Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Lichaam en geest

    Tussen de geest en het lichaam bestaat een zeer nauw ver-band. Is de een ziek, dan wordt de ander daardoor beinvloed. De geestestoestand beinvloedt de gezondheid in een veel groter mate, dan menigeen zich realiseert. Vele van de ziekten, waaraan de mensen lijden, zijn het gevolg van geestelijke inzinking. Smart, angst, ontevredenheid, wroeging, schuldbesef, wantrouwen, dat alles werkt mee om de levenskrachten afbreuk te doen, en bereidt de weg tot verval en dood.GG 153.1

    Ziekte ontstaat soms, en wordt vaak verergerd, door de verbeelding. Velen zijn hun leven lang ziekelijk, die gezond zouden zijn, wanneer hun gedachten dienovereenkomstig waren. Menigeen beeldt zich in dat elk tochtje een ziekte zal veroorzaken, en de kwade gevolgen doen zich ook voor, omdat ze verwacht werden. Velen sterven aan ziekten, waarvan de oorzaak geheel aan de inbeelding moet worden toegeschreven.GG 153.2

    Moed, hoop, geloof, medeleven, liefde bevorderen de gezondheid en verlengen het leven. Een tevreden gemoed, een opgewekte geest, betekenen gezondheid voor het lichaam en sterkte voor de ziel. „Een blij hart zal een medicijn goed maken” (Spreuken 17 : 22).GG 153.3

    Bij de verpleging van zieken moet men het gevolg van geestelijke invloed niet over het hoofd zien. Op de juiste wijze toegepast, zal deze invloed één van de doeltreffendste middelen blijken om de ziekte te bestrijden.GG 153.4

    Er bestaat echter een bepaalde vorm van het genezen van geesteszieken, die volkomen uit de boze is. Door deze zogenaamde wetenschap wordt iemands geest onder de macht gebracht van een andere, zodat de persoonlijkheid van de zwakkere opgaat in die van de sterkere geest. De ene persoon voert de wil uit van een andere. Met klem wordt dan beweerd dat langs deze wijze de gedachtengang verandert, dat gezondheid gevende im- pulsen toebedeeld worden en dat patiënten de ziekte zullen weerstaan en overwinnen.GG 153.5

    Deze geneesmethode is toegepast door personen, die van haar ware aard en neiging niet op de hoogte waren, en vast geloofden dat ze een heilzame uitwerking op de zieken had. Maar de zogenaamde wetenschap is gebaseerd op valse beginselen. Ze heeft niets gemeen met het wezen en de geest van Christus. Ze leidt niet tot Hem, Die het leven en de zaligheid is. Hij, die de gedachten van anderen op zichzelf richt, plaatst hen op de weg, die van de ware Bron hunner kracht afvoert.GG 154.1

    Het is niet Gods bedoeling dat een menselijk wezen zijn geest en wil onder de macht van een ander zou stellen, waardoor hij een passief instrument in diens handen wordt. Niemand moet zijn persoonlijkheid laten opgaan in die van een ander. Hij moet niet op een of ander menselijk wezen zien als de bron van zijn genezing. Hij moet zijn vertrouwen op God stellen. In de waardigheid van zijn door God gegeven mannelijke kracht moet hij zich onder de macht stellen van God Zelve en niet onder die van een menselijke geest.GG 154.2

    Het is Gods verlangen de mensen tot een directe verhouding met Hem persoonlijk te brengen. In al Zijn bemoeienissen met de mensen erkent Hij het beginsel der persoonlijke verantwoordelijkheid. Hij probeert een gevoel van persoonlijke afhankelijkheid te wekken, alsmede de behoefte aan persoonlijke leiding. Hij wil het menselijke in verbinding brengen met het Goddelijke, opdat in de mensen het beeld Gods herschapen wordt. Satan werkt uit alle macht om dit doel te belemmeren. Hij wil dat men op de mensen zijn vertrouwen stelt. Wanneer de gedachten van God worden afgeleid, kan de verleider ze onder zijn heerschappij stellen. Zo oefent hij macht uit over de mensheid.GG 154.3

    De theorie om iemands geest te laten overheersen door een ander, is oorspronkelijk van Satan, om zichzelve tot de voornaamste persoon op te werken en menselijke philosophie in de plaats te stellen van Goddelijke. Van al de dwalingen, die ingang gevonden hebben in de christelijke wereld is er geen gevaarlijker, geen meer zekere misleiding om de mens van God af te voeren, dan deze.GG 154.4

    Hoe onschuldig ze ogenschijnlijk lijkt, uitgeoefend op patiënten, zal ze meewerken tot hun ondergang en niet tot hun herstel. Ze opent een deur, waardoor Satan zal binnengaan om bezit te- nemen van de geest, die zich onder de macht stelt van een ander, en van de geest, die de macht uitoefent.GG 154.5

    Vreselijk is de macht, die aldus verleend wordt aan kwaadwillige mannen en vrouwen. Wat een kansen liggen daar niet in voor mensen, die enkel leven om voordeel te trekken van andermans zwakheden en dwaasheden! Hoevelen zullen, door zwakke of zieke geesten onder hun macht te brengen, daarin een gemakkelijk middel vinden om hun lusten of hun geldzucht te bevredigen!GG 155.1

    Er is iets beters voor ons weggelegd dan de macht van de mens over de mens. De arts moet de mensen zó opvoeden, dat ze het menselijke moeten zien in verhouding tot het Goddelijke. Inplaats van de zieken te leren, ten aanzien van de genezing van ziel en lichaam, zich afhankelijk te gevoelen van mensen, moet hij hen wijzen op Degene, Die volkomen kan zaligmaken allen, die tot Hem komen. Hij, die de geest des mensen maakte, weet wat de geest nodig heeft. God alleen is Degene, Die kan helen. Zij, wier geest en lichaam ziek zijn, moeten in Christus de Heelmeester zien. „Omdat Ik leef”, zegt Hij, „zult gij ook leven” (Johannes 14 : 19, Engelse vertaling).GG 155.2

    Dat is het leven, dat wij de zieken moeten voorhouden, door hun te vertellen dat, wanneer ze in Christus geloven als hun Heelmeester, wanneer ze met Hem samenwerken, gehoorzamende aan de wetten der gezondheid en strevende naar een volmaakte heiligheid in Zijn vreze, Hij hun dat leven zal toebedelen. Wanneer wij hun zó de Christus voorstellen, dan verlenen we een kracht, een sterkte, die waardevol is omdat deze van boven komt. Dat is de ware wetenschap van de genezing van lichaam en ziel.GG 155.3

    Veel wijsheid is nodig om ziekten te behandelen, die veroorzaakt zijn door de geest. Een bezwaard, ziek hart, een ontmoedigde geest, hebben een zachte behandeling nodig. Vele malen zijn huiselijke zwarigheden gelijk een kanker, die de ziel aanvreet en de levenskracht verzwakt. En soms is het een wroeging over zonde, die het gestel ondermijnt en de geest uit zijn evenwicht brengt. Het is door teder medeleven dat dit soort zieken hulp kan verleend worden. De arts moet eerst hun vertrouwen winnen en hen dan wijzen op de Grote Heelmeester. Indien hun geloof gericht kan worden op de ware Arts en zij het vertrouwen hebben, dat Hij hun geval ter harte neemt, zal dit de geest verlichten en vaak het lichaam weer gezond maken.GG 155.4

    Sympathie en takt zullen vaak een heilzamer uitwerking hebben op de zieken dan de beste behandeling, toegepast op een koude, onverschillige manier.GG 156.1

    Velen, die vrezen een patiënt op te winden of te ontmoedigen door hem de waarheid voor te houden, zullen een valse hoop op herstel verwekken en zullen een patiënt naar het graf brengen zonder hem op zijn gevaar te wijzen. Dit alles is niet verstandig. Het kan niet altijd veilig of goed zijn om de patiënt ten volle zijn gevaar onder ogen te brengen. Dit kan hem opwinden, waardoor het herstel vertraagd of zelfs voorkomen wordt. En evenmin kan de gehele waarheid verteld worden aan hen, wier kwalen grotendeels inbeelding zijn. Velen van zulke mensen zijn onverstandig en hebben ook nooit zelfbeheersing beoefend. Ze lijden aan bepaalde waandenkbeelden en halen zich vele dingen voor de geest die nadelig zijn voor henzelven en voor anderen. Voor hen echter zijn deze dingen reëel, en zij, die met de verzorging van hen belast zijn, moeten een voortdurende vriendelijkheid en onvermoeid geduld en takt aan de dag leggen. Zou men zulke patiënten de waarheid aangaande henzelven vertellen, dan zouden sommigen beledigd, anderen ontmoedigd zijn. Christus zeide tot Zijn discipelen: „Nog vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen” (Johannes 16 : 12). Maar al kan de waarheid niet te allen tijde gezegd worden, dan is nochtans misleiding nooit noodzakelijk of gerechtvaardigd.GG 156.2

    De kracht van de wil is nooit genoeg naar waarde geschat. Laat men de wil scherpen en op de juiste wijze toepassen en zij zal energie verschaffen aan het gehele wezen en op wonderlijke wijze meehelpen om gezond te blijven. Zij is ook een kracht ten aanzien van de ziekte. Op de juiste wijze uitgeoefend, zal ze de verbeelding controleren en een machtig middel zijn om ziekte zowel van lichaam als van geest te weerstaan en te overwinnen. Door de uitoefening van de wilskracht om zichzelven in de juiste levensverhouding te plaatsen, kunnen patiënten veel bereiken door met de arts samen te werken in zijn pogen tot hun herstel. Er zijn duizenden, die hun gezondheid kunnen herwinnen, indien ze slechts willen. De Heere wil niet dat ze ziek zijn. Het is Zijn wens dat ze gezond en gelukkig zijn, en zij moeten zich geestelijk instellen om gezond te worden. Vaak kunnen geesteszwakken ziekte weerstaan door eenvoudig te weigeren zich aan hun kwalen over te geven en in een toestand van lusteloosheid te verzinken. Komen ze dan boven hun kwalen en zwarigheden uit, dan moet men ze, al naar hun krachten, wat lichte bezigheden laten doen. Door zulke bezigheid en het rijkelijk genieten van lucht en zonneschijn, zal menige verzwakte gezondheid en kracht terugkrijgen.GG 156.3

    Voor hen die gezond willen worden of blijven, ligt een les in de volgende Schriftwoorden: „Wordt niet dronken in wijn, waarin overdaad is, maar wordt vervuld met de Geest” (Efeze 5 :18). Niet door de opwekking of verdoving, veroorzaakt door onnatuurlijke of ongezonde stimulansen; niet door zich over te geven aan de lagere begeerten of lusten, wordt de juiste verkwikking verkregen van lichaam en ziel. Onder de zieken zijn er zovelen, die zonder God en zonder hoop zijn. Zij lijden aan onbevredigde verlangens, verkeerde hartstochten, en de veroordeling van hun eigen geweten; het leven glijdt onder hun handen weg en zij hebben geen uitzicht op het komende leven. Zij, die met de verzorging der zieken belast zijn, moeten niet hopen tot het welzijn dezer patiënten bij te dragen door hun wufte, prikkelende bevredigingen toe te staan. Dat is juist de vloek van hun leven geweest. De hongerende, dorstende ziel zal blijven hongeren en dorsten, wanneer ze hier haar voldoening zoekt. Zij, die hun dorst lessen aan de bron van zelfzuchtig genot, worden misleid. Zij zien uitgelatenheid voor kracht aan en wanneer de prikkel voorbij is, houdt de inspiratie op en zinken ze terug in onte-vredenheid en moedeloosheid.GG 157.1

    Blijvende vrede, ware zielerust, heeft slechts één Bron. Daarvan sprak Christus, toen Hij zeide: „Komt herwaarts tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven” (Mattheus 11 : 28). „Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet gelijkerwijs de wereld hem geeft, geef Ik hem u” (Johannes 14 : 27). De vrede is niet iets, dat Hij geeft los van Hemzelve. Hij is in Christus, en we kunnen die alleen ontvangen, wanneer we Christus aannemen.GG 157.2

    Christus is de fontein des levens. Wat velen zo nodig hebben, is een duidelijker kennis van Hem; hun moet vriendelijk en rustig, maar toch ernstig, geleerd worden, hoe het gehele wezen opengesteld kan worden voor de helende middelen des hemels. Wanneer het zonlicht van Gods liefde de donkere kamers der ziel verlicht, zal een rusteloze vermoeidheid en ontevredenheid ophouden, en een blijde vreugde zal kracht verlenen aan de geest en gezondheid en energie aan het lichaam.GG 157.3

