Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    CHRISTUS’ OPENBARING VAN GOD AAN DE DISCIPELEN

    Laten we de woorden bestuderen die Christus sprak in de opperzaal in de nacht vóór Zijn kruisiging. Hij naderde het uur van Zijn verhoor en Hij probeerde Zijn discipelen die zo zwaar verzocht en beproefd zouden worden, te troosten.USG3 271.2

    “Uw hart worde niet ontroerd,” zei Hij, “gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga henen om u plaats te bereiden. . . .”USG3 271.3

    “Thomas zeide tot Hem: Here, wij weten niet waar Gij henengaat en hoe kunnen wij de weg weten? Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij. Indien gijlieden Mij gekend hadt, zo zoudt gij ook Mijn Vader gekend hebben; en van nu kent gij Hem en hebt Hem gezien. . . .”USG3 271.4

    “Here, toon ons de Vader,” zeide Filippus, “en het is ons genoeg. Jezus zeide tot hem: Ben Ik zo lange tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend, Filippus? Wie Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien; en hoe zegt gij: Toon ons de Vader? Gelooft gij niet dat Ik in de Vader ben, en de Vader in Mij is? De woorden die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelf niet, maar de Vader Die in Mij blijft, Die doet de werken.” Johannes 14:1-10.USG3 271.5

    En toch hadden de discipelen nog geen begrip van de woorden van Christus aangaande Zijn verhouding tot God. Veel van Zijn onderricht was voor hen nog duister. Zij hadden tal van vragen gesteld die hun onwetendheid aangaande Gods verhouding tot hen en tot hun huidige en toekomstige belangen aan het licht brachten. Christus wenste dat zij een duidelijker, omlijnder begrip van God hadden.USG3 271.6

    “Deze dingen heb Ik door gelijkenissen tot u gesproken”, zei Hij, “maar de ure komt dat Ik niet meer door gelijkenissen tot u spreken zal, maar u vrijuit van de Vader zal verkondigen.” Johannes 16:25.USG3 272.1

    Toen op de dag van Pinksteren de Heilige Geest op de discipelen werd uitgestort, verstonden zij de waarheden die Christus in gelijkenissen had gesproken. De leerpunten die voor hen verborgenheden waren geweest, werden nu duidelijk gemaakt. Het begrip dat zij kregen door de uitstorting van de Geest, maakte dat zij zich schaamden over hun hersenschimmige theorieën. Hun veronderstellingen en uitleggingen waren in alle opzichten dwaas, wanneer ze vergeleken werden met de kennis van de hemelse dingen die ze nu ontvingen. Zij werden geleid door de Geest, en licht scheen in hun eens verduisterd verstand.USG3 272.2

    Maar de discipelen hadden nochtans niet de algehele vervulling van Gods belofte ontvangen. Zij ontvingen al de kennis van God die zij konden verwerken, maar de volledige vervulling van de belofte, dat Christus hen duidelijk de Vader zou openbaren, moest nog komen. En zo is het ook heden. Onze kennis van God is onvolledig en onvolmaakt. Wanneer de strijd ten einde is en de Mens Jezus Christus vóór de Vader Zijn trouwe arbeiders erkent, die, in een wereld van zonde, een waarachtig getuigenis van Hem hebben uitgedragen, zullen ze duidelijk verstaan wat nu voor hen verborgenheden zijn.USG3 272.3

    Christus nam Zijn verheerlijkte menselijkheid met Zich mee naar de hemelse hoven. Aan degenen die Hem aannemen, verleent Hij kracht om kinderen Gods te worden, zodat ten sloffe God hen zal aannemen als de Zijnen om bij Hem te blijven in alle eeuwigheid. Wanneer ze in dit leven God trouw zijn, zullen ze uiteindelijk “Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voor hoofden wezen”. Openbaring 22 : 4. En bestaat het geluk des hemels niet daarin dat we God zien? Wat groter blijdschap zou over de zondaar kunnen komen die gered is door de genade van Christus, dan het aangezicht Gods te aanschouwen en Hem als Vader te kennen?USG3 272.4

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents