Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Gedachten van de Berg der Zaligsprekigin - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First

    “Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen.”

    Dat wil zeggen, hij zal daar geen plaats hebben. Immers hij die opzettelijk één gebod breekt, houdt zich in de geest aan geen van de geboden. „Wie de gehele wet houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle.” Jac. 2:10.GZ 50.2

    Het is niet de omvang van de daad van ongehoorzaamheid die de zonde uitmaakt, maar het feit dat afgeweken wordt van Gods uitgedrukte wil in de kleinste bijzonderheid; immers, dit toont aan dat er nog gemeenschap bestaat tussen de ziel en de zonde. Het hart is verdeeld in zijn dienst. Er is een feitelijk ontkennen van God, een opstandigheid tegen de wetten van Zijn heerschappij. Indien de mensen vrij zouden zijn, om af te wijken van de eisen des Heren, en voor zich zelf een maatstaf voor hun plicht aan te leggen, zou er een verscheidenheid van maatstaven zijn aangepast aan de verschillende instelling van de mensen, en de heerschappij zou uit de handen des Heren genomen worden. De wil van de mens zou boven alles gesteld worden, en de hoge, heilige wil van God, — Zijn liefdevolle bedoeling jegens Zijn schepselen, — zou onteerd en veronachtzaamd worden.GZ 50.3

    Wanneer mensen hun eigen weg kiezen, stellen zij zichzelf tegenover God. Zij zullen geen plaats hebben in het koninkrijk der hemelen, want zij voeren oorlog tegen de beginselen van de hemel zelf. Door de wil van God te veronachtzamen stellen ze zichzelf aan de zijde van Satan, de vijand van God en mensen. Niet bij één woord, niet bij vele woorden, maar bij alle woord dat God gesproken heeft zal de mens leven. Wij kunnen niet één woord veronachtzamen, hoe onbelangrijk het ons ook toeschijnt, en nochtans veilig zijn. Er is in de wet geen gebod dat niet bedoeld is voor het welzijn en geluk van de mens, zowel in dit leven als in het toekomende. Door gehoorzaamheid aan Gods wet wordt de mens als door een omtuining omgeven, en zo wordt hij ver van het kwade gehouden. Hij die deze door God opgeworpen omtuining op één punt neer-haalt, heeft de beschermende kracht daarvan gebroken; immers, hij heeft een weg geopend waarlangs de vijand kan binnenkomen, om te verwoesten en te gronde te richten.GZ 50.4

    Door het te wagen, de wil van God op één punt te veronachtzamen, openden onze stamouders de sluisdeuren der ellende voor de wereld. En een ieder, die hun voorbeeld volgt, zal hetzelfde resultaat oogsten. De liefde van God ligt ten grondslag aan ieder gebod van Zijn wet, en hij die van het Gebod afwijkt, bewerkt zijn eigen ongeluk en ondergang.GZ 51.1