    We leven in een wereld vol smarten. Moeilijkheden, beproevingen, droefheid wachten ons langs de gehele weg naar het hemels tehuis. Maar er zijn er zo velen, die ‘s levens lasten dubbel zwaar maken, door zich aanhoudend vooraf reeds bezorgd te maken. Komt moeilijkheid of teleurstelling op hun weg, dan denken ze dat nu alles misloopt, dat zij het meest harde lot van allen te dragen hebben, en dat ze volop in de ellende zullen komen. Zo voelen ze zich diep ongelukkig en werpen een schaduw op allen in hun omgeving. Het leven zelf wordt hun een last. Maar dat behoeft zo niet te zijn. Het vereist een gedecideerde poging om verandering te brengen in hun gedachtengang. Maar de verandering kan tot stand gebracht worden. Hun geluk, zowel voor dit leven als het toekomende, hangt af van het richten van hun geest op prettige dingen. Laten ze hun blik afwenden van het duistere beeld, dat slechts in hun verbeelding bestaat, en richten op de zegeningen, die God op hun weg heeft gestrooid om daarna zich te bepalen bij het onzienlijke en eeuwige.GG 158.1

    Voor elke beproeving heeft God in Zijn voorzienigheid reeds hulp getroffen. Toen Israël in de woestijn bij de bittere wateren van Mara kwam, riep Mozes tot de Heere. De Heere deed niet een of ander hulpmiddel aan de hand; Hij wees op iets, dat vlak onder het bereik was. Een struik, die Hij geschapen had, moest in de bron geworpen worden om het water zuiver en zoet te maken. Toen dit was gebeurd, dronk het volk van het water en het leed was geleden. In elke beproeving zal Christus, zo we Hem zoeken, ons hulp geven. Onze ogen zullen geopend worden om de helende beloften te ontdekken, in Zijn woord vermeld. De Heilige Geest zal ons leren hoe we elke zegen ons te nutte kunnen maken, die een tegengif zal zijn tegen de smart. Voor elke beker der bitterheid, die aan onze lippen gezet wordt, zullen wij een struik ter genezing vinden.GG 158.2

    Wij moeten niet toelaten dat de toekomst met haar zware problemen, haar onbevredigende vooruitzichten oorzaak wordt dat ons hart wordt bezwaard, onze knieën knikken en onze handen slap hangen. „Dat hij Mijn sterkte aangrijpe”, zegt de Almachtige, „opdat hij vrede met Mij make, en hij zal vrede met Mij maken” (Jesaja 27 : 5). Zij, die hun leven onder Zijn leiding en in Zijn dienst stellen, zullen nooit in een positie gebracht worden, waarvoor Hij geen voorziening heeft getroffen. Hoe onze toestand ook moge zijn, wanneer we daders zijn van Zijn woord, hebben we een gids om onze schreden te leiden; hoe verward ook onze problemen zijn, we hebben een goede raadgever; in al onze smart, in onze zware verliezen, in onze eenzaamheid hebben we een medelevend vriend.GG 158.3

    Wanneer we in onze onwetendheid fouten maken, zo verlaat de Heiland ons toch niet. We behoeven ons nooit eenzaam te voelen. Engelen zijn onze metgezellen. De Trooster, die Christus beloofde te zenden in Zijn naam, blijft bij ons. Op de weg, die leidt naar de stad Gods zijn geen moeilijkneden, welke degenen, die op Hem vertrouwen, niet kunnen overwinnen. Er zijn geen gevaren, waaraan zij niet kunnen ontkomen. Er is geen smart, geen teleurstelling, geen menselijke zwakheid, waarvoor Hij geen balsem heeft.GG 159.1

    Niemand behoeft zich over te geven aan ontmoediging en wanhoop. Satan kan tot u komen met de wrede suggestie, dat uw geval hopeloos is, dat gij onverbeterlijk zijt. Maar er is hoop voor u in Christus. God vraagt niet om in eigen kracht te overwinnen. Hij nodigt ons uit om ons aan Zijn zijde te plaatsen. Welke moeilijkheden wij ook moeten doorworstelen, die zwaar wegen op ziel en lichaam, Hij staat gereed om ons daarvan te bevrijden.GG 159.2

    Hij, die in het menselijke vlees is gekomen, weet hoe Hij het menselijke lijden moet aanvoelen. Niet alleen kent Christus iedere ziel, alsmede de bijzondere noden en beproevingen van die ziel, maar Hij kent alle omstandigheden, die de geest ergeren en verwarren. Hij reikt de hand vol teder mededogen aan ieder lijdend kind. Hij draagt met ons onze krankheden en het is Zijn verlangen dat we al onze zorgen en moeiten aan Zijn voeten neerleggen om ze daar achter te laten.GG 159.3

    Het is niet verstandig op onszelven te zien en op te gaan in onze emotie’s. Doen we dit, dan zal de vijand moeilijkheden en beproevingen verwekken, die het geloof verzwakken en ons de moed benemen. Gaan we geheel op in onszelven en laten we ons leiden door onze eigen gevoelens, dan ontstaat daardoor twijfel, en dompelen we ons in de zwarigheden. We moeten ons los maken van het eigen-ik om op Jezus te zien.GG 159.4

    Wanneer beproevingen u overvallen, wanneer zorgen, angst, en duisternis uw ziel schijnen te omringen, kijk dan naar de plaats, waar gij de laatste maal licht hebt gezien. Blijf in Christus’ liefde en onder Zijn beschermende hoede. Wanneer de zonde in het hart worstelt om de voorrang, wanneer schuldgevoel als een last op de ziel drukt en het geweten bezwaart, wanneer ongeloof de geest verduistert, bedenk dan dat Christus’ genade bij machte is om de zonde te onderwerpen en de duisternis te verdrijven. Wanneer we in gemeenschap met de Heiland treden, komen we in de sfeer van de vrede.GG 160.1

    „De Heere verlost de ziel Zijner knechten;
    En allen, die op Hem betrouwen, zullen niet schuldig
    verklaard worden.” „ (Psalm 34 : 23)
    GG 160.2

    „In de vreze des Heeren is een sterk vertrouwen,
    En Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen.” (Spreuken 14:26)
    GG 160.3

    „Zion zegt: De Heere heeft mij verlaten,
    En de Heere heeft mij vergeten.
    Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten,
    Dat zij zich niet ontferme over de zoon haars buiks?
    Ofschoon deze vergate, zo zal Ik u toch niet vergeten;
    Zie, Ik heb u in de beide handpalmen gegraveerd.” (Jesaja 49 : 14—16)
    GG 160.4

    „Vrees niet, want Ik ben met u;
    Zijt niet verbaasd, want Ik ben uw God;
    Ik sterk u, ook help Ik u,
    Ook ondersteun Ik u met de rechterhand mijner
    gerechtigheid.” (Jesaja 41 :10)
    GG 160.5

    „Die van Mij gedragen zijt van de buik aan,
    En opgenomen van de baarmoeder af,
    En tot de ouderdom toe zal Ik dezelfde zijn;
    Ja, tot de grijsheid toe zal Ik ulieden dragen;
    Ik heb het gedaan en Ik zal u opnemen,
    En Ik zal dragen en redden.” (Jesaja 46 : 3, 4)
    GG 160.6

    Niets is meer bevorderlijk voor de gezondheid van lichaam en ziel dan een geest van lof en dankbaarheid. Het is een positieve plicht om in te gaan tegen melancholie, ontevreden gedachten en gevoelens — evenals het gebed moet men ook dit niet nalaten. Wanneer we verbonden zijn met de hemel, hoe kunnen we dan de weg naar ‘s Vaders huis gaan, treurend, zuchtend, en klagend ?GG 160.7

    Die zich noemende Christenen, die aanhoudend klagen en die schijnen te denken dat opgewektheid en blijdschap zonde is, bezitten geen oprechte religie. Zij, die alle treurnis in de natuurlijke wereld aanvaarden met een zuurzoet lachje, die liever naar de dorre bladeren zien, dan een ruiker te maken van de prachtige, levende bloemen; zij, die de schoonheid niet kunnen ontdekken in de hoge bergen en in de dalen met de schakering der groene bomen; die hun oren sluiten voor de blijde stem, die door de natuur tot hen spreekt, en die zo liefelijk en muzikaal is voor het oor, dat wel luistert — al dezulken zijn niet in Christus. Zij verzamelen om zich heen donkerte en duisternis, waar zij zich konden verheugen in het meest glanzende licht, ja, zelfs in de zon der gerechtigheid, opgaande in hun harten met genezing onder Zijn vleugelen.GG 161.1

    Vaak kan uw geest bedrukt zijn tengevolge van kommer. Geef u dan niet over aan uw gedachten. Gij weet dat Jezus u liefheeft. Hij verstaat uw zwakheid. Gij beantwoordt aan Zijn wil door eenvoudig rust te zoeken in Zijn armen.GG 161.2

    Het is een wet der natuur, dat onze gedachten en gevoelens bemoedigd en versterkt worden, wanneer we die uiten. Terwijl woorden gedachten uitdrukken, is het eveneens waar dat weer gedachten uit woorden ontstaan. Wanneer we ons geloof meer zouden openbaren, ons meer zouden verheugen in de zegeningen waarvan we ons toch bewust zijn — de grote genade en liefde Gods — zouden we meer geloof en meer blijdschap bezitten. Geen tong kan verklaren, geen begrensd verstand kan in zich opnemen de zegen, die verkregen wordt door de waardering van de barmhartigheid en liefde Gods. Zelfs op aarde kan onze vreugde zijn gelijk een fontein, die nooit tot rust komt omdat zij gevoed wordt door de stromen, die vloeien uit de troon van God.GG 161.3

    Laat ons dan onze harten en lippen bestieren om God te loven voor Zijn weergaloze liefde. Laat ons onze zielen opwekken om hoopvol te zijn en te vertoeven in het licht, dat schijnt van het Kruis van Golgotha.GG 161.4

    Nooit moeten we vergeten, dat we kinderen zijn van de hemelse Koning, zonen en dochteren van de Heere der heirscharen. Het is ons voorrecht een stille rust blijvend in God te vinden.GG 161.5

    „De vrede Gods heerse in uwe harten... en weest dankbaar” (Kolossensen 3 : 15). Laat ons met opzij zetten van al onze moeilijkheden en zwarigheden God loven, gezien Hij ons een kans geeft te leven tot heerlijkheid van Zijn naam. Laten de opnieuw geboden zegeningen van elke nieuwe dag een lofzang in onze harten brengen voor deze tekenen van Zijn liefdevolle zorg. Wanneer gij uw ogen des morgens opent, dank dan God dat Hij u gedurende de nacht bewaard heeft. Dank Hem voor de vrede in uw hart. Laat in de morgen, middag en avond uw dankbaarheid als een liefelijke reuk opstijgen ten hemel.GG 162.1

    Wanneer iemand naar uw omstandigheden vraagt, zeg hem dan niet uw neerslachtige gevoelens om sympathie te verkrijgen. Praat niet over uw gebrek aan geloof en over uw leed en moeilijkheden. De aartsverleider verheugt zich in het horen van zulke woorden. Met al dat spreken over de donkere kanten des levens, verheerlijkt gij hem. Wij moeten ons niet zo bepalen bij die grote macht van Satan waardoor wij ons laten overwinnen. Vaak stellen wij onszelven in zijn handen enkel door over zijn macht te spreken.GG 162.2

    Laat ons daarentegen spreken over de grote macht van God om al onze belangen met Hem persoonlijk te verbinden. Vertel van de onbegrensde macht van Christus en spreek over Zijn heerlijkheid. De gehele hemel stelt belang in onze zaligheid. De engelen Gods, duizenden en duizenden, en tienduizend maal tienduizend, hebben opdracht gekregen diegenen bij te staan, die de zaligheid zullen beërven. Zij beschermen ons tegen het boze en slaan de machten der duisternis terug, die ons zoeken te vernietigen. Hebben we dan niet alle reden elk ogenblik dankbaar te zijn, dankbaar zelfs wanneer schijnbare moeilijkheden zich opstapelen op onze levensweg?GG 162.3

    Laat lof en dankzegging zich uiten in een lied. Laat ons, onder beproevingen, inplaats van uiting te geven aan onze gevoelens, in het geloof een danklied opzenden tot God.GG 162.4

    Het lied is een wapen, dat we altijd tegen de ontmoediging kunnen hanteren. Wanneer we dan ons hart openstellen voor het zonlicht van ‘s Heilands tegenwoordigheid, zullen we gezondheid en Zijn zegen ontvangen.GG 162.5

    „Looft de Heere, want Hij is goed;
    Want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Dat zulks de bevrijden des Heeren zeggen,
    Die Hij van de hand der wederpartijders bevrijd heeft.” (Psalm 107 : 1, 2)
    GG 162.6

    „Zingt Hem, psalmzingt Hem;
    Spreekt aandachtelijk van al Zijn wonderen.
    Roemt u in de Naam Zijner heiligheid;
    Het hart dergenen, die de Heere zoeken, verblijde zich”. (Psalm 105 : 2, 3)
    GG 165.1

    „Dankt God in alles; want dit is de wil van God in Christus Jezus over u.” (1 Thessalonicensen 5 :18). Dit bevel houdt een verzekering in, dat zelfs de dingen, die ogenschijnlijk tegen ons zijn, ten beste voor ons zullen werken. God zou ons niet vragen om dankbaar te zijn voor iets dat ons kwaad zou doen.GG 165.2

    Een van de grootste belemmeringen tot het herstel van de zieken, is het concentreren van de aandacht op zichzelven. Vele lijdenden koesteren het gevoel, dat een ieder hun medeleven en hulp moet betonen, terwijl zij juist nodig hebben dat hun aandacht van zichzelven wordt afgewend, om eens vol zorg aan anderen te denken.GG 165.3

    Vaak wordt de voorbede gevraagd voor de zieke, de bedroefde, de ontmoedigde; en dat is op zijn plaats. Ons gebed zal zijn, of God licht wil zenden in de verduisterde geest en troost voor het droeve hart. Maar God beantwoordt de gebeden voor diegenen, die zichzelven plaatsen in de lichtbundel van Zijn zegeningen. Hoewel we ons gebed opzenden voor die bedroefden, zullen we hen aanmoedigen om eens de lasten te verlichten van anderen, die het meer nodig hebben dan zijzelven. De duisternis zal uit hun eigen harten verdwijnen, wanneer ze proberen anderen tot nut te zijn. Wanneer we proberen anderen te troosten met de troost, waarmede wij vertroost zijn, dan valt de zegen ook op ons.GG 165.4

    Het acht en vijftigste hoofdstuk van Jesaja houdt een remedie in voor zieken naar lichaam en ziel. Wensen we gezondheid en de ware levensvreugde, dan moeten we de regels in praktijk brengen, welke dit Schriftgedeelte bevat.GG 165.5

    Van de dienst, die Hem aangenaam is, en zijn zegeningen, zegt de Heere:GG 165.6

    „Is het niet dat gij de hongerige uw brood mededeelt,
    En de armen, verdrevenen in huis brengt ?
    Als gij een naakte ziet, dat gij hem dekt, En dat gij u voor uw vlees niet verbergt?
    Dan zal uw licht voortbreken als de dageraad,
    En uw genezing zal snellijk uitspruiten;
    En uw gerechtigheid zal voor uw aangezicht heengaan,
    De heerlijkheid des Heeren zal uw achtertocht wezen.” (Jesaja 58 : 7, 8)
    GG 165.7

    Goede daden houden een dubbele zegen in, die ten deel valt zowel aan hem, die de vriendelijkheid bewijst, als aan hem, die ze ontvangt. De bewustheid van het goede te doen is een van de beste medicijnen voor zieken naar lichaam en geest. Wanneer de geest zich verkwikt aan het gevoel van een weldaad en de voldoening anderen geluk bereid te hebben, verschaft deze heilzame, opwekkende invloed nieuw leven aan het gehele wezen.GG 166.1

    Laat de lijdende, inplaats van altijd sympathie te verwachten, die liever aan anderen betonen. Wentel de last van uw eigen zwakheid, leed en verdriet op de barmhartige Heiland. Open uw hart voor Zijn liefde, en deel die uit aan anderen. Bedenk dat allen te kampen hebben met beproevingen, zwaar om te dragen, met verleidingen, moeilijk te weerstaan, en dan zult gij iets doen om hun lasten te verlichten. Uit uw dankbaarheid voor de ontvangen zegeningen, laat zien hoe gij de u bewezen attenties op prijs stelt. Laat het hart boordevol zijn van de kostelijke beloften Gods, opdat gij uit deze schat woorden kunt putten, die tot troost en sterkte zijn voor anderen. Dat zal u omringen met een atmosfeer, die een helpende, verheffende geest afstraalt. Stel u als doel, degenen, die u omgeven, tot een zegen te zijn, en gij zult wegen vinden om de helpende hand te kunnen bieden, zowel aan de leden van uw eigen gezin als aan anderen.GG 166.2

    Wanneer zij, die met een ziekelijke gezondheid sukkelen zichzelven zouden vergeten in hun hulp voor anderen, indien zij ‘s Heeren bevel zouden opvolgen om diegenen te dienen, die het meer nodig hebben dan zijzelven, dan zouden zij zich de betrouwbaarheid bewust zijn van de profetische belofte: „Dan zal uw licht voortbreken als de dageraad, en uw genezing zal snellijk uitspruiten.”GG 166.3

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents