Geloof en gebed
,,Het geloof nu is de zekerheid der dingen die men hoopt”. „Gelooft, dat gij het hebt ontvangen, en het zed u geschieden.”
Wat is geloof?
Geloof is vertrouwen op God — gelovende dat Hij ons liefheeft en het beste weet wat goed voor ons is. Het doet ons dus Zijn weg en niet onze weg kiezen. Het aanvaardt Zijn wijsheid in plaats van onze onwetendheid, Zijn kracht in plaats van onze zwakheid, Zijn rechtvaardigheid in plaats van onze zondigheid, Ons leven, wijzelf, komen Hem reeds toe; het geloof erkent Zijn eigendomsrecht en aanvaardt de zegen daaraan verbonden.Ka 253.1
Waarheid, oprechtheid, reinheid zijn aangewezen als de verborgenheden van succes in het leven. En het is het geloof, dat ons in het bezit stelt van deze beginselen.Ka 253.2
Elke goede aandrang of elk goed streven is de gave Gods; door het geloof wordt van God het leven ontvangen dat alleen de ware wasdom en doelmatigheid kan voortbrengen.Ka 253.3
Hoe geloof te oefenen
Hoe geloof geoefend kan worden, moet bijzonder duidelijk gemaakt worden. Tegenover elke belofte van God staan voorwaarden. Wanneer we bereid zijn Zijn wil te doen, staat al Zijn kracht tot onze beschikking. Welke gave Hij ook belooft, deze ligt besloten in de belofte zelf. „Het zaad is het Woord Gods” (Luc. 8 :11). Zo zeker als de eik in de eikel is zo zeker is de gave Gods in Zijn belofte. Wanneer we de belofte aanvaarden, hebben we de gave.Ka 253.4
Het geloof dat ons in staat stelt Gods gaven te ontvangen, is op zichzelf een gave die elk menselijk wezen in een zekere mate wordt verleend. Het groeit wanneer het geoefend wordt door de toeëigening van Gods Woord. Willen we het geloof versterken, dan moeten we het vaak in contact met Gods Woord brengen.Ka 253.5
De kracht van Gods Woord
Bij het bestuderen van de Bijbel moet men de scholier op de kracht van Gods Woord opmerkzaam maken. Bij de schepping „sprak Hij en het was er; Hij gebood en het stond er”. Hij „roept het nietzijnde tot aanzijn” (Ps. 33:9; Rom. 4:17), want wanneer Hij dat roept, is het er.Ka 253.6
Resultaten van Gods Woord
Hoe vaak hebben zij die hun vertrouwen stelden op Gods Woord, hoewel zijzelf totaal hulpeloos waren, de macht van de hele wereld weerstaan, bijvoorbeeld Henoch, rein van hart, heilig van leven, die zich vastklemde aan zijn geloof in de triomf van de gerechtigheid over een verdorven en spottend geslacht; Noach en zijn gezin tegen de mannen van zijn tijd, mannen die de grootste lichamelijke en verstandelijke kracht bezaten, maar het meeste gedegenereerd waren op zedelijk gebied; de kinderen Israëls aan de Rode Zee, een hulpeloze, verschrikte menigte van slaven tegen het machtigste leger van het machtigste volk op aarde; David, een herdersjongen, maar reeds in het bezit van Gods belofte van de troon, tegen Saul, de heersende vorst, vast besloten zijn macht te handhaven; Sadrach en zijn vrienden in de vurige oven en Nebukadnezar op de troon; Daniël tussen de leeuwen, die zijn vijanden had op de hoogste posten van het koninkrijk; Jezus aan het kruis en de Joodse priesters en oversten die zelfs de Romeinse landvoogd dwongen hun wil uit te voeren; Paulus in ketenen om de dood van een misdadiger te ondergaan onder Nero, de despoot van een wereldrijk.Ka 254.1
Zulke voorbeelden worden niet alleen in de Bijbel gevonden. In elk geschiedkundig boek over de menselijke vooruitgang kan men die vinden. De Waldensen en de Hugenoten, Wycliffe en Huss, Hieronymus en Luther, Tyndale en Knox, Zinzendorf en Wesley en nog tal van anderen hebben getuigd van de kracht van Gods Woord tegen menselijke kracht en politiek die het boze onder-steunden. Dit zijn inderdaad de edelen der wereld. Dit is hun koninklijke afstamming. En in deze tijd worden de jonge mensen geroepen in deze rij van edelen hun plaatsen in te nemen.Ka 254.2
In het dagelijkse leven
Geloof is evenzeer nodig in de kleinere als in de grotere dingen van het leven. In al onze dagelijkse belangen en bezigheden wordt door een blijvend vertrouwen de ondersteunende kracht Gods voor ons een werkelijkheid.Ka 254.3
Van de menselijke kant bezien, is het leven voor allen een nog onbetreden pad. Het is een pad, waarop, wat onze diepere ervaringen betreft, ieder van ons alleen wandelt. Geen ander menselijk wezen kan in ons innerlijk leven een volledig inzicht hebben. Wanneer het kleine kind die reis begint, waarop het vroeg of laat zijn eigen weg moet bepalen en zelf de richtlijnen ten aanzien van de eeuwigheid moet kiezen, hoe ernstig moet men dan wel pogen, dat kind zo te leiden dat het zijn vertrouwen stelt op de veilige Gids en Helper!Ka 254.4
Een schild tegen verzoeking
Als een schild tegen verleiding en een aansporing tot reinheid en waarheid, kan geen andere invloed op één lijn gesteld worden met het gevoel van Gods tegenwoordigheid. „Alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor Wie wij rekenschap hebben af te leggen”. Hij is „te rein van ogen om het kwaad te zien en het onrecht kan Hij niet aanschouwen” (Hebr. 4: 13; Hab. 1: 13). Deze gedachte was het schild van Jozef te midden van de verdorvenheid van Egypte. Tegen de verlokkingen van de verleiding klonk zijn standvastig antwoord: „ Hoe zou ik dan dit grote kwaad kunnen doen en zondigen tegen God?” (Gen. 39:9). Wanneer zo’n geloof wordt geoefend, zal dat als een schild zijn voor elke ziel.Ka 255.1
Gods beschermende aanwezigheid
Alleen het gevoel van Gods tegenwoordigheid kan de vrees uitbannen die anders voor het zwakke kind het leven tot een last zou maken. Het moet in zijn geheugen de belofte vastleggen: „De Engel des Heren legert zich rondom wie Hem vrezen, en redt hen” (Ps. 34:8). Laat het de wonderlijke geschiedenis van Elisa lezen, tijdens diens verblijf in de stad tussen de bergen, waar tussen hem en het vijandige leger een machtige schare van hemelse engelen stond. Laat het kind leren hoe aan Petrus, die als een ter dood veroordeelde in de gevangenis zat, een engel Gods vescheen; hoe Gods dienaar hem langs de gewapende wachters, door de massieve deuren en ijzeren toegangspoort met hun grendels en kettingen, in vrijheid stelde. Laat het ook lezen van die storm op zee, toen Paulus de gevangene, op reis om verhoord te worden, tot de afgematte soldaten en zeelieden die verheven woorden van moed en hoop sprak: „Weest goedsmoeds, want het leven van niemand uwer zal verloren gaan . . . Want deze nacht heeft een engel van de God, wien ik toebehoor en dien ik vereer, bij mij gestaan en hij heeft mij gezegd: Wees niet bevreesd, Paulus, want gij moet voor de keizer staan; en zie, allen die met u varen heeft God u geschonken”. Door in het geloof te vertrouwen op deze belofte kon Paulus zijn reisgenoten verzekeren: „Niemand uwer zal ook maar een haar van zijn hoofd gekrenkt worden”. En zo gebeurde het ook. Omdat er op dat schip één man was door wie God kon werken, werd de hele bemanning van heidense soldaten en zeelieden gered. „Allen kwamen behouden aan land” (Hand. 27 :22-24, 34, 44).Ka 255.2
Deze dingen werden niet enkel geschreven opdat wij die zouden lezen en ons verbazen, maar opdat hetzelfde geloof dat werkte in Gods dienstknechten van het verleden, ook in ons zou werken. Op dezelfde kenmerkende wijze als God toen werkte, wil Hij nu werken, waar er maar gelovige harten zijn om Zijn kracht te openbaren.Ka 256.1
Hulp voor hen die zichzelf wantrouwen
Zij die wantrouwend tegenover zichzelf staan, die door gebrek aan zelfvertrouwen terug deinzen voor alle verantwoordelijkheid, moeten leren op God te vertrouwen. Zo zal menigeen, die anders maar een nul of een hulpeloze last in de wereld zou zijn, met Paulus kunnen zeggen: „Ik vermag alle dingen in Hem Die mij kracht geeft” (Fil. 4: 13).Ka 256.2
De Beschermer van het goede
Ook voor het kind, dat zich gauw beledigd gevoelt, heeft het geloof kostelijke lessen. De neiging om het kwade te weerstaan of het onrecht te wreken, ontspruit vaak aan een zuiver gevoel voor recht en een actieve, krachtige geest. Laat men zo’n kind leren dat God de eeuwige Beschermer van het goede is. Hij voelt een tedere zorg voor de mensen, die Hij zo heeft liefgehad dat Hij Zijn geliefde Zoon schonk om hen te redden. Met elke boosdoener wil Hij zich bezig houden.Ka 256.3
„Want wie u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan” (Zach. 2 :8). „Wentel uw weg op de Here en vertrouw op Hem, en Hij zal het maken; Hij zal uw gerechtigheid doen opgaan als het licht en uw recht als de middag” (Ps. 37 :5, 6).Ka 256.4
„Daarom is de Here een burcht voor de verdrukte, een burcht in tijden van nood. Daarom vertrouwen op U wie Uw Naam kennen, want Gij hebt nooit verlaten wie U zoeken, o Here” (Ps. 9:10, 11).Ka 256.5
Volmaakt in Christus
God wil dat wij de barmhartigheid die Hij voor ons aan de dag legt, aan anderen zullen openbaren. Zij die zo opvliegend, zo zelfvoldaan of wraakzuchtig zijn, zouden er verstandig aan doen te zien op de Zachtmoedige en Nederige, Die als een lam ter slachting werd geleid, als een schaap dat stom is voor zijn scheerders. Laten zij zien op Hem, Die onze zonden hebben doorboord en Die onze smarten heeft gedragen, en zij zullen leren te lijden, te verdragen, te vergeven.Ka 257.1
Door geloof in Christus kan elk karaktergebrek verbeterd, elke bezoedeling gereinigd, elke fout gecorrigeerd en elk talent ontwikkeld worden.Ka 257.2
„Gij hebt volheid gekregen in Hem” (Col. 2 : 10).Ka 257.3
Gebed
Gebed en geloof staan met elkaar in nauw verband en ze moeten tezamen worden beoefend. In het gebed des geloofs ligt een goddelijke wetenschap; het is een wetenschap, die ieder moet verstaan die van zijn levenswerk een succes wil maken. Christus zegt: „Alwat gij bidt en begeert, gelooft, dat gij het hebt ontvangen” (Marc. 11:24). Hij maakt ons duidelijk dat ons vragen in overeenstemming met Gods wil moet zijn; wij moeten datgene vragen wat Hij heeft beloofd en wat we ook ontvangen moet gebruikt worden om Zijn wil te doen. Wordt aan de voorwaarden voldaan, dan is de vervulling van de belofte een zekerheid. We mogen vragen om vergeving van zonden, om de Heilige Geest, om een karakter gelijk aan dat van Christus; om wijsheid en kracht voor Zijn werk, om elke gave die Hij heeft beloofd; dan moeten we echter ook geloven dat we ontvangen, en God dank brengen dat we hebben ontvangen.Ka 257.4
„Gelooft dat gij het hebt ontvangen”
Wij moeten niet uitzien naar een uiterlijk bewijs van de zegen. De gave ligt in de belofte besloten en we kunnen aan het werk gaan in de volle zekerheid dat wat God beloofd heeft, Hij machtig is te volbrengen, en dat de gave die wij alreeds bezitten, verwerkelijkt zal worden wanneer we die het meest nodig hebben.Ka 257.5
Het verborgen gebed
Wanneer wij zo leven door het Woord van God, betekent dat, dat we ons hele leven aan Hem wijden. Aanhoudend zullen we gevoelen dat we op Zijn hulp zijn aangewezen en van Hem afhankelijk zijn; het hart zal naar God uitgaan. Gebed is noodzakelijk, want het is het leven der ziel. Het gebed in het gezin, het gebed in het openbaar zijn noodzakelijk maar het is de verborgen gemeenschap met God die het leven der ziel bewaart.Ka 257.6
Het was op de berg met God dat Mozes het voorbeeld van dat wonderbaarlijke gebouw aanschouwde, dat de woonplaats van Zijn heerlijkheid zou zijn. Het is op de berg met God — in de verborgen plaats der gemeenschap — dat wij Zijn heerlijk ideaal voor de mensheid moeten overpeinzen. Aldus zullen wij in staat gesteld worden ons karakter te vormen, opdat aan ons Zijn belofte vervuld mag worden: „Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn” (2 Cor. 6:16).Ka 258.1
Het voorbeeld van de Heiland
Het was in de uren van het gebed in de eenzaamheid dat Jezus, toen Hij op aarde was, wijsheid en kracht ontving. Laten de jonge mensen Zijn voorbeeld volgen door in de ochtenden avondschemering een rustige gelegenheid te vinden tot gemeenschap met hun Vader in de hemel. En laten ze ook overdag hun harten keren tot God. Bij elke schrede op onze weg zegt Hij: „Ik, de Here, uw God, grijp uw rechterhand vast, . . . Vrees niet, Ik help u”(Jes. 41:13). Welk een kracht en verkwikking, welk een vreugde en blijdschap zouden er in het leven van onze kinderen zijn, wanneer zij deze lessen in het begin van hun leven zouden leren.Ka 258.2
Een oorzaak van twijfel
Dit zijn lessen welke alleen degene die ze zelf geleerd heeft, aan anderen kan onderwijzen. Dat de leer van de Bijbel op de jeugd zo weinig uitwerking heeft, vloeit daaruit voort, dat zovele ouders en onderwijzers belijden het Woord te geloven, terwijl ze in hun leven de kracht daarvan verloochenen. Soms komen jonge mensen zover, dat ze de kracht van het Woord aanvoelen. Zij zien hoe kostbaar de liefde van Christus is. Zij zien de schoonheid van Zijn karakter, de mogelijkheden van een leven dat aan Zijn dienst wordt gewijd. Maar als tegenstelling zien zij het leven van hen die eerbied voor Gods geboden belijden. Op hoe velen zijn de woorden van toepassing, die gesproken werden tot de profeet Bzechiel: —Ka 258.3
„Uw volksgenoten spreken . . . de een zegt tot de ander, ieder tot zijn naaste: Kom toch mee en hoor, welk woord er van de Here is uitgegaan. En zij komen bij u als in een volksoploop, zetten zich voor u neer als Mijn volk, en horen uw woorden, maar doen er niet naar; woorden van liefde zijn in hun mond, maar hun hart gaat uit naar hun woekerwinst. Zie, gij zijt voor hen als een liefdeslied, schoon van klank, passend bij snarenspel. Zij horen uw woorden, maar zij doen er geenszins naar” (Ezech. 33:30-32).Ka 259.1
De Bijbel om het leven te vormen
Men kan de Bijbel beschouwen als een boek vol goede zedelijke lessen, waarop acht geslagen moet worden zover als dat overeen komt met de geest des tijds en met onze positie in de wereld; maar het is iets anders wanneer men het boek beschouwt zoals het werkelijk is, — het Woord van de levende God — het Woord dat ons leven is, het Woord dat onze daden, onze woorden en onze gedachten moet vormen. Ziet men Gods Woord als iets dat geringer is dan dit, dan staat dat gelijk met de verwerping daarvan. En deze verwerping door hen die belijden er in te geloven, is wel een van de eerste oorzaken van twijfel en ongeloof onder de jeugd.Ka 259.2
Tijd voor gebed
Een intensiteit zoals nooit tevoren werd gezien is bezig de wereld in bezit te nemen. In vermaak, in geld-verdienen, in de strijd om de macht, ja in de worsteling om het bestaan ontketent zich een vreselijke kracht, die lichaam en ziel en geest in beslag neemt. Temidden van deze krankzinnige wedloop laat God zich horen. Hij nodigt ons uit in alle eenzaamheid met Hem gemeenschap te zoeken. „Laat af en weet, dat Ik God ben” (Ps. 46: 11).Ka 259.3
Zelfs in hun wijdingsuren ontgaat velen de zegen van een werkelijke gemeenschap met God. Zij hebben te veel haast. Met jachtende schreden haasten zij zich over de drempel van Gods liefdevolle tegenwoordigheid, misschien zijn zij een ogenblik binnen de geheiligde grenzen, zonder echter op Gods raad te wachten. Zij gunnen zich geen tijd met hun Leraar omgang te hebben. Met hun lasten gaan ze weer naar hun werk.Ka 259.4
Deze arbeiders kunnen nooit de hoogste graad van succes bereiken, tenzij zij het geheim van de kracht leren kennen. Zij moeten zich tijd gunnen te denken, te bidden, op God te wachten voor een hernieuwing van lichamelijke, verstandelijke en geestelijke kracht. Zij hebben behoefte aan de verheffende invloed van Zijn Geest. Wanneer zij die invloed ondergaan, zullen ze verkwikt worden door nieuw leven. Het afgetobde lichaam en de vermoeide hersens zullen nieuwe kracht ontvangen, en van het hart zullen de lasten worden weggenomen.Ka 259.5
Een kostelijke ervaring
Niet een kort oponthoud in Zijn tegenwoordigheid, maar een persoonlijk contact met Christus, een zich nederzetten aan Zijn voeten om gemeenschap met Hem te hebben — ziedaar onze grootste behoefte. Voor de kinderen van onze gezinnen en de scholieren van onze scholen zou het een geluk zijn, wanneer ouders en onderwijzers in hun eigen leven de kostelijke ervaring zouden leren die wij vinden in deze woorden van het Hooglied: —Ka 260.1
„Als een appelboom onder de bomen des wouds,
Zo is mijn geliefde onder de jonge mannen.
In zijn schaduw begeer ik te zitten
En zoet is zijn vrucht voor mijn gehemelte.
Hij heeft mij gebracht naar het wijnhuis
En zijn banier over mij was de liefde.Ka 260.2
(Hoogl. 2 :3, 4).