Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 40—WEZEN EN INVLOED VAN DE “GETUIGENISSEN”

    Naarmate het einde nadert en het werk van de verkondiging der laatste waarschuwing aan de wereld zich uitbreidt, wordt het voor hen die de tegenwoordige waarheid aannemen, van meer belang een helder begrip te hebben van het wezen en de invloed der Getuigenissen, die God in Zijn voorzienigheid verbonden heeft met het werk van de derde-engel-boodschap vanaf zijn ontstaan. In de volgende bladzijden zijn uittreksels te vinden van wat ik geschreven heb gedurende de laatste veertig jaren, en dat verband houdt met mijn persoonlijke vroegste ervaring in dit bijzondere werk, om aldus naar voren te brengen wat God mij getoond heeft aangaande het wezen en de belangrijkheid van de Getuigenissen, de wijze waarop ze zijn gegeven en hoe men ze moet bezien.USG2 285.1

    Het was niet lang na het verstrijken van de tijd in 1844, dat mij het eerste gezicht werd gegeven. Ik bracht een bezoek aan een geliefde zuster in Christus, wier hart verbonden was met het mijne; vijf van ons, alle vrouwen, knielden rustig bij het gezinsaltaar. Toen we in gebed waren, kwam de kracht Gods over mij zoals ik voordien nooit had meegemaakt. Het scheen mij toe alsof ik door licht was omgeven en steeds hoger en hoger van de aarde werd opgevoerd. Toen had ik een visioen van de ervaring der Adventgelovigen, de komst van Christus, en de beloning aan de getrouwen gegeven.USG2 285.2

    In een tweede visioen, dat het eerste spoedig volgde, werden mij de beproevingen getoond die ik moest meemaken, en dat het mijn plicht was anderen te vertellen wat God mij had geopenbaard. Mij werd getoond, dat mijn werk met grote tegenstand zou te kampen hebben en dat mijn hart door angst verscheurd zou worden, maar dat de genade Gods mij onder dit alles voldoende zou ondersteunen. Dat ik aan dit gezicht openbaarheid moest verlenen, baarde mij veel zorgen, want het stippelde mijn plicht uit om onder de mensen de waarheid te gaan verkondigen.USG2 285.3

    Een grote angst die mij kwelde, was, dat wanneer ik aan de mij voorgehouden plicht gehoorzaamde en mij moest aandienen als degene begunstigd door de Allerhoogste om de mensen visioenen en openbaringen te brengen, ik in een zondige zelfverheerlijking zou vallen en me zou verheffen boven de plaats die ik moest innemen, wat het misnoegen Gods over mij zou brengen, met het verloren gaan van mijn eigen ziel. Ik had heel wat gevallen meegemaakt als ik hier beschreven heb, en mijn hart kromp ineen voor die zware beproeving.USG2 286.1

    Ik smeekte nu dat wanneer ik dan uit moest gaan om te verkondigen wat de Here mij had getoond, ik bewaard mocht blijven voor zelfverheerlijking. Toen zei de engel: “Uw gebeden zijn gehoord en zullen verhoord worden. Indien dit kwaad dat u vreest, u bedreigt, zal God Zijn hand uitstrekken om u te redden; door leed zal Hij u tot Zich trekken en uw ootmoed bewaren. Verkondig trouw de boodschap. Volhard tot het einde en u zult eten van de vrucht van de boom des levens en drinken van het water des levens.”USG2 286.2

    Te dien tijd heerste fanatisme onder sommigen diergenen die in de eerste boodschap hadden geloofd. Ernstige dwalingen ten aanzien van de leer en de praktijk werden gekoesterd, en sommigen waren bereid allen te veroordelen die hun zienswijzen niet deelden. God openbaarde mij die dwalingen in een visioen en zond mij naar Zijn dwalende kinderen om hun dat te vertellen, maar toen ik mij kweet van die plicht, werden bittere woorden en tegenstand mijn deel.USG2 286.3

    Het was voor mij een zwaar kruis, de dwalenden over te brengen wat mij aangaande hen was geopenbaard. Het bracht mij in een wanhopige stemming, te zien dat dit anderen schokte en pijn deed. En wanneer ik dan de boodschappen ging vertellen, bekroop mij vaak de lust ze wat te verzachten en ze voor de betreffende persoon in zo’n gunstig mogelijk licht te plaatsen, waarna, als ik dit overdacht, het me in mijn eigen ziel angstig te moede werd. Ik zag op hen die enkel de zorg hadden voor hun eigen ziel en dacht dat wanneer ik in hun plaats was, ik niet zou murmureren. Het was erg zwaar, de duidelijke, scherp omlijne getuigenissen, mij door God ge-geven, over te brengen. Angstig sloeg ik het resultaat gade, en wanneer degenen die werden terecht gewezen, daartegen opstandig werden en later de waarheid tegenstonden, kwamen de vragen bij mij op: Heb ik de boodschap overgebracht zoals het moest? Was er niet een of andere weg om hen te redden? En dan werd mijn ziel zó wanhopig, dat ik vaak het gevoel had, daf de dood mij een welkome gezant zou zijn en het graf een zoete rustplaats.USG2 286.4

    Ik was mij hef gevaar en de zonde van zo’n wijze van doen niet bewust, toen ik in een visioen werd opgenomen in de tegenwoordigheid van Jezus. Hij keek naar mij met een blik van misnoegen en keerde Zijn gelaat van mij af. Het is niet mogelijk de schrik en de zielesmart die ik toen onderging, te beschrijven. Ik viel op mijn aangezicht voor Hem neer, maar had niet de kracht een woord te uiten. O, hoe verlangde ik om verborgen te zijn voor die gefronste blikken! Toen kon ik enigermate beseffen wat de gevoelens zullen zijn van de ver-lorenen, wanneer ze zullen uitroepen: “Bergen en steenrotsen, valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht Desgene Die op de troon zit, en voor de toorn des Lams.” Openbaring 6:16.USG2 287.1

    Onmiddellijk vroeg een engel mij op te staan, en wat ik toen zag, is nauwelijks te beschrijven. Vóór mij was een groep mensen met uitgetrokken haar en verscheurde kleren en op wier gelaat angst en wanhoop te lezen stonden. Zij kwamen dicht bij mij en wreven met hun kleren tegen de mijne. Een blik op mijn kleren deed me zien dat ze met bloed waren bevlekt. Weer viel ik als een dode aan de voeten van de mij begeleidende engel. Ik kon geen enkele verontschuldiging aanvoeren en verlangde ver weg te zijn van die heilige plaats. De engel richtte mij op en zei: “Dit nu is niet uw geval, maar dit toneel is aan uw ogen voorbijgegaan om u te laten weten, welke toestand uw deel zal worden zo u verzuimt anderen te verkondigen wat de Here u heeft geopen-baard.” Met deze ernstige waarschuwing voor ogen ging ik uit om tot de mensen de mij door God ingegeven woorden van berisping en waarschuwing te spreken.USG2 287.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents