Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    KOESTER EEN GEEST VAN ZELFVERLOOCHENING

    Elk gemeentelid moet een geest van opoffering koesteren. In elk gezin moeten lessen aangaande zelfverloochening worden geleerd. Vaders en moeders, leert uw kinderen spaarzaam te zijn. Moedigt hen aan om hun stuivers te sparen voor het zendingswerk. Christus is ons voorbeeld. Om onzentwille werd Hij arm, opdat wij door Zijn armoede rijk zouden worden. Hij leerde dat allen moeten bijeenkomen in liefde en eensgezindheid, om te werken zoals Hij werkte, om offers te brengen zoals Hij offers heeft gebracht, om lief te hebben als kinderen Gods.USG3 361.1

    Mijn broeders en zusters, u moet bereid zijn u fe bekeren ten einde de zelfverloochening van Christus in praktijk te brengen. Kleedt u eenvoudig maar netjes. Geeft voor uzelf zo weinig mogelijk uit. Bewaart bij u thuis een zelfverloocheningsbusje, waarin u al hef geld doet dat is uitgespaard door die kleine daden der zelfverloochening. Vergadert dag in dag uit een helderder begrip van Gods Woord en benut elke kans om die verkregen kennis uit te delen. Wordt niet moede om goed te doen, want God laat u voortdurend delen in de grote zegen van Zijn Gave aan de wereld. Werkt samen met de Here Jezus en Hij zal u de kostbare lessen van Zijn liefde leren. De tijd is kort; te rechter tijd, wanneer er geen tijd meer zijn zal, zult u uw loon ontvangen.USG3 361.2

    Tot hen die God oprecht liefhebben en welgesteld zijn, is mij opgedragen te zeggen: Nu is het voor u de tijd om uw geld te beleggen in het onderhouden van het werk des Heren. Nu is het de tijd de handen van de predikanten omhoog te houden in hun zelfverloochenende arbeid om verloren gaande zielen ie redden. Wanneer u in de hemelse hoven de zielen ontmoet die mede door uw hulp zijn gered, zal dat dan geen heerlijke beloning voor u zijn?USG3 361.3

    Laat niemand zijn penningskes achterhouden en laten zij die veel bezitten, zich verheugen dat ze in de hemel een schat kunnen vergaderen die niet vergaat. Het geld dat we weigeren te beleggen in het werk des Heren, zal vergaan. Daarop zal bij de bank des hemels geen rente worden bijgeschreven.USG3 362.1

    In de volgende bewoordingen beschrijft Paulus diegenen die God onthouden wat Hem behoort: “Die rijk willen worden, vallen in verzoekingen en in de strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf en ondergang. Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad; tot welke sommigen lust hebbende, zijn afgedwaald van hun geloof, en hebben zichzelf met vele smarten doorstoken.” 1 Timotheüs 6:9, 10.USG3 362.2

    Het wil heel wat zeggen, te zaaien aan alle wateren. Het wil zeggen een voortdurend schenken van gaven en offeranden. God zal voorzieningen treffen, zodat de getrouwe rentmeester uit de hem door God geschonken middelen in alle dingen voldoende zal ontvangen en in staat is overvloedig te zijn in alle goed werk. “Gelijk er geschreven is: Hij heeft gestrooid, Hij heeft de armen gegeven, Zijn gerechtigheid blijft in der eeuwigheid. Doch Die het zaad de zaaier verleent, Die verlene ook brood tot spijze en vermeerdere de vruchten uwer gerechtigheid.” 2 Corinthiërs 9:9, 10. God zorgt voor het zaad dat gezaaid is met een volle, vrijgevige hand. Hij Die het zaad aan de zaaier verleent, geeft Zijn arbeider datgene wat hem in staat stelt met de Gever van het zaad samen te werken.USG3 362.3

    De Here doet nu een beroep op de Zevende-Dags Adventisten in elke plaats om zich aan Hem te wijden, en, naar gelang hun omstandigheden, hun uiterste best te doen en Hem te helpen met Zijn werk. Hij verlangt van hen dat ze door hun vrijgevigheid in giften en offers hun waardering voor Zijn zegeningen en hun dankbaarheid voor Zijn genade tonen.USG3 362.4

    Broeders en zusters, al hef geld dat wij bezitten, be- hoort de Here toe. In de Naam van de Here doe ik een beroep op u, om de ondernemingen, die het uitvloeisel zijn van de raadslagen Gods, tot een goed einde te bren- gen. Legt het werk, om in tal van plaatsen gedenktekens voor God op te richten, geen moeilijkheden en zwarigheden in de weg door het achterhouden van de noodzakelijke gelden. Laten degenen die worstelen om belangrijke ondernemingen, grote en kleine, op touw te zetten, niet moedeloos worden door onze traagheid om deze instellingen vruchtdragend te maken. Laten ze tonen dat er onder de Zevende-Dags Adventisten eenheid en kracht is.USG3 363.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents