Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Johannes Wycliffe

    Vor de hervorming bestonden er bij tijden slechts weinig afschriften van de Bijbel; toch had God nimmer toegelaten, dat Zijn Woord geheel en al verloren ging. De waarheden ervan zouden niet altijd verborgen blijven. Hij kon even gemakkelik de woorden des levens van hun ketenen ontdoen, als Hij de deuren van de gevangenis kon openen en ijzeren poorten ontgrendelen, om Zijn dienaren in vrijheid te stellen. In de verschillende landen van Europa zette de Geest Gods mannen aan, om naar de waarheid te zoeken als naar verborgen schatten. Door Gods voorzienigheid op de Heilige Schriften gewezen, onderzochten ze de gewijde bladen met de diepste belangstelling. Ze waren gewillig het licht aan te nemen, wat dit hun ook kosten mocht. Hoewel ze niet alle dingen duidelik inzagen, gelukte het hun, vele waarheden te ontdekken, die lang begraven hadden gelegen. Als boden, door de hemel zelf uitgezonden, gingen ze voorwaarts, de ketenen van dwaling en bijgeloof verbrekende, en degenen, die zo lang in slavernij gebonden waren geweest, oproepende om op te staan, en de vrijheid te beleven, die ze verkregen hadden.GT 91.1

    Behalve onder de Waldenzen was het Woord Gods eeuwen lang opgesloten geweest in talen, die alleen de geleerden ver-stonden; maar de tijd was gekomen, dat de Schriften moesten vertaald en in verschillende landen aan het volk in hun eigen spraak verschaft worden. Het middernachtelik duister was voor de wereld voorbij. De uren van donkerheid verliepen het ene na het andere, en in vele landen werden er tekenen gezien van de komende dageraad.GT 91.2

    In de veertiende eeuw verrees in Engeland de “morgenster van de Hervorming.” John Wycliffe was de voorloper van de Hervorming, niet voor Engeland alleen, maar voor de gehele Christenheid. Het grote protest tegen Rome, waaraan het hem veroorloofd was uiting te geven, zou nimmermeer tot zwijgen gebracht worden. Dat protest opende de worstelstrijd, welks einde was de vrijverklaring van personen, kerken en volken.GT 92.1

    Wycliffe ontving een degelike opvoeding, en de vreze des Heren was hem het beginsel der wijsheid. Hij stond aan de hogeschool bekend wegens zijn innige vroomheid, zowel als zijn merkwaardige talenten en grondige geleerdheid. In zijn dorst naar kennis zocht hij ieder vak van geleerdheid machtig té worden, Hij werd opgevoed in de scholastieke wijsbegeerte, in de kerkleer, en in het civiele recht, meer bepaaldelik dat van zijn eigen land. In zijn arbeid in later jaren kwam de waarde van deze opvoeding van zijn jeugd sterk uit. Degelike bekendheid met de spekulatieve wijsbegeerte van zijn tijd stelde hem in staat, de dwalingen ervan in het licht te stellen; en zijn studie van national en kerkelik recht bekwaamde hem om de grote strijd aan te vangen voor burgerlike en godsdienstige vrijheid. Terwijl hij over de wapenen kon beschikken, die Gods Woord verleent, bezat hij tevens de verstandelike ontwikkeling van de scholen, en verstond de taktiek van de geleerden. De kracht van zijn vindingrijk verstand, en de uitgebreidheid en degelikheid van zijn kennis dwongen beiden vriend en vijand achting voor hem af. Zijn aanhangers zagen met voldoening, dat hun voorvechter in de voorste gelederen van de grote geesten onder het volk stond; want daardoor was het zijn vijanden onmogelik, de zaak van de hervorming in verachting te brengen, door de onkunde of zwakheid aan de kaak te stellen van hem, die aan die zaak zijn steun verleende.GT 92.2

    Terwijl Wycliffe nog aan de hogeschool was, begon hij de Schriften te bestuderen. In die vroege tijden, toen de Bijbel nog alleen in de oude talen bestond, konden de geleerden de weg vinden naar de bron van de waarheid, welke weg voor de onopgevoede klassen gesloten was. Op die wijze was het pad reeds gebaand voor Wycliffe’s toekomstige werk als hervormer. Geleerde mannen hadden het Woord Gods onderzocht, en de grote waarheid van Zijn vrije genade daarin geopenbaard gevonden. In hun onderwijs hadden ze de kennis van deze waarheid verbreid, en er anderen toe geleid, zich tot de levende Godspraken te wenden.GT 92.3

    Toen Wycliffe’s aandacht bij de Schriften bepaald werd, begaf hij zich aan het onderzoek ervan met dezelfde degelikheid, die hem in staat had gesteld, de schoolse geleerdheid machtig te worden. Tot hiertoe had hij een grote leemte gevoeld, die noch zijn scholastieke studieën, noch het onderricht van de kerk had kunnen vullen. In Gods Woord vond hij wat hij tevoren tevergeefs had gezocht. Hier vond hij het verlossingsplan geopenbaard, en Christus aangewezen als de enige voorspraak voor de mens. Hij gaf zich aan de dienst van Christus, en vatte het besluit op, de waarheden, die hij ontdekt had, te verkondigen.GT 93.1

    Even weinig als latere hervormers voorzag Wycliffe bij het begin van zijn werk, waarheen het hem leiden zou. Hij stelde zich niet opzettelik tegen Rome. Doch toewijding aan de waarheid moest hem wel in strijd brengen met de leugen. Hoe klaarder hij de dwalingen van het pausdom inzag, des te ernstiger werd hij in het voordragen van de leer van de Bijbel. Hij bemerkte, dat Rome het Woord Gods had laten varen voor menselike instellingen; onbevreesd beschuldigde hij de priesterschap van de Schriften te hebben verbannen, en eiste, dat de Bijbel aan het volk teruggegeven, en zijn gezag in de kerk hersteld zou worden. Hij was een bekwaam en ernstig leraar, en een welsprekend prediker, en in zijn dagelikse wandel beleefde hij de waarheden, die hij predikte. Zijn kennis van de Schriften, de kracht van zijn redenering, de reinheid van zijn leven, en zijn onbuigzame moed en oprechtheid wonnen hem algemene achting ei vertrouwen. Velen onder het volk hadden de liefde voor hun vroeger geloof verloren, de goddeloosheid ziende, die in de Roomse Kerk heerste, en verwelkomden met onverholen blijdschap de waarheden, die Wycliffe aan het licht bracht; maar de pauselike leiders waren woedend, toen ze bemerkten, dat deze hervormer invloed verkreeg, waarbij de hunne moest achterstaan.GT 93.2

    Wycliffe was scherp in het ontdekken van dwaling, en viel onbevreesd vele van de misbruiken aan, welke het gezag van Rome goedgekeurd had. Terwijl hij de post van kapelaan van de koning bekleedde, verzette hij zich stoutmoedig tegen de betaling van schatting, welke de paus van de Engelse monarch eiste, en toonde aan, dat de toeëigening van gezag van de zijde van de paus over wereldse heersers in strijd was met de rede zowel als de openbaring. De aanspraken van de paus hadden grote verontwaardiging uitgelokt, en hetgeen Wycliffe leerde, maakte een diepe indruk op de voornaamste mannen onder het volk. De koning en edelen ontkenden verenigd de aanspraak van de opperpriester op tijdelik gezag, en weigerden betaling van de schatting. Op die wijze ontving de pauselike oppermacht in Engeland een gevoelige slag.GT 94.1

    Een ander kwaad, waartegen de hervormer een langdurige en besliste strijd voerde, was de instelling van de orde van bedelmonniken. Deze monniken kwamen in troepen naar Engeland, en brachten de grootheid en voorspoed van de natie schade toe. Bedrijvigheid, opvoeding, zeden, alles gevoelde de nadelige invloed. Het luie bedelaarsleven van de monniken ledigde niet alleen de zakken van het volk, maar bracht nuttige arbeid in minachting. De jongelingen gingen zedelik achteruit en werden slecht. Onder de invloed van de monniken werden er velen toe overgehaald, zich in een klooster te begeven, en zich aan het kloosterleven te wijden, en dat niet alleen zonder toestemming van hun ouders, maar zelfs zonder hun voorkennis en tegen hun bevel in. Een van de oude vaders van de Roomse Kerk, de eisen van het monnikeleven boven de verplichtingen van kinderliefde en kinderplicht stellende, had verklaard: “Al zou ook uw vader wenend en klagend voor uw deur liggen, en uw moeder u de schoot tonen, die u gedragen en de borsten, die u gezoogd hebben, zie dat gij hen met voeten treedt, en begeeft u rechtuit tot Christus. ” Door zulke “monsterachtige onmenselikheid,” gelijk Luther het later noemde, “die meer van de wolf en de tiran dan van de Christen en de mens had,” werden de harten van de kinderen tegen hun ouders verhard.1Sears, Barnas, “Life of Luther,” pp. 70, 69. Aldus maakten de pauselike leiders, gelijk de Farizeën van ouds, het gebod Gods te niet door hun instelling. Op die wijze werden de huisgezinnen verbroken, en de ouders van het gezelschap van hun zoons en dochters beroofd.GT 94.2

    Zelfs de studenten aan de universiteiten werden door de valse voorstellingen van de monniken misleid, en bewogen, zich bij hun orden te voegen. Velen hadden later berouw van de genomen stap, ziende dat ze hun eigen leven verwoest, en hun ouders verdriet aangedaan hadden; maar wanneer ze eenmaal in de val waren, was het hun onmogelik, hun vrijheid terug te krijgen. Vele ouders weigerden, uit vrees van de invloed van de monniken, om hun zonen naar de hogescholen te zenden. Er was op de grote middelpunten van geleerdheid een sterke vermindering van het aantal studenten waar te nemen. De scholen kwijnden, en onkunde nam de overhand.GT 95.1

    De paus had aan deze monniken de macht verleend, om de biecht af te nemen en vergiffenis van zonden te schenken. Dit werd de bron van zeer groot kwaad. Daar ze er slechts op uit waren, hun winst te vergroten, waren deze monniken zo zeer gereed, kwijtschelding te geven, dat boosdoeners van allerlei soort zich tot hen voegden, en als natuurlik gevolg de ergste schanddaden hand over hand toenamen. De kranken en armen werden aan hun lot overgelaten; terwijl de giften, die in hun behoeften hadden moeten voorzien, in de zakken van de monniken vloeiden, die met dreigementen aalmoezen van de mensen eisten, en de slechtheid veroordeelden van hen, die het zouden wagen, hun orders niet te begiftigen. Ondanks hun voorgewende armoede, nam de rijkdom van de monniken voortdurend toe, en bij prachtige gebouwen en rijkbeladen tafels stak de aangroeiende armoede van het volk immer meer af. En terwijl zij hun tijd in weelde en genot doorbrachten, zonden ze in hun plaats onwetende mannen rond, die niets konden dan wonderlike verhalen en legenden opdissen, en grappen maken om het volk te amuseren en hen nog maar meer onder de macht van de monniken te brengen. Toch handhaafden de kloosterbroeders bij voortduring hun gezag over de bijgelovige menigten, en brachten hen in de waan dat alle godsdienstige plichten begrepen waren in het erkennen van de oppermacht van de paus, het aanbidden van de heiligen, en giften uitdelen aan de monniken, en dat dit voldoende was om hun een plaats in de hemel te verzekeren.GT 95.2

    Geleerde en vrome mannen hadden tevergeefs getracht een hervorming in deze kloosterorden teweeg te brengen; maar Wycliffe, die de zaken duideliker inzag, greep het kwaad bij de wortel aan, verklarende dat het stelsel zelf vals was, en behoorde afgeschaft te worden. Er begon een geest van bespreking en navraag wakker te worden. Terwijl de monniken het land doortrokken en pauselike aflaten rondventten, begonnen er velen te twijfelen aan de mogelikheid van vergiffenis voor geld te kopen, en vroegen zich af, of het niet beter was, vergiffenis van God te zoeken, dan van de Roomse opperpriester.1Zie Aanhangsel. Niet weinigen werden ongerust over de geldzucht van de kloosterbroeders, wier inhaligheid nimmer te bevredigen scheen. “De Roomse priesters en monniken,” zeiden ze, “vereten ons als de kanker. God moet ons verlossen, of het volk zal vergaan.”2D'Aubigné, boek 17, kap. 7. Om hun geldgierigheid te bedekken, gaven deze bedelmonniken voor, dat ze het voorbeeld van de Heiland volgden, en legden de mensen uit, dat Jezus en Zijn discipelen onderhouden waren geworden door de liefdegaven van het volk. Dit voorwendsel echter deed hun zaak schade aan, doordat het velen naar de Bijbel voerde om de waarheid voor zichzelven te onderzoeken — een uitkomst, die boven alle andere dingen het minst door Rome werd begeerd. De harten van de mensen werden naar de Bron van waarheid heengetrokken, welke Rome zich ten doel had gesteld te verbergen.GT 96.1

    Wycliffe begon traktaten te schrijven en te publiceren tegen de kloosterbroeders, niet zozeer echter om redetwist met hen te zoeken, als om de gedachten van het volk bij de leer van 1Zie Aanhangsel. de Bijbel en zijn Schrijver te bepalen. Hij verklaarde, dat de paus de macht om te vergeven of in de kerkban te doen in geen grotere mate bezat dan gewone priesters, en dat niemand in waarheid uit de kerk gebannen kan worden, tenzij hij eerst het oordeel Gods over zich gebracht heeft. Op geen kracht-dadiger wijze kon hij het afbreken van dat kolossale weefsel van geestelike en wereldlike overheersing ter hand genomen hebben, dat de paus gesponnen had, en waarin de zielen en lichamen van miljoenen gevangen gehouden werden.GT 96.2

    Opnieuw werd Wycliffe geroepen om de rechten van de Engelse kroon tegen de aanmatigingen van Rome te verdedigen; en aangesteld als koninklik afgezant, bracht hij twee jaren in de Nederlanden, in onderhandeling met de afgezanten van Rome, door. Daar kwam hij in aanraking met geesteliken uit Frankrijk, Italië en Spanje, en had gelegenheid om achter de schermen te zien, en kennis te erlangen van vele dingen, die hem in Engeland verborgen zouden gebleven zijn. Hij leerde veel, dat zijn latere arbeid doeltreffend maken zou. In deze vertegenwoordigers van het pauselik hof las hij het ware karakter en de wezenlike oogmerken van de priesterheerschappij. Hij keerde naar Engeland terug om zijn vorig onderwijs meer in het openbaar en met groter ijver te herhalen, verklarende dat gierigheid, trots en misleiding de goden van Rome waren.GT 97.1

    In een van zijn traktaten, over de paus en zijn inzamelaars sprekende, zei hij : “Ze trekken uit ons land, wat de arme man tot levensonderhoud nodig heeft, benevens jaarliks vele duizenden guldens van des konings geld voor sakramenten en geestelike dingen, hetgeen vervloekte simonie ketterij is, en de ganse Christenheid deze ketterij laat bekrachtigen en handhaven. En voorwaar, al bezat ons rijk een grote berg van goud, en niemand nam daarvan behalve de inzamelaar van deze trotse, wereldlike priester, deze berg zou na verloop van tijd cpraken; want hij houdt niet op met geld uit ons land weg te nemen, en zendt er niets voor terug behalve Gods vloek voor zijn simonie.”1Lewis, Eerw. John, “History of the Life and Sufferings of J. Wiclif,” p. 37. Spoedig na zijn terugkomst in Engeland ontving Wycliffe van de koning de aanstelling van predikant te Lutterworth. Dat was hem een verzekering, dat de vorst ten minste de duidelike woorden, waarvan hij gebruik had gemaakt, niet kwalik genomen had. Wycliffe’s invloed liet zich gevoelen in de wijze, waarop het hof handelde, zowel als in de vorm, die het volksgeloof aannam.GT 97.2

    De donder van de paus werd spoedig tegen hem gericht. Drie bullen werden naar Engeland gezonden,— naar de universiteit, de koning, en de prelaten,— elk waarvan eiste, dat er onmiddellik besliste stappen genomen zouden worden om de ketterse leraar tot zwijgen te brengen.1Zie Aanhangsel. Neander, “History of the Christian Religion and Church,” Periode VI, sek. 2, Deel I, par. 8. Nog vor de aankomst van die geschriften echter hadden de bisschoppen in hun ijver Wycliffe vor zich gedaagd om zich te verantwoorden. Maar twee van de machtigste prinsen vergezelden hem naar de rechtbank; en het volk, dat het gebouw omzette en naar binnen stormde, joeg de rechters zulk een vrees aan, dat de verrichtingen voorlopig gestaakt werden, en men hem in vrede zijn weg liet gaan. Een weinig later stierf Eduard III, die de prelaten in zijn ouderdom tegen de hervormer zochten in te nemen, en werd Wycliffe’s vroegere beschermheer regent over het koninkrijk.GT 98.1

    De aankomst van de pauselike bullen echter legde gans Engeland het strenge bevel op om de ketter in hechtenis te nemen en gevangen te zetten. Zulke maatregelen wezen oniniddellik op de brandstapel. Het scheen zeker te zijn, dat Wycliffe binnen kort de wraak van Rome ten prooi moest worden. Doch Hij, die aan een in de dagen van ouds verklaarde: “Vrees niet, Ik ben u een schild”2Gen. 15:1.—strekte nogmaals Zijn hand uit om Zijn dienstknecht te beschermen. De dood kwam, niet tot de hervormer, maar tot de opperpriester, die gelast had, dat hij uit de weg geruimd zou worden. Gregorius XI stierf, en de geesteliken, die voor het verhoor van Wycliffe samengekomen waren, gingen uit elkander.GT 98.2

    Gods voorzienigheid bestuurde de gebeurtenissen nog verder, om de hervorming gelegenheid tot wasdom te geven. De dood van Gregorius werd gevolgd door de verkiezing van twee wedijverende pausen tegelijkertijd. Twee tegenstrijdige machten, die beide voorgaven, onfeilbaar te zijn, eisten tans gehoorzaaheid.1Zie Aanhangsel. Elk van hen riep de getrouwen op, om te helpen de ander te beoorlogen, zijn bevelen klem bijzettende door vreselike vervloekingen tegen zijn wederpartij, en beloften van hemels loon voor zijn ondersteuners. Dit voorval verzwakte de macht van het pausdom ten zeerste. De mededingende partijen hadden de handen vol met elkander te be-strijden, en Wycliffe werd voor een tijd met rust gelaten. Anathema’s en tegenbeschuldigingen vlogen van paus naar paus, en stromen bloeds werden vergoten om hun tegenstrijdige aanspraken te ondersteunen. Misdaden en schandalen kwamen als een vloed over de kerk. Middelerwijl was de hervormer, in de stille afzondering van zijn parochie* van Lutter-worth, ijverig aan het werk om de mensen van de strijdende pausen op Jezus, de Vredevorst, te wijzen.GT 98.3

    Deze scheuring, met al de strijd en het bederf, dat erdoor veroorzaakt werd, bereidde de weg voor de Reformatie, daar het volk een begrip kreeg van wat het pausdom eigenlik was. In een traktaat, dat hij uitgaf “Over de scheuring tussen de pausen,” riep Wycliffe het volk op om te overwegen, of die twee priesters niet de waarheid spraken, wanneer ze elkander de antichrist noemden. “God,” zei hij, “wilde de vijand niet langer in één priester laten regeren, maar. . . . had scheuring tussen twee van hen doen ontstaan, opdat de mensen, in Christus’ naam, hen beiden gemakkeliker zouden kunnen overwinnen.”2Vaughan, R., “Life and Opinions of John de Wycliffe,” Deel II, p. 6 (ed. 1831).GT 99.1

    Wycliffe predikte, gelijk zijn Meester, het evangelie aan de armen. Niet tevreden met het licht in hun nederige woningen in zijn eigen parochie van Lutterworth te verspreiden, vatte hij het voornemen op, dat het naar ieder deel van Engeland zou worden overgebracht. Om hieraan gevolg te kunnen geven, vormde hij een gezelschap predikers, eenvoudige, vrome mannen, die de waarheid liefhadden, en niets vuriger wensten dan die te verbreiden. Deze mannen gingen overal heen, predikende op de markten, in de straten van de grote steden, en op de landwegen. Ze zochten de ouden, de zieken en de armen op, en legden hun de blijde tijding van de genade Gods voor.GT 99.2

    Als hoogleraar in de godgeleerdheid te Oxford predikte Wycliffe het Woord Gods in de gehoorzalen van de universiteit. Met zoveel getrouwheid stelde hij de waarheid voor aan de studenten, die hij onderwees, dat hij de titel van “De Evangelie Doktor” ontving. Maar zijn grootste levenswerk zou de vertaling van de Schrift in het Engels zijn. In een werk “Over de Waarheid en Betekenis van de Schrift” openbaarde hij zijn voornemen om de Bijbel te vertalen, zodat iedereen in Engeland, in de taal waarin hij geboren was, de wonderlike werken Gods zou kunnen lezen.GT 100.1

    Plotseling echter moest zijn arbeid gestaakt worden. Ofschoon hij nog geen zestig jaren oud was, hadden onophoudelike arbeid, studie, en de aanvallen van zijn vijanden zijn krachten gebroken, en hem oud gemaakt vor zijn tijd. Een gevaarlike ziekte greep hem aan. De tijding ervan bracht de monniken grote vreugde. Nu, dachten ze, zou hij bitter berouw hebben over het kwaad, dat hij de kerk had aangedaan, en ze spoedden zich naar de ziekekamer, om zijn belijdenis aan te horen. Vertegenwoordigers van de vier geestelike orden, met vier civiele beambten, verzamelden zich om de man been, die ze veronderstelden dat stervende was. “De dood ligt u op de lippen,” zeiden ze; “laat de fouten, die ge begaan hebt, uw ziel roeren, en wederroep in onze tegenwoordigheid alles, wat ge gezegd hebt om ons te schaden.” De hervormer luisterde in stilte toe; toen vroeg hij zijn oppasser, hem in het bed op te zetten, en, hen met vaste blik aanziende, terwijl ze op zijn wederroeping stonden te wachten, sprak hij met die onbewogen, sterke stem, die hen zo dikwels had doen beven: “Ik zal niet sterven, maar leven, en nogmaals de boze daden van de monniken verkondigen.”1D'Aubigné, boek 17, kap. 7. Verbaasd en verslagen haastten de kloosterbroeders zich uit het ziekevertrek weg.GT 100.2

    Wycliffe’s woorden werden bewaarheid. Hij leefde lang genoeg, om zijn landgenoten het krachtigste van alle wapenen tegen Rome in handen te stellen; om hun de Bijbel te geven, het door God aangewezen middel om het volk vrij te maken, te verlichten en te evangelizeren. Er waren vele en grote hin-derpalen te overkomen in de uitvoering van dat werk. Wycliffe werd door lichamelike gebreken bemoeilikt; hij wist dat er hem slechts enkele jaren restten voor de arbeid; hij zag de tegenstand, die hij ontmoeten moest; maar bemoedigd door de beloften van Gods Woord, ging hij onbevreesd voort. In het volle bezit van zijn verstandelike vermogens, en aan ondervinding rijk, had Gods biezondere voorzienigheid hem voor dit grootste van zijn werken bewaard en toebereid. Terwijl de gehele Christenheid in onrust verkeerde, wijdde de hervormer zich in zijn pastorie te Lutterworth, de storm, die daarbuiten woedde, niet achtende, aan zijn verkoren taak.GT 102.1

    Eindelik was het werk volbracht,— de eerste Engelse vertaling van de Bijbel, die er ooit gemaakt was. Het Woord Gods lag voor Engeland open. De hervormer had nu geen verdere vrees voor gevangenis of brandstapel. Hij had het Engelse volk een licht in handen gegeven, dat nimmermeer uitgedoofd zou worden. Door zijn landgenoten de Bijbel te geven, had hij meer gedaan om de boeien van onwetendheid en zonde te verbreken, meer om zijn land vrij te maken en op te heffen, dan ooit door de schitterendste overwinningen op het slagveld teweegebracht was.GT 102.2

    Daar de boekdrukkunst nog onbekend was, konden er slechts door langzame en moeilike arbeid afschriften van de Bijbel vermenigvuldigd worden. Z— groot was de balang- stelling om het boek te krijgen, dat velen het werk van overschrijven gewillig op zich namen, en toch konden de schrijvers slechts met moeite aan de aanvragen voldoen. Sommige van de rijkere kopers begeerden de gehele Bijbel. Anderen kochten slechts een gedeelte. In vele gevallen kochten meerdere gezinnen samen een afschrift. Op die wijze baande Wycliffe’s Bijbel zich spoedig een weg tot de woningen van het volk.GT 102.3

    Het beroep op het redelik verstand van de mensen deed hen ontwaken uit hun lijdelike onderwerping aan pauselike leerstellingen. Wycliffe predikte nu de kenmerkende leerstellingen van het Protestantisme,— zaligheid door het geloof in Christus, en onfeilbaarheid van de Schriften alleen. De predikers, die hij uitgezonden had, verspreidden de Bijbel, alsook de geschriften van de hervormer, en dat met zulk goed gevolg, dat het nieuwe geloof aangenomen werd door bijna de helft van de bevolking van Engeland.GT 103.1

    Het verschijnen van de Schriften bracht ontzetting over de hoofden van de kerk. Ze stonden nu tegenover een werk-kracht, groter dan die van Wycliffe,— een macht, waartegen hun wapenen hen weinig zouden baten. Er was te dien tijde in Engeland geen wet, die het gebruik van de Bijbel verbood, want hij was tevoren nooit in de landstaal gepubliceerd. Zodanige wetten werden later ingevoerd, en krachtdadig toegepast. Middelerwijl, trots de pogingen van de priesters, was er een tijd lang gelegenheid voor de verspreiding van het Woord van God.GT 103.2

    Opnieuw smeedden de pauselike leiders een samenzwering, om de stem van de hervormer tot zwijgen te brengen. Drie gerechtshoven achter elkander dagvaardden hem tot verantwoording, doch zonder gevolg. Eerst verklaarde een synode van bisschoppen, dat zijn geschriften ketters waren, en de jonge koning, Richard II, tot hun zijde overhalende, verkregen ze een koninklik bevel, dat allen naar de gevangenis verwees, die aan de veroordeelde leerstellingen zouden vasthouden.GT 103.3

    Wycliffe beriep zich van de synode op het Parlement; daagde onbevreesd de priesterschap voor de volksvertegenwoordiging, en eiste een hervorming van de vreselike misbruiken, welke de kerk goedkeurde. Met overtuigende kracht schilderde hij de kuiperijen en verdorvenheden van de pauselike zetel. Bij zijn vijanden heerste verslagenheid. Wycliffe’s vrienden en ondersteuners waren gedwongen geweest, toe te geven, en men had reden gehad om te vertrouwen, dat de hervormer zelf op zijn oude dag, alleen en zonder vrienden, zich buigen zou voor het verenigde gezag van kroon en mijter. Doch in stede daarvan zagen de pausgezinden zich verslagen. Het Parlement, wakker geschud door Wycliffe’s hartroerend beroep, herriep het besluit ter vervolging, en nog eenmaal was de hervormer vrij.GT 103.4

    Een derde maal werd hij terechtgesteld, en ditmaal voor de hoogste geestelike rechtbank in het koninkrijk. Hier kon geen gunst bewezen worden aan ketterij. Hier eindelik zou Rome zegevieren, en het werk van de hervormer aan een eind komen. Alzo dachten de pausgezinden. Indien ze maar hun doel konden bereiken, zou Wycliffe gedwongen worden om zijn leer af te zweren, of zou het hof slechts verlaten om de vuurdood te ondergaan.GT 104.1

    Doch Wycliffe herriep niets, hij wilde niet huichelen. Onbevreesd handhaafde hij wat hij geleerd had, en weerlegde de beschuldigingen van zijn vervolgers. Zichzelf, zijn positie, en de gelegenheid vergetend, daagde hij zijn hoorders voor de rechtbank Gods, en woog hun drogredenen en misleidende leringen in de balans van de eeuwige waarheid. De kracht van de Heilige Geest was in de raadzaal voelbaar. Gods wondermacht hield de hoorders in beslag. Ze schenen geen kracht te hebben om de plaats te verlaten. Als pijlen uit de pijlkoker des Heren, drongen de woorden van de hervormer in hun harten. De beschuldiging van ketterij, die ze tegen hem hadden ingebracht, wierp hij met overtuigende kracht op henzelven terug. Hoe,— zo vroeg hij hen,— durfden ze hun dwalingen verspreiden? Handelswaar te maken van de genade Gods, ter wille van winstbejag?GT 104.2

    “Met wie denkt ge,” zo sprak hij eindelik, “strijdt ge? Met een oud man op de rand van het graf?—Neen, met de Waarheid!—de Waarheid, die sterker is dan gij zijt, en u overwinnen zal.”1Wylie, boek 2, kap. 13. Met die woorden verliet hij de vergadering, en geen enkele van zijn tegenpartijders was er, die een poging deed om hem terug te houden.GT 104.3

    Wycliffe’s arbeid was bijna volbracht; de banier der waarheid, die hij zo lang omhoog geheven had, zou hem spoedig uit de hand vallen; doch eenmaal nog zou hij als getuige voor het evangelie optreden. De waarheid moest verkondigd worden van uit de vesting zelf van het koninkrijk der dwaling. Wycliffe werd ter verantwoording gedaagd voor de pauselike rechtbank te Rome, die zo dikwels het bloed van de heiligen vergoten had. Hij was niet blind voor het gevaar, dat hem bedreigde, maar zou desniettemin aan de dagvaarding gehoor hebben gegeven, had niet een aanval van beroerte het hem onmogelik gemaakt, de reis te doen. Ofschoon zijn stem echter niet te Rome zou gehoord worden, kon hij per brief spreken, en dat besloot hij te doen. Uit zijn pastorie zond de hervormer de paus een schrijven, dat schoon eerbiedig in toon en in christelike geest, een scherpe terechtwijzing bevatte wegens de praal en trots van de pauselike stoel.GT 104.4

    “In der waarheid,” zo schreef hij, “verheug ik me om aan iedereen open te leggen en te verklaren het geloof, dat ik belijd, en in het biezonder aan de bisschop van Rome; die, nademaal ik hem veronderstel gezond in de leer en waarachtig te zijn, hoogst gewillig zal wezen om mijn voornoemd geloof te bevestigen; of, indien ik zou dwalen, het te verbeteren.GT 105.1

    “Allereerst neem ik aan, dat het evangelie van Christus de gehele wet Gods omvat ... ik houd het ervoor dat de bisschop van Rome, nademaal hij de plaatsvervanger van Christus hier op aarde is, meer dan alle mensen gebonden is aan die wet van het evangelie. Want de grootheid onder de discipelen van Christus bestond niet in wereldse waardigheid of eer, maar in het nauwgezette en juiste volgen van Christus in leven en zeden. . . . Christus was gedurende de tijd van Zijn pelgrimstocht hier een allerarmst mens, die alle wereldse machtsoefening en eer weigerde en van de hand wees.GT 105.2

    “Geen getrouwe behoort —f de paus zelf, —f enige heilige te volgen dan op die punten, waarop hij de Heer Jezus Christus gevolgd heeft; want Petrus en de zonen van Zebedeüs, toen ze wereldse onderscheiding begeerden, in plaats van Christus’ voetstappen te drukken, gaven Hem aanstoot, en behoorden dus in die dwalingen niet gevolgd te worden.GT 105.3

    “De paus behoorde alle tijdelike heerschappij en machtsoefening aan de aardse macht over te laten, en zijn gehele geestelikheid daartoe krachtdadig te bewegen, en aan te manen; want alzo deed Christus, en voornamelik door Zijn apostelen. Indien ik derhalve op enige van die punten gedwaald heb, wil ik me op het allernederigst aan terechtwijzing onderwerpen, zelfs door doodstraf, als de noodzakelikheid het zou vereisen; en indien ik naar eigen wil en begeerte kon handelen, in mijn eigen persoon, zou ik ongetwijfeld voor de bisschop van Rome verschijnen; doch de Heer heeft me anderszins op tegenovergestelde wijze bezocht, en me geleerd, Gode meer gehoorzaam te zijn dan de mensen.”GT 106.1

    Ten besluite sprak hij: “Laat ons tot onze God bidden, dat Hij alzo aan het hart van onze paus, Urbanus VI. werke, gelijk Hij begonnen is, dat te doen, dat hij met zijn geestelikheid de Heer Jezus Christus in leven en zeden volge; en dat zij het volk krachtdadig mogen onderwijzen, en het hun insgelijks daarin trouw moge nagaan.”1Foxe, “Acts and Monuments” (edited by Rev. J. Pratt), Deel III, bl. 49, 50.GT 106.2

    Aldus hield Wycliffe de paus en zijn kardinalen de zachtmoedigheid en nederigheid van Christus voor, en toonde niet alleen hunzelven, maar de gehele Christenheid, de tegenstelling aan tussen hen en de Meester, wiens vertegenwoordigers ze beleden te zijn.GT 106.3

    Wycliffe verwachtte ten volle, dat zijn leven de prijs zou zijn van zijn getrouwheid. De koning, de paus en de bisschoppen hadden zich verbonden om hem ten val te brengen, en het scheen een uitgemaakte zaak, dat een paar maanden uiterlik hem naar de brandstapel zouden voeren. Toch was zijn moed ongeschokt. “Waarom spreekt ge van de kroon van het martelaarschap in de verte te zoeken?”—zei hij. “Predikt het evangelie van Christus aan trotse prelaten, en ge zult het martelaarschap niet ontlopen. Wat! zou ik leven en zwijgen? Nooit. Laat de slag komen. Ik wacht zijn komst af.”2D'Aubigné, boek 17, kap. 8.GT 106.4

    Maar nog steeds beschutte Gods voorzienigheid Zijn dienstknecht. De man, die een ganse leeftijd lang stoutmoedig gestaan had ter verdediging van de waarheid in dageliks levensgevaar, zou niet het slachtoffer worden van de haat van zijn vijanden. Wycliffe had nimmer getracht, zichzelf te beschermen, maar de Heer was zijn beschermer geweest; en nu de vijanden zich zeker waanden van hun prooi, nam de Heer hem weg uit hun bereik. In zijn kerk te Lutterworth, op het punt staande van het avondmaal uit te delen, viel hij door een beroerte getroffen, en blies kort daarna de adem uit.GT 106.5

    God had Wycliffe zijn werk aangewezen. Hij had hem het woord der waarheid in de mond gelegd, en een wacht rondom hem gesteld, opdat zijn woorden het volk bereiken zouden. Zijn leven werd beschermd, en zijn arbeid verlengd, totdat er een fondament gelegd was voor het grote werk van de Hervorming.GT 107.1

    Wycliffe kwam uit de duisternis van de Donkere Eeuwen. Er was hem niemand voorafgegaan, naar wiens werk hij zijn hervormingstelsel kon inrichten. Als Johannes de Doper geroepen om een biezondere zending te vervullen, was hij de voorloper van een nieuw tijdperk. Toch was er in het stelsel der waarheid, die hij aan het licht bracht, een eenheid en volkomenheid, die door de na hem komende hervormers niet overtroffen werden, en die sommigen, zelfs honderd jaren later, niet bereikten. Z— breed en diep werd het fondament gelegd, z— hecht en goed was de vorm, dat zijn arbeid niet behoefde overgedaan te worden door die na hem kwamen.GT 107.2

    De grote beweging, welke door Wycliffe op touw werd gezet, door welke het geweten en verstand vrij gemaakt moesten worden, en die de volken in vrijheid stelde, welke zo lang geketend waren geweest aan Rome’s zegewagen, was uit de Bijbel gesproten. Daar was de bron van die zegestroom, die, als het water des levens, sedert de veertiende eeuw door al de opeenvolgende tijdperken heen gevloeid heeft. Wycliffe nam met onvoorwaardelik geloof de Heilige Schrift aan als de ingegeven openbaring van de wil van God, een voldoende wegwijzer voor geloof en leven. Zijn opvoeding had hem geleerd, de Kerk van Rome te beschouwen als Goddelik, onfeilbaar gezag hebbende, en met stilzwijgende eerbied de gevestigde leringen en gebruiken van duizend jaren aan te nemen; doch hij keerde zich van die alle af, om het oor te lenen aan Gods Heilig Woord. Dat was het gezag, dat hij het volk trachtte te bewegen aan te nemen. In plaats dat de Kerk door de paus zou spreken, verklaarde hij, dat het enige ware gezag de stem van God was, die door Zijn woord sprak. En hij leerde, niet alleen dat de Bijbel een volmaakte openbaring is van Gods wil, maar ook dat de Heilige Geest alleen de uitlegger ervan is, en dat ieder mens, door onderzoek van de leer ervan, zijn plicht voor zichzelf moet leren. Op die wijze leidde hij de harten van de mensen van de paus en de Roomse Kerk weg en naar het Woord Gods.GT 107.3

    Wycliffe was een van de grootste hervormers. In omvang van verstand, helderheid van gedachte, standvastigheid in het handhaven en stoutmoedigheid in het verdedigen van de waarheid stonden er weinigen, die na hem kwamen, met hem gelijk. Reinheid van leven, onvermoeide ijver in studie en arbeid, onomkoopbare oprechtheid, en de liefde en getrouwheid van Christus in zijn bediening kenmerkten de eerste onder de hervormers. En dat niettegenstaande de geestelike duisternis en het zedelik bederf van de eeuw, die hem voortbracht.GT 108.1

    Het karakter van Wycliffe levert getuigenis voor de opvoedende, veranderende kracht van de Heilige Schriften. Het was de Bijbel, die hem maakte, wat hij was. Het pogen om de grote waarheden van de openbaring te verstaan, deelt frisheid en kracht aan alle vermogens mede. Het verruimt het verstand, scherpt de gaven van opmerking, en rijpt het oordeel. Het onderzoek van de Bijbel adelt iedere gedachte, ieder gevoelen, en alle streven, gelijk geen andere studie dat kan. Het schenkt vastheid van doel, lijdzaamheid, moed en kracht; het zuivert het karakter, en heiligt de ziel. Een ernstig, eerbiedig onderzoek van de Schriften, dat het verstand van de onderzoeker in onmiddellike aanraking brengt met de oneindige Wijsheid, zou de wereld mannen geven van sterker en werkzamer geest, zowel als van edeler beginselen, dan ooit de uitkomst geweest is van de beste opvoeding, die uit menselike wijsbegeerte verkregen kan worden. “De opening Uwer woorden,” zegt de psalmist, “geeft licht, geeft verstand.”1Ps. 119:130.GT 108.2

    De leer, die Wycliffe verkondigd had, bleef zich enige tijd verspreiden; zijn volgelingen, Wycliffieten en Lollarden ge-noemd, trokken niet alleen Engeland door, maar verstrooiden zich naar andere landen, de kennis van het evangelie met zich dragende. Na hun leider van hen weggenomen was, arbeidden de predikers met nog groter ijver dan tevoren, en scharen van mensen liepen samen om naar hun onderwijs te luisteren. Sommigen uit de adelstand en zelfs de vrouw van de koning werden onder de bekeerlingen geteld. Op vele plaatsen ontstond er een bepaalde hervorming in de zeden van het volk, en werden de afgodiese zinnebeelden van de Roomse dienst uit de kerken weggedaan. Spoedig echter brak de meedogenloze storm van vervolging los over degenen, die de Bijbel als gids hadden durven aannemen. De Engelse vorsten, begerig om hun gezag te sterken door zich de steun van Rome te verzekeren, aarzelden niet, de hervormers op te offeren. Voor de eerste maal in de geschiedenis van Engeland werd de brandstapel tegen de volgelingen van het evangelie afgekondigd. Het ene martelaarschap volgde op het andere. De voorstanders van de waarheid, vogelvrij verklaard en gemarteld, konden hun geroep slechts tot de oren van de Heer Sabaoth omhoog zenden. Achtervolgd als vijanden van de Kerk en verraders van het land, bleven ze op verborgen plaatsen prediken, zo goed als mogelik een schuilplaats vindende in de woningen van de armen, en zich dikwels in holen en spelonken verbergende.GT 109.1

    Niettegenstaande het woeden van de vervolging, vond een kalm, vroom, ernstig, geduldig protest tegen het heersende bederf van het godsdienstig geloof voortdurend en eeuwen achtereen uiting. De christenen uit die vroege tijd kenden de waarheid slechts gedeeltelik, maar hadden Gods Woord leren liefhebben en gehoorzamen, en leden geduldig ter wille van dat Woord. Gelijk de discipelen in de apostoliese tijd brachten er velen hun aardse bezittingen aan de zaak van Christus ten offer. Die in hun woningen konden blijven, herbergden gaarne hun vervolgde broederen, en wanneer ook zij uitgedreven werden, aanvaardden ze met blijdschap het lot van de voortvluchtigen. Wel is waar kochten er duizenden, afgeschrikt door de woede van hun vervolgers, hun vrijheid door opoffering van hun geloof, en traden, in boetelingsgewaden gekleed, uit de gevangenis te voorschijn om hun herroeping bekend te stellen. Maar het getal was niet klein,— en onder ben waren mannen van hoge geboorte, zowel als nederigen en lagen van stand,— die in kerkercellon, “Lollard torens”, onbevreesd getuigenis afiegden voor de waarheid, en onder pijniging en in de vlammen zich verheugden, dat ze waardig bevonden werden om de “gemeenschap aan Zijn lijden” te leren kennen.GT 109.2

    Het was de pausgezinden niet gelukt, met Wycliffe tijdens zijn leven te doen naar hun begeren, en hun haat kon daarom niet rusten, zo lang zijn lichaam ongemoeid in het graf rustte. Volgens besluit van het Koncilie van Constance, meer dan veertig jaren na zijn dood, werden zijn beenderen opgegraven en in het publiek verbrand, en de as ervan in de naburige beek geworpen. “Deze beek”, zegt een oud schrijver, “voerde zijn as naar de Avon, de Avon naar de Severn, de Severn in de enge zee, en die weer in de wijde oceaan; en alzo is Wycliffe’s as het zinnebeeld van zijn leer, die nu de gehele wereld over verspreid is.”1Fuller, T., “Church History of Britain,” boek 4, sek. 2, par. 54. Weinig gisten zijn vijanden de betekenis van hun schanddaad.GT 110.1

    Door de geschriften van Wycliffe werd Johannes Huss uit Bohemen ertoe gebracht vele van de dwalingen van de Roomse Kerk te verwerpen, en als hervormer op te treden. Aldus werd in deze twee landen, zo ver van elkander verwijderd, het zaad der waarheid gezaaid. Van Bohemen uit verbreidde zich het werk naar de andere landen. De gedachten der mensen werden teruggeleid naar het langvergeten Woord van God. Een Goddelike hand was bezig, de weg te bereiden voor de Grote Hervorming.GT 110.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents