Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Hoofdstuk 17—TEGENWOORDIGE PLICHTEN.

    Een ieder zou naar zulke ontwikkeling moeten streven, dat hij niet alleen zelf in overeenstemming met de natuurwetten leeft, maar ook anderen den juisten weg kan aanwijzen. Velen geven voor, kinderen Gods te zijn en aan de nabijzijnde toekomst des Heeren te gelooven, maar zijn helaas op het gebied der gezondheid en matigheid geheel onwetend. Zij moeten aangespoord worden, het eene gebod zoowel als het andere, ja alle geboden en voorschriften na te volgen. Dit doel moet steeds voor oogen gehouden worden; dit vraagstuk moet niet als iets onnoodigs beschouwd worden, want bijna iedere familie heeft hiervoor onderricht noodig. Het geweten moet wakker geschud worden, opdat het zijne plicht kent, omtrent de grondbeginselen eener juiste levenswijze. God verlangt van Zijn volk, dat het in alle dingen matig zij. Wanneer wij niet in alles matigheid beoefenen, zullen en kunnen wij niet voor den heiligenden invloed der Goddelijke waarheid ontvankelijk worden.CG 158.1

    Onze voorgangers moesten aangaande deze vraag grondig onderwezen worden; zij mogen die niet verwaarloozen of zich laten overbluffen door degenen die hun van overdrijving beschuldigen. Zij moeten zich een klaar denkbeeld vormen van de gezondheidsleer en dan deze begrippen door woord en kalm volhardend voorbeeld leeren. Geen gelegenheid moet onbenut blijven, leeringen over de matigheid en gezondheid te geven. Tracht er naar, verstand en het geweten op te wekken. Gebruikt alle u ten dienste staande krachten en bevordert het werk door goede boeken te verspreiden. „Onderricht, onderricht, onderricht,” is de ons opgedragen boodschap.CG 158.2

    In zendingshuizen moesten aan het hoofd staan begaafde vrouwen, die goed en gezond eten weten te bereiden. De tafel moet met goede voedingsmiddelen rijkelijk voorzien zijn. Wanneer iemand een bedorven smaak heeft en naar thee, koffie, kruiden en ongezonde spijzen verlangt, moet men trachten hem dien aangaande in te lichten en zijn geweten wakker te maken. Houdt hem de grondstellingen der Heilige Schrift tot behoud der gezondheid voor oogen. Waar goede versche melk en vruchten te verkrijgen zijn, bestaat geen be-paalde rede om vleesch te gebruiken. Het is niet noodig, een van Gods schepselen het leven te benemen, om onze lichamelijke behoeften te voldoen. In bepaalde ziektegevallen en bijzondere zwakte mag men het voor goed houden, een weinig vleesch te gebruiken, maar men moet zorgen, daartoe alleen vleesch van gezonde dieren te nemen. Heden is het een belangrijke vraag geworden, of men in het algemeen vleesch moet gebruiken. Het ware veel beter, nooit vleesch aan te roereu, dan dat van zieke dieren te eten. Wanneer ik niet de noodige voeding ontvangen kon, nam ik van tijd tot tijd een weinig vleesch, maar ik krijg er steeds meer afkeer van.CG 159.1

    Toen God de kinderen Israëls uit Egypte voerde, was het Zijn plan, dat zij zich in het land Kanaän als een rein, gelukkig en gezond volk zouden vestigen. Laat ons nu zien, hoe God dit bewerkstelligde. Hij verlangde van hen gehoorzaamheid, en wanneer zij goedsmoeds Zijne bevelen nagekomen waren, zou dit hunne nakomelingen ten zegen gedient hebben. Hij onttrok hen grootendeels de vleeschspijzen en ofschoon Hij hen vleesch gaf op hunne bede, voor zij te Sinaï kwamen, was het slechts voor één dag. God had hen evengoed met vleesch als met manna kunnen voorzien, maar voor hun eigen best wil legde Hij hen beperkingen op. Het was Zijne bedoeling, hen spijzen te geven, die passender voor hen waren dan de kost, die zoo velen van hen in Egypte hadden genoten. De bedorven smaak moest weder gezond worden, opdat zij leefden, van het voor de menschen bestemde voedsel, de voortbrengselen der aarde, welke God aan Adam en Eva gegeven had.CG 160.1

    Waren zij toen bereid geweest, de eetlust naar Gods beperkingen te betoomen, dan hadden zij nooit ziekten of gebrek gehad. Hunne nakomelingen waren aan lichaam en geest versterkt en hadden hun plicht en de waarheid goed begrepen, en het had hun aan scherpte van inzicht en oordeel nooit ontbroken; maar zij waren onwillig, om de verordeningen van den Heere na te komen. Daarom bereikten zij het doel niet, dat God hun voor oogen had gesteld, en verloren de zegeningen, die hen toegedacht waren. Zij murmureerden over de beperkingen van God en verlangden naar de vleeschpotten van Egypte. God gaf hen vleesch, maar het was hen ten vloek. CG 160.2

    De Heere heeft het herhaaldelijk door Zijnen geest geopenbaard, dat Hij ons stap voor stap tot Zijn oorspronkelijk plan terug wil brengen, volgens welke de mensch van de natuurlijke voortbrengselen der aarde leven moet. Onder hen, die op den Heere wachten, zal het genot van het vleesch mettertijd geheel ophouden en vleeschspijzen zullen geheel van hunne tafel verdwijnen. Wij moeten dit steeds voor oogen houden en ons beijveren, dit doel te bereiken; zoo lang wij nog vleesch gebruiken, toonen wij, dat wij het licht, dat God ons uit genade gegeven heeft, nog niet volkomen volgen. In het bijzonder moeten zij, die met de verzorging van zieken belast zijn, zich gewennen van vruchten, graansoorten en groenten te leven. Als wij zelf in dat opzicht volgens de grondbeginselen handelen, en als ware Christenen onze eigen smaak bedwingen en vormen, dan zullen wij ook eenen Gode welgevalligen invloed op anderen uitoefenen en voor een gezonde levenswijze baanbreken. Velen worden in hun pogen, om zich eene gezonde levenswijze voor te schrijven, ontmoedigd, wijl zij nooit leerden gezonde, eenvoudige spijzen, die hun vroegeren kost vervangen konden, te bereiden. De slecht toebereide spijzen walgen hen, en wij hooren van hunne lippen, dat zij wel deze levenswijze beproefd hebben, maar niet daarmede konden bestaan. Velen zijn daarin weinig onderwezen en dientengevolge is de toebereiding der spijzen zoo gebrekkig, dat zij voor de spijsvertering nadeelig zijn. Wil iemand naar de gezondheid leven dan moeten voor alles de spijzen, die hij geniet, goed gekookt zijn. Wie eene goede kookschool, die volgens de regelen van hygienische levenswijze ingericht is, door kan maken, zal daaruit niet slechts voor zich zelf, maar ook voor anderen groot nut trekken.CG 161.1

    Vormt u geene zonderlinge begrippen welke gij dan voor een richtsnoer houdt en anderen berispt, wier handelwijze niet met de uwe overeenkomt, maar onderzoek de zaak grondig in zijnen vollen om vang. Beijvert u uwe gedachten en gewoonten in volkomen overeenstemming met de grondbeginselen van ware christelijke matigheid te brengen.CG 162.1

    Velen zoeken het leven van anderen daardoor te beteren, dat zij de gewoonten van hen, die ze als verkeerd beschouwen, bestrijden. Zij gaan tot hen, die volgens hunne meening dwalen, en maken ze op hunne fouten opmerkzaam, maar zij trachten niet, hen de ware beginselen te leeren. Meestal bereikt zulk eene handelwijze op verre niet het gewenschte gevolg. Terwijl men hen hunne fouten toont, verwekt men zeer dikwijls hun strijdlust, en richt veel meer kwaad aan dan goed. Hierin ligt een gevaar voor hen, die terechtwijzen. Wie het onderneemt, anderen op hunne fouten opmerkzaam te maken, valt zeer licht in de gewoonte van den berisper, en mettertijd, bemoeit hij zich uitsluitend, hier of daar gebrek of gebreken te ontdekken. Bewaakt anderen niet, om hunne fouten op te sporen, of hunne dwalingen bloot te leggen. Voedt ze op tot betere gewoonten door de macht van uw eigen voorbeeld.CG 162.2

    Men moet steeds in het oog houden, dat de juiste levenswijze hoofdzakelijk daarin bestaat, het verstand, karakter en lichaam zoo goed mogelijk te ontwikkelen. Alle natuurwetten, die in den grond Gods geboden zijn, bedoelen slechts ons welzijn; als wij die gehoor- zamen, zal het ons welzijn in dit leven bevorderen en ons op het toekomstige leven voorbereiden.CG 162.3

    Er is veel betere stof tot praten dan de fouten en gebreken van anderen. Spreekt van God en Zijne wonderbare werken. Vertelt de openbaring Zijner liefde en wijsheid in alle werken der natuur. Verschaft u kennis van het menschelijk lichaam en van de wetten die het beheerschen. Wie de bewijzen van Gods liefde kent, iets van de wijsheid en het nut Zijner wetten begrijpt en den zegen ontvangen heeft, die gehoorzaam te volgen, zal zijne plichten en verantwoordingen in een geheel ander licht beschouwen. Hij zal niet langer de behartiging der gezondheidsregelen als eene zelfverloochening of als een offer aanzien, maar zij zullen voor hem eenen onschatbaren zegen zijn.CG 163.1

    Men kan veel goeds stichten, wanneer men degenen, tot welke men toegang heeft, de uitkomsten mededeelt van de beste middelen om zieken te verplegen en voor alles ziekte en lijden in het algemeen te voorkomen. Een dokter, die zijne patienten over de oorzaak en de natuur hunner krankheden onderricht en hen dan toont, hoe zij deze kunnen voorkomen, mag op veel tegenstand stuiten; maar als hij oprecht is, zal hij openhartig met zijne zieken spreken en hen duidelijk maken, dat de zelfbevrediging in eten, drinken en kleeding en de overspanning hunner levenskrachten hun toestand hebben veroorzaakt. Hij zal niet het kwaad grooter maken, door hen medicijn voor te schrijven, tot dat de natuur, ten laatste uitgeput, het opgeeft; hij zal veel meer den zieken toonen, hoe zij zich eene goede levenswijze eigen maken, de natuur behulpzaam zijn, en nieuwe krachten tot genezing winnen kunnen, terwijl hij daartoe wijselijk eenvoudige natuurlijke middelen bezigt.CG 163.2

    In alle ziekenhuizen moesten de dokters het zich tot eene heilige plicht stellen, lessen over de gezondheidsleer te geven. De wetten der gezondheidsleer moesten allen, de zieken zoowel als ook de oppassers helder en duidelijk voorgesteld worden. Dit werk vordert sterkte van karakter, want terwijl velen van zulke inspanningen zegen ontvangen, zullen zich anderen beleedigd gevoelen. Maar de ware discipel van Christus, die in overeenstemming leeft met Gods wil, zal niet slechts zelf gestadig leeren, maar het geleerde ook anderen mededeelen en hun gemoed van de dwalingen der wereld aftrekken en op den weg der waarheid brengen.CG 164.1

    Wanneer men slechts meer opmerkzaamheid aan de gezondheidsvraag schonk, zou menig vooroordeel tegen Goddelijke waarheid verdwijnen en de harten daarvoor ontvankelijk worden. Krijgt men belangstelling in deze vraag en leert men haar nut waardeeren, dan wordt ook dikwijls de weg voor andere waarheden gebaand. Als de menschen zien, dat wij als Christenen de regelen der gezondheid kennen, dan zullen zij ook veel eerder gelooven, dat onze beschouwingen in andere bijbelsche waarheden gezond zijn.CG 164.2

    Aan dezen tak van Godswerk is niet genoeg op-merkzaamheid geschonken. Veel is door deze nalatigheid verloren gegaan; als Gods volk eene grootere belangstelling aan den dag legde voor eene juiste levenswijze, waarmede de Heere hen voor Zijne tweede komst gereed wil maken, dan zou hun invloed eene veel grootere zijn. God heeft Zijn volk licht gegeven en Hij verlangt, dat het in het licht wandelt, en Zijne stem gehoorzaamt. De gezondheidsvraag staat in het nauwste verband met de boodschap en het werk van God in den laatsten tijd. Wie Gods boodschap verkondigt, moet eveneens onderricht omtrent eene juiste levenswijze geven. Ieder moet met deze vraag bekend zijn, opdat hij voor de gewichtige gebeurtenissen, die ons te wachten staan, voorbereid is. Deze vraag komt toe: „Ieders volle waardeering”; want Satan en zijn engelen doen alles, wat in hun macht is, dit werk der hervorming te verhinderen; zij maken het hen, die met het geheele hart zich daarmede bezighouden, zoo moeielijk mogelijk. Desniettemin moet niemand den moed verliezen of zijne pogingen, op dat gebied, staken. De profeet Jesaja schildert een karaktertrek van Christus in de volgende woorden: „Hij zal niet verdonkerd worden, Hij zal niet verbroken worden, tot dat Hij het recht op aarde zal hebben besteld,” Jes. 42: 4. Daarom moeten Zijne volgelingen ook niet wanhopen of moede worden, maar zich den losprijs herinneren, die voor den mensch gegeven werd, opdat hij niet verloren ging, maar het eeuwig leven zou hebben. CG 164.3

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents