zagen, dat het verslag der verspieders omtrent het beloofde land in vele opzichten waar was. Het waren groote bemuurde steden, en de inwoners waren reuzen, waarbij de Israelieten in vergelijking slechts dwergen waren. Maar nu konden zij ook zien, dat hunne vaders eenen misslag begaan hadden door Gods kracht te wantrouwen. Dat alleen had hun belet het goede land dadelijk in bezit te nemen.PEP 438.3

    Toen zij zich voor de eerste keer gereed maakten om Kanaän binnen te trekken, was de onderneming veel gemakkelijker dan nu. God had beloofd, dat, indien Zijn volk Zijne stem gehoorzaamde, Hij voor hen zou strijden; ook zou Hij horzelen voor hun aangezicht heen zenden, die zouden des lands inwoners uitdrijven. De vreeze der volkeren was nog niet in ‘t algemeen verwekt, en men had slechts weinige voorbereidselen gemaakt om hunnen voortgang te beletten. Maar toen de Heere Israel nu gebood voorwaarts te trekken, moesten zij tegen een wakkeren vijand ten strijde trékken, en groote en geoefende strijdmachten bevechten, die zich reeds lang op het verzet tegen hunne aankomst voorbereid hadden.PEP 438.4

    In hunnen strijd tegen Og en Sihon moest het volk weder dezelfde proef doorstaan, waarin hunne vaders bezweken waren. De beproeving was nu echter veel zwaarder, dan toen God Israel beval voort te trekken. De moeilijkheden waren verslimmerd, omreden zij geweigerd hadden voorwaarts te rukken, toen hun gelast werd dit in ‘s Heeren naam te doen. Evenzoo beproeft God Zijn volk nog. En als zij de beproeving niet doorstaan, dan brengt Hij hen tot het aanvangspunt terug, en laat de beproeving, voor de tweede keer, een weinig zwaarder op hen drukken. Dit wordt herhaald, totdat zij de proef doorstaan hebben; of, indien zij nog niet onderworpen zijn, dan trekt God het hun verleende licht terug, en laat hen in ‘t duister.PEP 439.1

    De Israelieten herinnerden zich nu, dat zij eens den strijd hadden aangebonden, op de vlucht geslagen, en duizenden hunner het leven verloren hadden. Doch toen waren zij tegen Gods bevel in gegaan. Zij waren zonder Mozes, den door God aangestelden leidsman, zonder de wolkkolom, het symbool der Goddelijke tegenwoordigheid, en zonder de ark gegaan. Maar nu vergezelde Mozes hen, en werden hunne harten opgebeurd door zijne hoop en geloof inboezemende woorden; de Zone Gods, gehuld in de wolkkolom, ging hen voor op den weg; en de heilige ark vergezelde het leger. Uit die ervaring kunnen wij leering trekken. Israels machtige God is onze God. Wij mogen op Hem vertrouwen, en als wij Zijne voorschriften nakomen, dan zal Hij even groote daden voor ons verrichten, als Hij voor Zijn volk oudtijds gedaan heeft. Wie het pad van plicht poogt te bewandelen, zal nu en dan door ongeloof en vertwijfeling worden aangevallen. De weg zal somtijds zoo door hinderpalen versperd worden, dat hij bijna onbegaanbaar zal schijnen, en de moedeloozen nog meer ontmoedigt; maar God zegt tot dezulken: Rukt voorwaarts! Doet uw plicht, hoe duur u dat ook moge komen te staan. De schijnbaar onoverkomelijke moeilijkheden, waarvoor ge terug deinst, verdwijnen, als ge, op God leunende, op het pad der gehoorzaamheid voortwandelt.PEP 439.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents