Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    DE GODDELIJKE-MENSELIJKE HEILAND

    In Christus was het menselijke en het goddelijke verenigd. Zijn taak was de verzoening tot stand te brengen tussen God en de mens, het eindige te verbinden met het oneindige. Dit was de enige weg, waarop gevallen mensen verheven konden worden door de verdiensten van het bloed van Christus om de goddelijke natuur deelachtig te worden. Het aannemen van de menselijke natuur stelde Christus in staat van ‘s mensen moeilijkheden en smarten, en al de verleidingen, waaraan hij bloot stond, begrip te hebben. Engelen, die niet wisten wat zonde was, konden met de mens in zijn bijzondere beproevingen niet sympathiseren. Christus verlaagde zich ‘s mensen natuur aan te nemen en werd verzocht op alle punten evenals wij, opdat Hij kon weten hoe allen, die verzocht werden, bijstand te verlenen.USG1 224.2

    Toen Hij als mens hier op aarde was, voelde Hij hoe Hij behoefte had aan de kracht Zijns Vaders. Hij had uitverkoren plaatsen des gebeds. Hij hield er van met Zijn Vader gemeenschap te hebben in de eenzaamheid der bergen. Door dit te beoefenen ontving Zijn heilige, menselijke ziel kracht voor de dagelijkse plichten en be-proevingen. Onze Heiland vereenzelvigde zich met onze noden en zwakheden, opdat Hij een smekeling zou worden, krachtig in het gebed, bij Zijn Vader nieuwe krachten zoekende, om daar bezield en verkwikt uit te voorschijn te komen, klaar om de plichten en beproevingen tegemoet te treden. Hij is ons Voorbeeld in alle dingen. Hij is een broeder in onze krankheden, zonder de men-selijke passie’s te bezitten. Als de Zondeloze, keerde Zijn natuur zich af van het kwade. Hij verdroeg strijd en zielekwelling in een wereld van zonde. Zijn mens-zijn stelde het gebed tot een noodzaak en een voorrecht. Hij legde beslag op alle sterkere goddelijke ondersteuning en vertroosting, welke Zijn Vader bereid was Hem te verlenen, aan Hem, die, tot welzijn van de mens, de vreugden des hemels verlaten had en Zijn tehuis in een koude, ondankbare wereld had verkozen. Christus vond troost en blijdschap in de gemeenschap met Zijn Vader. Hier kon Hij Zijn hart verlichten van de smarten, die Hem dreigden te verpletteren. Hij was een Man van smarten en verzocht in krankheid.USG1 225.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents