Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 32—DE JUISTE VIERING VAN DE SABBAT

    Op 25 December 1865 werd mij getoond dat er te veel slofheid heerst in de waarneming van de Sabbat. Er is geen stiptheid geweest om de dagelijkse plichten te verrichten binnen de zes werkdagen, die God aan de mens gegeven heeft, noch de nauwgezetheid om ook niet één uur inbreuk te maken op de heilige, gewijde tijd, welke de Here Zich heeft toegekend. Er is geen enkele zakelijke aangelegenheid bij de mens, die als van 1867, Vol. 1, blz. 531—533 voldoende belang beschouwd moet worden om het vierde gebod des Heren te overtreden.USG1 176.1

    Er zijn gevallen, waarin Christus toestemming heeft gegeven om zelfs op de Sabbat te werken, wanneer hef betreft het redden van het leven van mensen en dieren. Maar wanneer we de letter van het vierde gebod schenden ten eigen bate uit geldelijk gewin, zijn we Sabbatschenders en schuldig aan de overtreding van al de geboden, want indien we op één punt overtreden, zijn we schuldig in allen.USG1 177.1

    Indien we uit eigen gewin het nadrukkelijke gebod des Heren overtreden, waar is dan het eind? Waar zullen we er mede ophouden? Laat de overtreding gering zijn en niet direct als een zonde onzerzijds beschouwd worden, zo zal het geweten zich verharden, de gevoelens stompen af, tot we maar steeds dieper afglijden, zodat we heel wat werk verrichten en onszelven nog voor Sabbatvierders houden, terwijl, volgens de maatstaf van Christus, we een elk van Gods heilige geboden overtreden. Sabbatvierders begaan in dit opzicht een fout, maar God is zeer nauwgezet, en allen die denken dat ze wat tijd winnen en zich bevoordelen door wat van des Heren tijd af te nemen, zullen dit vroeg of laat tot hun nadeel bemerken. Hij kan hen niet zegenen, zoals Hij dat gaarne zou doen, want Zijn Naam wordt door hen onteerd, Zijn geboden lichtvaardig beschouwd. Gods vloek zal op hen rusten en zij zullen tienvoudig en twintigvoudig meer verliezen dan ze gewonnen hebben. “Zal een mens God beroven? Maar gij berooft Mij... zelfs het ganse volk.”USG1 177.2

    God heeft de mens zes dagen gegeven, waarin hij voor zichzelve kan werken, maar Hij heeft één dag apart gesteld, waarop Hij bijzonder geëerd moet worden. Hij moet verheerlijkt, Zijn autoriteit geëerbiedigd worden. En nochtans wil de mens God beroven door een weinig van de tijd te stelen, welke de Schepper gereserveerd heeft voor Zichzelve. God stelde de zevende dag als een periode van rust voor de mens, ten bestwil van de mens alsook tot Zijn eigen verheerlijking. Hij zag hoe nodig de mensen een dag toekomt om uit te rusten van het zwoegen en de zorgen, en dat zijn gezondheid en zijn leven gevaar zouden lopen zonder een periode van ontspanning na de arbeid en de zorgen van zes dagen.USG1 177.3

    De Sabbat was gemaakt tot welzijn van de mens, en een bewuste overtreding van het heilige gebod, dat de arbeid op de zevende dag verbiedt, is een misdaad voor de ogen des hemels, en van zo ', n omvang onder de Mozaïsche wet, dat de dood van de overtreder geëist werd. Maar dit was nog niet alles wat de schuldige moest ondergaan, want God zou geen overtreder van Zijn wet in de hemel opnemen. Hij moet de tweede dood sterven, hetgeen de algehele en uiteindelijke strat is voor de schender van Gods wet.USG1 178.1

    * * * * *

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents