Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Gods Wet Onveranderlik

    “En de tempel Gods in de hemel is geopend geworden, en de ark van Zijn verbond is gezien in Zijn tempel.”1Openb. 11:19. De ark van Gods verbond is in het heilige der heiligen, het tweede vertrek van het heiligdom. In de bediening van de aardse tabernakel, welke strekte “als het voorbeeld en de schaduw van hemelse dingen,” werd dit vertrek alleen op de grote verzoendag geopend, om het heiligdom te reinigen. Derhalve verwijst de aankondiging, dat de tempel Gods in de hemel is geopend geworden, en dat de ark van Zijn verbond gezien is, op de opening van het heilige der heiligen in het hemelse heiligdom in 1844, toen Christus daar bin-nentrad om het sluitingswerk van de verzoening te volbrengen. Degenen, die in het geloof hun grote Hogepriester volgden, toen Hij Zijn bediening in het heilige der heiligen begon, aanschouwden de ark van Zijn verbond. Nadat ze het punt van het heiligdom onderzocht hadden, begrepen ze de verandering in de bediening van de Heiland, en zagen, dat Hij nu dienst deed vor de arke Gods, pleitende op Zijn bloed ten behoeve van zondaren.GT 507.1

    De ark in de tabernakel op aarde bevatte de twee stenen tafelen, waarop de geboden van Gods wet geschreven stonden. De ark diende alleen als bewaarplaats van de tafelen van de wet, en de tegenwoordigheid van deze Goddelike voorschriften gaf er waarde en heiligheid aan. Toen de tempel Gods in de hemel geopend werd, werd de ark van Zijn verbond gezien. Binnen in het heilige der heiligen, in het heiligdom in de hemel, wordt Gods wet heilig bewaard, — die wet, welke God zelf onder donderen en bliksemen op Sinaï had verkondigd, en met Zijn eigen vinger op de stenen tafelen had gegrift.GT 507.2

    De wet Gods in het heiligdom in de hemel is het grote origineel, waarvan de voorschriften, op de stenen tafelen ge-schreven, en door Mozes in zijn vijf boeken opgenomen, een volmaakt afschrift vormden. Zij, die tot een begrip van dit belangrijke punt kwamen, werden op die wijze tot inzicht gebracht van het heilige, onveranderlike karakter van de Goddelike wet. Ze verstonden, gelijk nooit tevoren, de kracht van de woorden van de Heiland: “Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota, noch één tittel van de wet voorbijgaan.”1Matth. 5:18. Daar de wet Gods een openbaring is van Zijn wil, een uitdrukking van Zijn karakter, moet hij eeuwig blijven bestaan “als een getrouw getuige in de hemel.” Geen enkel gebod is te niet gedaan; geen jota of tittel is veranderd. De psalmist zegt: “O Heer! Uw woord bestaat in der eeuwigheid in de hemelen.” “Al Zijn bevelen zijn getrouw. Ze zijn ondersteund voor altoos en in eeuwigheid. “2Ps. 119:89; 111:7, 8.GT 508.1

    In het midden van de tien geboden staat het vierde gebod, gelijk dat de eerste maal werd afgekondigd: “Gedenkt aan de sabbatdag, dat gij die heiligt. Zes dagen zult ge arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat van de Heer uw God; dan zult ge geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is; want in zes dagen heeft de Heer de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de Heer de sabbatdag, en heiligde dezelve.”3Ex. 20:8-11.GT 508.2

    De Geest Gods werkte op de harten van degenen, die Zijn Woord onderzochten. De overtuiging drong zich aan hen op, dat ze onwetend dit voorschrift overtreden hadden door de rustdag van de Schepper niet te achten. Ze begonnen de redenen na te gaan voor het houden van de eerste dag van de week in plaats van de dag, welke God geheiligd had. Ze konden in de Schriften geen bewijs vinden, dat het vierde gebod was afgeschaft, of dat de Sabbat was veranderd geworden; de zegen, die bij de aanvang de zevende dag had geheiligd, was nimmer teruggetrokken. Ze hadden eerlik getracht, Gods wil te verstaan en te doen; droefheid vervulde daarom hun harten, nu ze zagen, dat ze overtreders van Zijn wet waren, en ze bewezen hun trouw aan God door Zijn Sabbat te heiligen.GT 508.3

    Er werden vele en ernstige pogingen in het werk gesteld om hun geloof omver te werpen. Iedereen zag natuurlik in, dat indien het aardse heiligdom een beeld of afschaduwing van het hemelse was, de wet, in de ark op aarde bewaard, dan ook een getrouw afschrift moest zijn van de wet in de ark in de hemel; en dat het aannemen van de waarheid betreffende het aardse heiligdom de erkentenis van de eisen van Gods wet en de verplichting van de Sabbat van het vierde gebod insloot. Hierin lag het geheim van het bittere en vastberaden verzet tegen de harmoniese verklaring van de Schriften, welke de bediening van Christus in het hemelse heiligdom openbaarde. De mens trachtte de deur te sluiten, die God geopend, en de deur te openen, die Hij gesloten had. Maar “Hij, die opent, en niemand sluit, en Hij sluit, en niemand opent,” had gezegd: “Zie, Ik heb een geopende deur voor u gegeven, en niemand kan die sluiten.”1Openb. 3:7, 8. Christus had de deur, of de bediening van het heilige der heiligen, geopend; er scheen licht door die geopende deur van het heiligdom in de hemel, en het vierde gebod werd aangetoond als tot de wet behorende, die daar bewaard werd; hetgeen God vastgesteld had, kon geen mens te niet doen.GT 509.1

    Zij, die het licht aangaande de tussenkomst van Christus en de onveranderlikheid van Gods wet hadden aangenomen, zagen, dat dit waarheden waren, die in Openbaring 14 aan het licht werden gebracht. De boodschappen van dit hoofdstuk bevatten een drievoudige waarschuwing,1Zie Aanhangsel. welke de inwoners van de aarde moet voorbereiden op de wederkomst van de Heer. De bekendmaking, “De ure van Zijn oordeel is gekomen,” wijst op het sluitingswerk van Christus’ bediening tot redding van de mens. Het kondigt een waarheid aan, die gepredikt moet worden, totdat de bemiddeling van de Heiland ophoudt, en Hij naar de aarde terugkeren zal om Zijn volk tot Zich te nemen. Het werk van het oordeel, dat in 1844 begonnen is, moet voortgezet worden, totdat het lot van allen, levenden zowel als doden, beslist is; vandaar dat het zich zal uitstrekken tot het einde van de genadetijd voor de mensheid. Opdat de mensen gereed mogen zijn om te staan in het oordeel, gelast de boodschap hun om “God te vrezen, en Hem heerlikheid te geven,” “en Hem te aanbidden, die de hemel, en de aarde, en de zee, en de fonteinen der wateren gemaakt heeft.” Het gevolg van het aanenemen van deze boodschappen wordt uitgedrukt in de woorden: “Hier zijn ze, die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus.” Om gereed te zijn voor het oordeel, is het noodzakelik, dat de mensen Gods wet onderhouden. Die wet zal de standaard van het karakter zijn in het oor-deel. De apostel Paulus zegt: “Zo velen, als er onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden; ... in de dag, wanneer God de verborgen dingen van de mensen zal oordelen door Jezus Christus.” En hij zegt, dat “de daders van de wet zullen gerechtvaardigd worden.”2Rom. 2:12-16. Geloof is noodzakelik om de wet Gods te onderhouden; want “zonder geloof is het onmogelik Gode te behagen.” En “al wat uit het geloof niet is, dat is zonde.”3Hebr. 11:6; Rom. 14:23.GT 509.2

    De mensen worden door de eerste engel opgeroepen om “God te vrezen, en Hem heerlikheid te geven,” en Hem te aanbidden als de Schepper van hemel en aarde. Om dit te kunnen doen, moeten ze Zijn wet gehoorzaam zijn. De Prediker zegt: “Vreest God, en houdt Zijn geboden, want dit betaamt alle mensen.”4Pred. 12:13. Geen aanbidding kan Gode behagen, zonder gehoorzaamheid aan Zijn geboden. “Dit is de liefde Gods, dat we Zijn geboden bewaren.” “Die zijn oor afwendt van de wet te horen, diens gebed zelfs zal een gruwel zijn.”11 Joh. 5:3; Spreuk. 28:9.GT 510.1

    De plicht van God te aanbidden staat op het feit gegrond, dat Hij de Schepper is, en dat al het geschapene aan Hem zijn bestaan dankt. En waar er ook in de Bijbel sprake is van Zijn eis om geëerd en aangebeden te worden boven de goden van de heidenen, daar wordt het bewijs van Zijn scheppende macht aangehaald. “Al de goden van de volken zijn afgoden; maar de Heer heeft de hemelen gemaakt.”2Ps. 96:5. “Bij wie dan zult gijlieden Mij vergelijken, die Ik gelijk zij ? zegt de Heilige. Heft uw ogen omhoog, en ziet, wie deze dingen geschapen heeft.” “Alzo zegt de Heer, Die de hemelen geschapen heeft, Die de aarde geformeerd, en Die ze geschapen heeft; ... Ik ben de Heer, en niemand meer.”3Jes. 40:25, 26; 45:18. De psalmist zegt: “Weet, dat de Heer is God; Hij heeft ons gemaakt (en niet wij).” “Komt, laat ons aanbidden en nederbukken, laat ons knielen voor de Heer, Die ons gemaakt heeft.”4Ps. 100:3; 95:6. En de heilige wezens, die God in de hemel aanbidden, geven als de reden op, waarom hun eerbetoon Hem toekomt: “Gij, Heer! zijt waardig te ontvangen de heerlikheid en de eer en de kracht; want Gij hebt alle dingen geschapen.”5Openb. 4:11.GT 511.1

    In Openbaring 14 worden de mensen opgeroepen om de Schepper te aanbidden; en de godspraak brengt een klasse aan het licht, die ten gevolge van de drievoudige boodschap de geboden Gods bewaart. Een van deze geboden wijst onmiddellik op God als de Schepper. Het vierde gebod zegt: “De zevende dag is de Sabbat van de Heer, uw God. . . . Want in zes dagen schiep de Heer de hemel en de aarde, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de Heer de Sabbatdag, en heiligde dezelve.”6Ex. 20:10, 11. Betreffende de Sabbat zegt de Heer verder, dat hij “een teken is . . . opdat gij weet, dat Ik, de Pleer, uw God ben.”7Ezech. 20:20. En de reden, die gegeven wordt, is, “dewijl de Heer in zes dagen de hemel en de aarde gemaakt, en op de zevende dag gerust en zich verkwikt heeft.”1Ex. 31:17.GT 511.2

    “De belangrijkheid van de Sabbat, als gedenkteken van de schepping, is, dat hij immer de ware reden voor ogen stelt, waarom onze aanbidding Gode toekomt:” wijl Hij de Schepper is, en wij Zijn schepselen zijn. “De Sabbat is daarom het fondament van de Godsverering; want hij leert deze grote waarheid op de meest uitdrukkelike wijze, en geen andere instelling doet dat. De ware grond voor eredienst, niet van die op de zevende dag alleen, maar van alle godsdienst, wordt in het verschil gevonden tussen de Schepper en Zijn schepselen. Dit grote feit kan nooit verouderen, en moet nimmer vergeten worden.”2Andrews, J. N., “History of the Sabbath,” kap. 27. Het was om deze waarheid altijd aan de mensen voor ogen te houden, dat God de Sabbat in het paradijs instelde; en zo lang het feit, dat Hij de Schepper is, een reden blijft, waarom we Hem behoren te aanbidden, zolang zal de Sabbat er het teken en gedenkstuk van blijven. Indien de Sabbat algemeen gehouden was geworden, zo zouden de gedachten en genegenheden van de mens geleid zijn tot de Schepper als het voorwerp van eerbetoon en aanbidding, en geen afgodedienaar, godloochenaar, of ongelovige zou er ooit geweest zijn. Het houden van de Sabbat is een teken van trouw aan de ware God, “Hem, die de hemel, en de aarde, en de zee, en de fonteinen van de wateren gemaakt heeft.” Hieruit volgt, dat de boodschap, welke de mensen beveelt, God te aanbidden en Zijn geboden te bewaren, hen in het biezonder oproept tot onderhouding van het vierde gebod.GT 512.1

    In tegenstelling van hen, die de geboden van God bewaren en het geloof van Jezus hebben, wijst de derde engel op een andere klasse, tegen wier dwalingen een ernstige en vreselike waarschuwing wordt geuit: “Indien iemand het beest aanbidt en zijn beeld, en ontvangt het merkteken aan zijn voorhoofd, of aan zijn hand, die zal ook drinken uit de wijn van de toorn Gods.”3Openb. 14:9, 10. Een juiste verklaring van de beeldspraak, die hier gebruikt wordt, is nodig om deze boodschap te verstaan. Wat wordt voorgesteld door het boost, door het beeld, door het merkteken?GT 512.2

    De reeks van voorzeggingen, waarin deze symbolen gevonden worden, begint bij Openbaring 12, met de draak, die Christus bij Zijn geboorte trachtte om te brengen.1Openb. 12:9. De draak wordt gezegd, Satan te zijn; hij was het, die er Herodes toe bewegen wilde om de Heiland ter dood te brengen. Maar het voornaamste werktuig van Satan in de krijg tegen Christus en Zijn volk tijdens de eerste eenwen van de Christelike jaartelling, was het Romeinse Rijk, waarin het heidendom de voornaamste godsdienst was. Terwijl dus de draak oorspronkelik Satan voorstelt, is hij, in de tweede betekenis, een beeld van het heidense Rome.GT 513.1

    In hoofdstuk 132Vers 1-10. wordt een ander beest beschreven, “een pardel gelijk,” aan hetwelk de draak “zijn kracht, en zijn troon en grote macht” gaf. Gelijk de meeste Prostestanten geloofd hebben, stelt dit symbool het pausdom voor, dat de macht, de troon en het gezag van het Oude Romeinse Rijk heeft overgenomen. Van het op een pardel gelijkend beest wordt er gezegd: “En het werd een mond gegeven om grote dingen en godslasteringen te spreken. . . . En het opende zijn mond tot lastering tegen God, om Zijn naam te lasteren, en Zijn tabernakel, en die in de hemel wonen. En het werd macht gegeven om aan de heiligen krijg aan te doen, en om die te overwinnen, en het werd macht gegeven over alle geslacht, en taal en volk.” Deze profetie, die bijna gelijkluidend is met de beschrijving van de kleine hoorn van Daniël 7, wijst ongetwijfeld op het pausdom.GT 513.2

    “En het werd macht gegeven om zulks te doen, twee en veertig maanden.” En de profeet zegt: “Ik zag een van zijn hoofden als tot de dood geveld.” En wederom: “Indien iemand in de gevangenis leidt, die gaat zelf in de gevangenis : indien iemand met het zwaard zal doden, die moet zelf met het zwaard gedood worden!”3Openb. 13:10. De twee en veertig maanden zijn hetzelfde als “een tijd, en tijden en een gedeelte van een tijd,” drie en een half jaar, of 1260 dagen, van Daniël 7 — de tijd gedurende welke de pauselike macht Gods volk zou onderdrukken. Dit tijdperk begon, zoals in de voorafgaande hoofdstukken gezegd is, met de vestiging van de pauselike oppermacht in 538 n. C., en eindigde in 1798. In dat jaar, toen de paus door het Franse leger ge-vangen werd genomen, ontving de pauselike macht zijn dodelike wond, en werd de voorspelling vervuld: “Indien iemand in de gevangenis leidt, die gaat zelf in de ge-vangenis.”GT 513.3

    Hier wordt een ander symbool ingeleid. De profeet zegt: “Ik zag een ander beest uit de aarde opkomen, en het had twee hoornen, aan de hoornen van het lam gelijk.”1Openb. 13:11. Zowel de verschijning van dit beest als de wijze, waarop het opkomt, duiden aan, dat het volk, dat er door vertegenwoordigd wordt, ongelijk is aan die, welke door de voorafgaande symbolen werden voorgesteld. De grote koninkrijken, die de wereld geregeerd hebben, werden door de profeet Daniël voorgesteld als roofdieren, die opklommen, toen “de vier winden des hemels voortbraken op de grote zee.”2Dan. 7:2. In Openbaring 17 verklaarde een engel, dat wateren “volken en scharen en natieën en tongen”3Openb. 17:15. voorstellen. Winden zijn een symbool van strijd. De vier winden des hemels, die voortbraken op de grote zee, stellen de vreselike tonelen van verovering en opstand voor, waardoor koninkrijken hun kruis hebben omhoog geheven.GT 514.1

    Maar het beest met hoornen gelijk een lam werd gezien “uit de aarde opkomende.” In plaats van andere machten te overwinnen, ten einde zichzelf te vestigen, moet het volk, dat aldus voorgesteld wordt, op een grondgebied verrijzen, dat van tevoren niet bewoond was, en daar geleidelik en vreedzaam in getal aangroeien. Het kon daarom niet opstaan te midden van de zich verdringende en strijdende volkeren van de Oude Wereld,— die woelige zee van “volken en scharen, en natieën en tongen.” Het moet op het Westelike Vasteland gezocht worden.GT 514.2

    Welk volk van de Nieuwe Wereld was in 1798 aan het toenemen in macht, beloofde sterk en groot te zullen worden, en trok de aandacht van de wereld tot zich? Er kan bij de toepassing van dit symbool geen twijfel bestaan. Eén volk, en slechts één, voldoet aan de gegevens van deze profetie, welke ongetwijfeld heenwijst op de Verenigde Staten van Amerika. Keer op keer hebben redenaar en geschiedschrij-ver, bij het schilderen van de opkomst en de groei van deze natie, onbewust gebruik gemaakt van de gedachte, in zo goed als de juiste woorden van de gewijde schrijver. Hot beest werd gezien “uit de aarde opkomende;” en volgens de vertalers betekent het woord, hier als “opkomende” aangegeven, letterlik “groeien of opschieten als een plant.” En, gelijk we gezien hebben, het volk moest opkomen in een grondgebied, dat tevoren niet bewoond was. Een beroemd schrijver spreekt in zijn beschrijving van het ontstaan van de Verenigde Staten van “het geheim van hun voortkomen uit het niet” en zegt: “Gelijk een stille zaadkorrel zijn we tot een rijk aangegroeid.”1Townsend, G. A., “The Now World Compared with the Old,” p. 462 (ed. 1869). Een Europees tijdschrift sprak in 1850 over de Verenigde Staten als een wonderlik rijk, dat “eenvoudig te voorschijn kwam,” en “te midden van de stilte der aarde dageliks in macht en trots toenam.”2The Dublin Nation. Edward Everett sprak in een rede over de Pelgrimvaders van dit volk: “Zagen ze uit naar een afgelegen plekje, onschadelik door zijn verborgenheid, veilig door zijn afgelegenheid, waar de kleine kerk van Leiden vrijheid van geweten zou kunnen genieten? Aanschouwt de machtige gewesten, over welke ze in vreedzame verovering ... de banieren van het kruis hebben omhoog geheven.”3Rede, uitgesproken te Plymouth, Mass., 22 Des. 1824, p. 11.GT 514.3

    “En het had twee hoornen, aan de hoornen van het Lam gelijk.” De hoornen als een lam geven jeugd, onschuld, en zachtheid te kennen, waardoor het karakter van de Verenigde Staten op gepaste wijze wordt voorgesteld, toen de profeet die aanschouwde als “opkomende” in 1798. Onder de Christelike bannelingen, die het eerst naar Amerika vluchtten, en een toevluchtsoord zochten voor koninklike verdrukking en priesterlike onverdraagzaamheid, waren er velen die besloten, een staat te stichten op het brede fondament van burgerlike en godsdienstige vrijheid. Hun denkbeelden werden opgenomen in de Onafhankelikheids Verklaring, welke aan de grote waarheid uitdrukking gaf, dat “alle mensen gelijk zijn geschapen,” en beschonken zijn met het onvervreemdbare recht op “het leven, de vrijheid, en het najagen van geluk.” En de Grondwet waarborgt aan het volk het recht van zichzelf te regeren, erin voorziende, dat vertegenwoordigers, door de stem van het volk gekozen, de wetten zullen uitvaardigen en toepassen. Vrijheid van geloofsovertuiging werd eveneens toegestaan, het aan iedereen vrijlatende God te dienen volgens de inspraak van zijn geweten. Republikanisme en Protestantisme werden de grondbeginselen van het volksbestaan. Deze beginselen zijn het geheim van de macht en de voorspoed van de natie. De verdrukten en vertredenen uit de gehele Christenheid hebben zich met belangstelling en hoop naar dit land gewend. Miljoenen hebben de kusten ervan opgezocht, en de Verenigde Staten hebben hun plaats ingenomen in de rij van de machtigste volken van de aarde.GT 516.1

    Maar het beest met de hoornen gelijk een lam “sprak als een draak. En het oefent al de macht van het eerste beest, in tegenwoordigheid van hetzelve, en het maakt, dat de aarde, en die daarin wonen, het eerste beest aanbidden, wiens dodelike wonde genezen was, . . . zeggende tot degenen, die op de aarde wonen, dat ze voor het beest, dat de wond van het zwaard had, en weder leefde, een beeld zouden maken.”1Openb. 13:11-14.GT 517.1

    De hoornen van een lam en de stem van een draak in het symbool wijzen op een opvallende tegenstelling tussen hetgeen het aldus voorgestelde volk zou belijden, en hetgeen het zou doen. Het “spreken” van de natie is het handelen van zijn wetgevende en gerechtelike overheden. Door zijn handelingen zou dit volk die vrijgevige en vredelievende beginselen ontkennen, welke het tot grondslag van zijn staatkunde had gelegd. De voorspelling, dat het beest zou spreken “als een draak,” en “al de macht zou oefenen van het eerste beest,” voorzegt duidelik een ontwikkeling van de geest van onverdraagzaamheid en vervolging, die zich openbaarde in de volkeren, voorgesteld door de draak en het beest, dat op een pardel geleek. En de verklaring, dat het beest met twee hoornen “maakt, dat de aarde, en die daarin wonen, het eerste beest aanbidden,” geeft aan, dat het gezag van dit volk uit geoefend zal worden om een kerkelik gebruik door te voeren, dat voor het pausdom een daad van eerbetoon zal wezen.GT 517.2

    Zulk een handeling zou in direkte tegenspraak zijn met de beginselen van dit goevernement, met de geest van zijn vrije inrichtingen, met hetgeen bij de Onafhankelikheids verklaring bepaald en plechtig verklaard was, en met de Grondwet. De stichters van de natie trachtten wijselik te waken tegen de aanwending van wereldlike macht van de zijde van de kerk, met het onvermijdelik gevolg daarvan — onverdraagzaamheid en vervolging. De Grondwet bepaalt, dat het “Kongres geen wet zal maken betreffende het vaststellen van enige godsdienst, of de vrije uitoefening ervan zal verbieden,” en “dat er geen proeve van godsdienstige overtuiging ooit vereist zal worden om bevoegd te zijn voor enig publiek ambt in de Verenigde Staten.” Alleen met openbare schending van deze waarborg van de vrijheid van de natie kan nakoming van godsdienstige plichten door de burgerlike overheid geëist worden. Maar de onbestaanbaarheid van zulk een handeling is niet groter, dan die in het symbool wordt voorgesteld. Het is het beest met de hoornen gelijk een lam — voorgevende rein, zacht, en onschadelik te zijn — dat spreekt als een draak.GT 518.1

    “Zeggende tot degenen, die op de aarde wonen, dat zij voor het beest een beeld zouden maken.” Hier wordt duidelik een regeringsvorm voorgesteld, welks wetgevende macht bij het volk berust; een zeer treffend bewijs, dat de Verenigde Staten de natie zijn, die in de profetie bedoeld wordt.GT 518.2

    Maar wat is het “beeld van het beest”? En hoe moet het gemaakt worden? Het beeld wordt gemaakt door het beest met de twee hoornen, en is een beeld voor het eerste beest. Ook wordt het een beeld van het beest genoemd. Om derhalve te zien, waaraan het beeld gelijk zal zijn, en hoe het gevormd zal worden, moeten we de karaktertrekken van het beest zelf — het pausdom — nagaan.GT 518.3

    Toen het bederf in de eerste kerk binnensloop, door afwijking van de eenvoudigheid van het evangelie, en heidense gebruiken en gewoonten aangenomen werden, verloor de kerk de Geest en de kracht Gods, en riep, om macht te hebben over de gemoederen van het volk, de hulp van het wereldlike gezag in. Het gevolg hiervan was het pausdom, een kerk, welke de macht van de staat beheerste, en die ge-bruikte om zijn eigen doeleinden te bevorderen, voornamelik tot het bestraffen van “ketterij. ” Om de Verenigde Staten een beeld van het beest te laten maken, moet de godsdienstige macht de burgerlike regering zozeer beheersen, dat het gezag van de staat eveneens door de kerk gebruikt zal worden om zijn eigen doeleinden te bereiken.GT 519.1

    Wanneer de kerk zich ook maar wereldlike macht verworven heeft, heeft hij die altijd gebruikt om afwijking van zijn leerstellingen te straffen. Protestantse kerken, die in de voetstappen van Rome gevolgd zijn door een verbintenis aan te gaan met de wereldlike macht, hebben een gelijksoortige begeerte geopenbaard om de vrijheid van het geweten te beperken. Een voorbeeld hiervan vindt men in de langdurige vervolging van de afgescheidenen door de Kerk van Engeland. Gedurende de zestiende en zeventiende eeuw werden duizenden afgescheiden predikanten gedwongen, hun kerken te verlaten; en velen, zowel predikanten als leken, werden beboet, in hechtenis genomen, gefolterd, en ondergingen de marteldood.GT 519.2

    Het was afval, die er de eerste kerk toe bracht om de hulp in te roepen van de burgerlike regering, en dit bereidde de weg tot de ontwikkeling van het pausdom,— het beest. Paulus sprak: “Er zal een afval komen, . . . dat geopenbaard zij de mens der zonde.”12 Thes. 2:3. Afval in de kerk zal dus de weg bereiden voor het beeld van het beest.GT 519.3

    De Bijbel geeft aan, dat er vor de komst van de Heer een toestand van godsdienstige achteruitgang zal zijn, gelijkend op die van de eerste eeuwen. “In de laatste dagen zullen zware tijden ontstaan. Want de mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelven, geldgierig, laatdunkend, hovaardig, lasteraars, aan de ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder natuurlike liefde, onverzoenlik, achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot de goeden, verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods; hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht ervan verloochend hebben.”12 Tim. 3:1-5. “Doch de Geest zegt duidelik, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten en leringen van duivelen.”21 Tim. 4:1. Satan zal werken “in alle kracht, en tekenen en wonderen der leugen, en in alle verleiding der onrechtvaardigheid.” En al degenen, die “de liefde van de waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden,” zullen overgelaten worden om aan te nemen “een kracht der dwaling, dat ze de leugen zouden geloven.”32 Thess. 2:9-11. Wanneer deze toestand van goddeloosheid zal bereikt zijn, dan zal men dezelfde gevolgen zien als in de eerste eeuwen.GT 520.1

    Het grote verschil van geloof in de Protestantse kerken wordt door velen beschouwd als een beslissend bewijs, dat er nimmer pogingen gedaan kunnen worden om een gedwongen eenvormigheid te verzekeren. Doch sedert jaren reeds bestaat er in zekere kerken van het Protestantse geloof een sterk en toenemend gevoel ten gunste van een vereniging, op geloofspunten gegrond, die aan alle gemeen zijn. Om zulk een unie te verkrijgen, moet men natuurlik afzien van het bespreken van alle onderwerpen, waarover men niet overeenstemt— hoe belangrijk die ook mogen zijn van een bijbels standpunt beschouwd.GT 520.2

    Charles Beecher zei in een preek, in het jaar 1846 gehouden, dat de geestelikheid van “de evangeliese Protestantse kerkgenootschappen niet alleen van begin tot eind gevormd is onder een vreselike druk van louter mensevrees, maar dat hun predikanten leven, zich bewegen, en ademen in een toestand van zaken, die geheel en al bedorven is, en dat ze ieder uur de toevlucht nemen tot iedere onedele karaktertrek in hun wezen om de waarheid het zwijgen op te leggen, en de knie te buigen voor de macht van de afval. Is dat niet de manier geweest, waarop het met Rome is gegaan ? Beleven we het ontstaan ervan niet opnieuw? En wat zien we onmiddellik vor ons? Weer een algemene vergadering! Een wereld-konventie! Een evangeliese alliantie en een algemene geloofsbelijdenis!”1Preek over “The Bible a Sufficient Creed,” geleverd te Fort Wayne, Ind., 22 Febr., 1846. Wanneer het zover zal gekomen zijn, zal er voor de poging tot het bereik van volkomen eenvormigheid nog maar één enkele stap overblijven, en men neemt de toevlucht tot geweld.GT 520.3

    Wanneer de voornaamste kerken van de Verenigde Staten, zich verenigende op zulke geloofspunten als ze met elkander gemeen hebben, de Staat zullen bewegen om hun bepalingen te laten doorvoeren, en hun instellingen te ondersteunen, dan zal het Protestantse Amerika een beeld gemaakt hebben van de Roomse priesterheerschappij, en zal het opleggen van burgerlike straffen op mensen van ver-schillende denkwijze er het onvermijdelike gevolg van zijn.GT 521.1

    Het beest met twee hoornen “maakt (beveelt), dat het aan allen, kleinen en groten, en rijken en armen, en vrijen en dienstknechten, een merkteken zal geven aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden; en dat niemand mag kopen of verkopen, dan die dat merkteken heeft, of de naam van het beest, of het getal van zijn naam.”2Openb. 13:16, 17. De waarschuwing van de derde engel is: “Indien iemand het beest aanbidt en zijn beeld, en ontvangt het merkteken aan zijn voorhoofd, of aan zijn hand, die zal ook drinken uit de wijn van de toorn Gods.” “Het beest,” dat in deze boodschap genoemd wordt, de aanbidding waarvan verplichtend wordt gemaakt door het beest met de twee hoornen, is het eerste, of het op een pardel gelijkend beest van Openbaring 13,— het pausdom. Het “beeld van het beest” stelt die vorm van het afvallige Protestantisme voor, welke ontstaan zal, wanneer de Protestantse kerken de hulp van de burgerlike macht zullen inroepen om hun leerstellingen door te voeren. Voor het “merk van het beest” moet nog een omschrijving gevonden worden.GT 521.2

    Na de waarschuwing tegen het aanbidden van het beest en zijn beeld zegt de profetie: “Hier zijn zij, die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus.” Daar degenen, die de geboden Gods bewaren, aldus genoemd worden in tegenstelling van hen, die het beest en zijn beeld aanbidden, en zijn merkteken ontvangen, volgt daaruit, dat het houden van Gods wet aan de ene kant, en het overtreden ervan aan de andere kant, het onderscheid zal uitmaken tussen de aanbidders van God en aanbidders van het beest.GT 522.1

    De biezondere karaktertrek van het beest, en derhalve ook van zijn beeld, is het breken van Gods geboden. Daniël zegt van de kleine hoorn, het pausdom, dat “het zal menen de tijden en de wet te veranderen.”1Dan. 7:25. En Paulus noemt dezelfde macht de “mens der zonde,” die zich boven God zou verheffen. De ene profetie vult de andere aan. Alleen door het veranderen van Gods wet kon het pausdom zich boven God verheffen; wie de aldus veranderde wet, met bewustzijn van de verandering, zou houden, zou de hoogste eer bewijzen aan die macht, door welke de verandering gemaakt was. Zulk een bewijs van gehoorzaamheid aan pauselike wetten zou een teken van getrouwheid aan de paus in plaats van aan God zijn.GT 522.2

    Het pausdom heeft getracht, Gods wet te veranderen. Het tweede gebod, waarin het aanbidden van beelden verboden wordt, is uit de wet weggelaten, en het vierde gebod is z— veranderd, dat het houden van de eerste in plaats van de zevende dag als Sabbat gewettigd wordt. Maar de pauseliken beweren, als reden voor het weglaten van het tweede gebod, dat het onnodig is, daar het in het eerste opgesloten ligt, en dat ze de wet nauwkeurig z— wedergeven, als Gods bedoeling was, dat die verstaan zou worden. Dit kan deGT 522.3

    verandering niet zijn, die door de profeet is voorspeld. Een opzettelike, voorbedachte verandering wordt aangegeven: “Het zal menen, de tijden en de wet te veranderen.” De verandering in het vierde gebod vervult nauwkeurig de voorzegging. De enige macht, die ze beweren hiervoor te hebben, is het gezag van de kerk. Hier stelt de pauselike macht zich openlik boven God.GT 523.1

    Terwijl degenen, die God aanbidden, zich in het biezonder zullen onderscheiden doordat ze het vierde gebod in ere houden,— daar dit het teken van Zijn scheppende macht is, en het bewijs van Zijn aanspraak op de eerbied en hulde van de mens — zullen degenen, die het beest aanbidden, zich onderscheiden door hun pogingen om het gedenkteken van de Schepper te niet te doen, en de instelling van Rome eer te bewijzen. Het was ten behoeve van de Zondag, dat het pausdom voor de eerste maal zijn aanmatigende eis deed gelden;1Zie Aanhangsel. en zijn eerste toevlucht tot de macht van de Staat was om het houden van de Zondag als “Dag des Heren” verplichtend te maken. Maar de Bijbel wijst op de zevende dag, en niet op de eerste, als de dag des Heren. Christus zei: “Zo is dan de Zoon des mensen een Heer ook van de Sabbat.” Het vierde gebod zegt: “De zevende dag is de Sabbat des Heren.” En door de profeet Jesaja beschrijft de Heer hem als “Mijn heilige dag.”2Markus 2:28; Jes. 58:13.GT 523.2

    De bewering, die zo menigmaal aangevoerd wordt, dat Christus de Sabbat veranderd heeft, wordt door Zijn eigen woorden bewezen, onwaar te zijn. In Zijn bergrede sprak Hij: “Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om die te ontbinden, maar te vervullen; want voorwaar zeg Ik u: totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota, noch één tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied. Zo wie dan één van deze minste geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in het koninkrijk der hemelen;GT 523.3

    maar zo wie ze zal gedaan en geleerd hebben, die zai groot genaamd worden in het koninkrijk der hemelen.”1Matth. 5:17-19.GT 524.1

    Het is een bekend feit, dat over het algemeen door Protestanten toegegeven wordt, dat de Schrift geen gezag aangeeft voor het veranderen van de Sabbat. Dit wordt duidelik aangetoond in boeken en geschriften, die door het Amerikaanse Traktaatgenootschap en de Amerikaanse Zondagschool-Unie uitgegeven zijn. Een van deze werken stemt toe “het volslagen zwijgen van het Nieuwe Testament, wat een bepaald gebod voor de Sabbat (Zondag, de eerste dag van de week), of bepaalde regels voor het houden ervan, betreft.”2Elliott, Geo., “The Abiding Sabbath,” p. 184.GT 524.2

    Een ander zegt: “Tot op de tijd van Christus’ dood was er geen verandering in de dag gemaakt;”3Waffle, A. E., “The Lord’s Day,” p. 186. 4 Id. pp. 187, 188. en, “voor zover opgetekend staat, hebben zij (de apostelen) . . . geen bepaald gebod gegeven, waarin het opgeven van de Sabbat op de zevende dag, en het houden ervan op de eerste dag van de week, voorgeschreven werd.”4Id. pp. 187, 188.GT 524.3

    Rooms Katholieken stemmen toe, dat de verandering van de Sabbat door hun kerk gemaakt is, en verklaren, dat Protestanten door het houden van de Zondag de macht ervan erkennen. In de “Katholieke Katechismus van de Christelike Godsdienst” wordt als antwoord op een vraag, welke dag uit gehoorzaamheid aan het vierde gebod gehouden moet worden, de volgende verklaring gegeven: “Onder de oude wet was de Zaterdag de heilige dag; doch de Kerk heeft op aanwijzing van Christus, en door Gods Geest geleid, de Zondag in plaats van Zaterdag gesteld; daarom heiligen we nu de eerste, niet de zevende dag. Zondag betekent, en is nu, de dag des Heren.”GT 524.4

    Als bewijs van het gezag van de Katholieke Kerk geven de pauseliken aan “het feit zelf van het veranderen van de Sabbat in Zondag, hetwelk de Protestanten toegeven; . . . want door het vieren van de Zondag erkennen ze de macht van de Kerk om feesten in te stellen, en op straffe verplichtend te maken.”1Tuberville, H., “An Abridgment of the Christian Doctrine,” p. 58. Wat is de verandering van de Sabbat dan anders dan het teken of merkteken van het gezag van de Roomse Kerk—“het merkteken van het beest”?GT 524.5

    De Roomse Kerk heeft zijn aanspraak op oppergezag niet laten varen; en wanneer de wereld en de Protestantse kerken een sabbat aannemen, die deze kerk geschapen heeft, tegelijkertijd de Sabbat van de Bijbel verwerpende, geven ze in werkelikheid toe, dat hij dit gezag bezit. Ze mogen zich beroepen op het gezag van de overlevering en dat van de kerkvaders, om de verandering te billiken; maar door dat te doen, ontkennen ze juist het beginsel, dat hen van Rome scheidt,— dat “de Bijbel, en de Bijbel alleen, de godsdienst van de Protestanten” uit maakt. De pausgezinde begrijpt, dat ze zichzelven bedriegen, en eigenwillig de ogen sluiten voor de feiten van de zaak. Naarmate de beweging voor het verplichtend maken van de Zondag veld wint, verheugt hij zich, er zich van overtuigd houdende, dat dit ten slotte de gehele Protestantse wereld onder de banier van Rome zal brengen.GT 525.1

    De Roomsen verklaren, dat “het houden van de Zondag door de Protestanten een hulde is, die zij, ondanks zich-zelven, aan het gezag van de (Katholieke) Kerk toebrengen.”2”Plain Talk About Protestantism,” p. 213. Het verplichtend maken van de viering van de Zondag van de zijde van de Protestantse kerken is, dwang opleggen tot aanbidding van het pausdom — van het beest. Degenen dus die, de eisen van het vierde gebod verstaande, verkiezen, de valse in plaats van de ware Sabbat te houden, bewijzen daardoor hulde aan die macht, door welke hij alleen voorgeschreven is. Maar juist door het opleggen van een godsdienstige plicht door wereldlike macht, zouden de kerken zich een beeld van het beest maken; vandaar dat het verplichtend stellen van Zondagsviering in de Verenigde Staten een gedwongen opleggen zou zijn van de aanbidding van het beest en zijn beeld.GT 525.2

    Maar de Christenen in vroegere tijden hebben de Zondag gevierd, menende, dat ze daardoor de Sabbat van de Bijbel hielden; en er zijn ook nu ware Christenen in iedere kerk, de Rooms Katholieke niet uitgesloten, die eerlik geloven, dat de Zondag de Sabbat is volgens Goddelike instelling. God neemt de eerlikheid van hun bedoeling, en de oprechtheid, waarmede ze vor Hem staan, aan. Maar wanneer het houden van de Zondag door de wet bevolen zal worden, en de wereld ingelicht zal zijn aangaande de verplichting van de ware Sabbat, dan zal iedereen, die Gods gebod overtreedt, om aan een voorschrift te gehoorzamen, waarvoor geen hoger gezag bestaat dan dat van Rome, het pausdom daardoor boven God eren. Hij bewijst hulde aan Rome, en aan de macht, welke de instelling, door Rome voorgeschreven, bindend maakt. Hij aanbidt het beest en zijn beeld. Wanneer de mensen alsdan de instelling verwerpen, welke God verklaard heeft het teken van Zijn gezag te zijn, en in de plaats daarvan die eren, welke Rome gekozen heeft tot teken van zijn oppergezag, zullen ze daardoor het teken van getrouwheid aan Rome—“het merkteken van het beest”— aanvaarden. En niet voordat de mensen duidelik van de zaak zijn onderricht, en tot een bepaalde keuze komen tussen de bevelen Gods en de bevelen van de mensen, zullen zij, die in die overtreding voortleven, “het merkteken van het beest ontvangen.”GT 525.3

    De vreselikste bedreiging, die ooit tot stervelingen gericht is, ligt in de boodschap van de derde engel besloten. Het moet wel een erge zonde zijn, die Gods toorn onvermengd, d. i. zonder barmhartigheid, over zich inroept. De mensen worden aangaande deze belangrijke zaak niet in het duister gelaten; de waarschuwing tegen deze zonde moet aan de wereld bekend gemaakt worden vor de uitgieting van Gods oordelen, opdat allen weten mogen, waarom die uitgegoten worden, en tijd mogen hebben om eraan te ontkomen. De profetie verklaart, dat de eerste engel zijn aankondiging zou doen aan “alle natie en geslacht, en taal en volk.” De waarschuwing van de derde engel, welke een deel uitmaakt van dezelfde drievoudige boodschap, zal niet minder ver verbreid worden. Hij wordt in de profetie voorgesteld als GT 526.1

    afgekondigd te worden met een grote stem door een engel, vliegende in het midden van de hemel, en zal de aandacht van de wereld tot zich trekken.GT 527.1

    Aan het einde van de strijd zal de gehele Christenheid in twee grote klassen verdeeld zijn,— degenen, die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus hebben, en zij, die het beest en zijn beeld aanbidden en zijn merkteken ontvangen. Ofschoon kerk en staat hun verenigde macht zullen gebruiken om “allen, kleinen en groten, en rijken en armen, en vrijen en dienstknechten,” te dwingen, “het merkteken van het beest”1Openb. 13:16. te ontvangen, toch zal Gods volk het niet aannemen. De Ziener van Patmos aanschouwde hen, “die de overwinning hadden van het beest, en van zijn beeld, en van zijn merkteken, en van het getal van zijn naam, welke stonden aan de glazen zee, hebbende de citers Gods,” en ze zongen het gezang van Mozes en het Lam.2Openb. 15:2, 3.GT 527.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents