Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    WEESHUIZEN

    Wanneer alles gedaan is wat gedaan kan worden door wezen op te nemen in onze eigen huizen, zullen er nog heel velen in de wereld zijn voor wie gezorgd moet worden. Die zijn misschien in lompen gekleed, onbehouwen, ogenschijnlijk in elk opzicht onaantrekkelijk; maar ze zijn duur gekocht en zijn even kostbaar in Gods oog als onze eigen kleinen. Ze zijn Gods eigendom, voor wie Christenen verantwoordelijk zijn. “Hun zielen,” zegt God, “zal Ik van uw hand eisen.”USG2 551.1

    Deze hulpbehoevenden te verzorgen is een goed werk; nochtans geeft in deze wereldeeuw de Here ons als volk geen opdracht om grote, kostbare instellingen voor dit doel op te richten. Zijn er toch onder ons personen die zich door God geroepen voelen instellingen voor de verzorging van wezen te stichten, laten ze dan naar hun eigen overtuiging en plichtsgevoel te werk gaan. Maar door te zorgen voor de armen der wereld, moeten ze ook een beroep doen op de wereld ter ondersteuning. Zij moeten geen hulp gaan vragen bij het volk aan wie God het allerbelangrijkste werk heeft opgedra-gen, ooit aan mensen gegeven, het werk om de laatste genadeboodschap te brengen aan alle natie en geslacht en taal en volk. In het Schathuis des Heren moet een overschot zijn om het Evangeliewerk in stand te houden in “verre landen”.USG2 551.2

    Laten zij die zich gedrongen gevoelen om deze instellingen te stichten, zich in verbinding stellen met verstandige pleitbezorgers die de mensen de behoeften daarvan aantonen en geld inzamelen. Laten ze de mensen in de wereld daarvan doordringen“ de verschillende kerken bewerken door mannen die de noodzaak inzien dat iets gedaan moet worden voor de armen en de wezen. In elke kerk zijn mensen die God vrezen. Laat men op hen een beroep doen, want aan hen heeft God dit werk opgedragen.USG2 551.3

    De instellingen welke gesticht zijn door ons volk voor de verzorging van wezen en de invaliden en bejaarden onder ons, moeten gesteund worden. Die moeten geen kwijnend bestaan lijden waardoor een smet geworpen wordt op Gods werk. Het bijdragen in de ondersteuning van deze instellingen moet niet enkel gezien worden als een plicht, maar als een kostelijk voorrecht. In plaats van elkaar onnodige geschenken te geven, kunnen we beter onze gaven geven voor de armen en hulpelozen. Wanneer de Here ziet dat wij ons best doen om deze nooddruftigen te helpen, zal Hij de harten van anderen bewegen mee te helpen in dit goede werk.USG2 551.4

    De opzet van een weeshuis moet niet enkel daarin liggen dat de kinderen kleren en voedsel krijgen, maar dat ze toevertrouwd worden aan de zorg van Christelijke onderwijzers, die hen willen opvoeden in de kennis van God en Zijn Zoon. Die op dit terrein werken, moeten mannen en vrouwen zijn met een ruime blik en die aan hef kruis van Golgotha met geestdrift worden bezield. Het moeten mannen en vrouwen zijn van een fijne beschaving, vol zelfopoffering, die willen werken zoals Christus werkte ter wille van God en ter wille van de mensheid.USG2 552.1

    Wanneer dezulken die geen thuis meer hebben, geplaatst worden waar zij kennis en geluk en deugdzaamheid opdoen, en zonen en dochteren worden van de Hemelse Koning, zullen ze toegerust worden om in de samenleving voor Christus te werken. Zij moeten zó opgevoed worden dat zij op hun beurt weer anderen kunnen helpen. Zo zal dat goede werk zich uitbreiden en zich handhaven.USG2 552.2

    Welke moeder had ooit haar kind lief zoals Jezus Zijn kinderen liefheeft? Hij kijkt op dat bevlekte karakter met een smart, dieper en scherper dan die van welke moeder ook. Hij ziet de toekomstige vergelding van een boze levensweg. Laaf men dan alles doen wat gedaan kan worden voor de verwaarloosde ziel.USG2 552.3

    Wanneer zij die geen kinderen hebben en die God over goederen heeft gesteld, hun zorg wilden schenken aan kinderen die liefde, verzorging en toegenegenheid nodig hebben, alsook bijstand uit de goederen dezer wereld, zouden ze gelukkiger zijn dan tot nu toe. Zolang kinderen die de liefdevolle zorg van een vader of de tedere liefde van een moeder moeten missen, blootgesteld zijn aan de verdervende invloeden van dit laatste der dagen, is net de plicht van deze of gene om bij sommigen, van hen de plaats van vader en moeder in te nemen? Leer om hun liefde, toegenegenheid en medeleven te verschaffen. Allen die belijden een Vader in de hemel te hebben Die, zoals zij hopen, voor hen zal zorgen en hen uiteindelijk zal opnemen in de woning die Hij voor hen heeft bereid, moeten voelen dat op hen een ernstige verplichting rust om vrienden te zijn van hen die geen vrienden hebben en vaders voor de wezen, om weduwen te helpen, en in deze wereld van enig wezenlijk nut te zijn door de mensheid hulp te verlenen. Leven ze enkel voor zichzelf, dan zuilen ze ook niet méér kracht ontvangen dan daarvoor nodig is. 1869, vol. 2, blz. 329.USG2 552.4

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents