Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 15—HET AFLEGGEN VAN DE EED

    Ik zag dat sommigen van Gods kinderen een fout begaan hebben ten aanzien van het afleggen van de eed en Satan heeft daar voordeel uit getrokken door ze te verdrukken, en hun het geld huns Heren af te nemen. Ik zag dat de woorden onzes Heren, “Zweert ganselijk niet,” niet slaan op de rechterlijke eed. “Laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit de boze.” Mattheus 5 : 34, 37. Dit slaat op de conversatie in het algemeen. Sommigen overdrijven in hun woorden. Sommigen zweren bij hun eigen leven, anderen bij hun hoofd 1859, Vol. 1, blz 201&mdash203 — zo waar als ze leven, zo waar als ze een hoofd hebben. Sommigen roepen hemel en aarde als getuigen aan, dat bepaalde dingen zo en zo zijn. Sommigen hopen dat God hun het leven zal benemen, indien wat ze zeggen, niet waar is. Het is dit zweren in het algemeen, waar-tegen Jezus Zijn discipelen waarschuwde.USG1 72.2

    We hebben mannen over ons gesteld om ons te regeren en wetten om het volk te besturen. Zouden die wetten er niet zijn, dan zou de toestand in de wereld slechter zijn dan deze nu is. Sommige van deze wetten zijn goed, andere slecht. De slechte zijn in aantal vermeerderd en we zullen in moeilijke omstandigheden gebracht worden. Maar God zal Zijn volk ondersteunen om standvastig te zijn en de beginselen van Zijn Woord te handhaven. Wanneer de wetten der mensen in conflict komen met het Woord en de wet van God, hebben we deze laatste te gehoorzamen, welke ook de consequenties mogen zijn. De wet van een land, die eist, dat we een slaaf aan zijn meester moeten overleveren, hebben we niet te gehoorzamen, en we moeten de gevolgen van het overtreden van deze wet afwachten. De slaaf is niet het eigendom van een of ander mens. God is zijn rechtmatige Meester, en de mens heeft geen recht op Gods schepsel zijn handen te leggen, en hem als zijn eigendom op te eisen.USG1 73.1

    Ik zag dat de Here nog een en ander te maken heeft met de wetten des lands. Terwijl Jezus in het heiligdom is, wordt Gods beteugelende Geest gevoeld door regeerders en volk. Maar Satan beheerst in grote mate de massa der wereld, en was het niet dank zij de wetten des lands, dan zouden we al heel wat ellende beleven. Mij werd getoond, dat wanneer het inderdaad nodig is, en zij worden opgeroepen om op een wettige wijze te getuigen, het voor Zijn kinderen geen schending van Gods Woord is, om plechtig God ten getuige aan te roepen, dat, wat zij zeggen, de waarheid en niets dan de waarheid is.USG1 73.2

    De mens is zó verdorven, dat wetten gemaakt zijn om de verantwoordelijkheid op zijn eigen hoofd te doen neerkomen. Sommige mensen hebben geen vrees om hun medemens te beliegen; maar ze zijn geleerd en de weerhoudende Geest Gods heeft het hun ingescherpt, dat hef een vreselijk iets is, God te beliegen. Het geval van Ananias en Saffira, zijn vrouw, is als een voorbeeld daarvan gegeven. De zaak wordt nu overgedragen van de mens op God, zodat wanneer iemand valse getuigenis aflegt, dat niet tegenover de mens is, maar tegenover de grote God, Die leest wat er in het hart is, en de juiste waarheid in elk geval kent. Onze wetten beschouwen het doen van een valse eed als een grote misdaad. God heeft de valse eedaflegger vaak met Zijn oordeel bezocht, en zelfs terwijl de eed nog op zijn lippen was, heeft de engel der vernietiging hem neergeveld. Dit was om de boosdoeners schrik aan te jagen.USG1 73.3

    Ik zag, dat wanneer er iemand op aarde is, die werkelijk onder ede kan getuigen, het de Christen is. Hij leeft in het licht van Gods aangezicht. Hij wast krachtig op in Zijn kracht. En wanneer belangrijke zaken door de wet beslist moeten worden, dan is er niemand, die zich zo goed op God kan beroepen als de Christen. De engel vroeg mij wel op te letten, dat God bij Zichzelven zweert. Genesis 22 : 16; Hebreeën 6 : 13, 17. Hij zwoer aan Abraham (Genesis 26 : 3), aan Izak (Psalm 105 : 9; Jeremia 11 : 5); en aan David (Psalm 132 : 11, Handelingen 2 : 30). God eiste van de kinderen Israëls een eed tussen man en vrouw. Exodus 22 : 10, 11. Jezus onderwierp Zich aan de eed in het uur van Zijn verhoor. De hogepriester zei tot Hem: “Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God.” Jezus zei tot hem: “Gij hebt het gezegd.” Mattheus 26 : 63, 64. Wanneer Jezus in Zijn onderwijs aan Zijn discipelen de rechterlijke eed had bedoeld, zou Hij de hogepriester hebben terecht gewezen, en daar Zijn onderwijs hebben bekrachtigd ten bestwil van Zijn aanwezige volgelingen. Het deed Satan goed, dat sommigen hef afleggen van de eed in een verkeerd licht zijn gaan bezien, want dat heeft hem in de gelegenheid gesteld, hen te verdrukken en hun het geld huns Heren te ontnemen. De rentmeesters des Heren moeten verstandiger zijn, hun plannen ontwikkelen en zich opmaken om Satans listen te weerstaan, want hij zal nog krachtiger zijn slag gaan slaan dan ooit tevoren.USG1 74.1

    Sommigen, zo zag ik, hebben een vooroordeel tegen onze overheid en wetten; maar zouden de wetten er niet zijn, dan zou de wereld zich in een vreselijke toestand bevinden.USG1 75.1

    God breidelt nog onze regeerders, want de harten van allen zijn in Zijn handen. Grenzen zijn gesteld, waar buiten zij niet kunnen gaan. Velen van de regeerders zijn degenen, over wie Satan macht uitoefent; maar ik zag dat God Zijn werktuigen heeft, zelfs onder de overheidspersonen. En sommigen van hen zullen nochtans tot de waarheid bekeerd worden. Zij doen nu datgene, wat God hen wil laten doen. Wanneer Satan door zijn werktuigen ageert, worden voorstellen gedaan, die, zouden ze uitgevoerd worden, het werk Gods aan banden zouden leggen en een groot kwaad zouden veroorzaken. De goede engelen bewerken de harten van deze werk-tuigen Gods, om zulke voorstellen tegen te gaan met een krachtige bewijsvoering, die Satans werktuigen niet kunnen weerleggen. Reeds enkelen van Gods werktuigen zullen de kracht bezitten om heel wat kwaad opzet te verijdelen. Zo zal het werk voorwaarts gaan tot de derde engel zijn taak verricht heeft, en bij de luide roep van de derde engel, zullen deze werktuigen in de gelegenheid zijn de waarheid te ontvangen, en sommigen van hen zullen bekeerd worden, en zullen met de heiligen de tijd der benauwdheid doorstaan. Wanneer Jezus het heilige der heiligen verlaat, wordt Zijn weerhoudende Geest van de overheid en van het volk weggetrokken. Zij worden aan de macht van de boze engelen overgelaten. Dan zullen zulke wetten ingevoerd worden onder de raad en leiding van Satan, dat, wanneer de tijd niet verkort zou worden, geen vlees zou behouden blijven.USG1 75.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents