Go to full page →

DE WAARHEID IN HET LEVEN USG2 233

Hef is niet voldoende de waarheid te prediken; die moet ook in het leven worden uitgedragen. Christus moet in ons blijven, en wij in Hem om het werk van God te doen. Een ieder moet een persoonlijke ervaring bezitten en moet persoonlijk moeite doen met zielen in aanraking te komen. God vereist van een ieder, dat hij al zijn kracht in hef werk legt, en door aanhoudend pogen zichzelf opvoedt om dat werk naar behoren te doen. Hij verwacht van een ieder, dat hij de genade van Christus in het hart opneemt om een helder, schijnend licht in de wereld te kunnen zijn. Wanneer Gods arbeiders al hun krachten tof het uiterste inspannen, kunnen ze verstandelijk werken, in alle wijsheid, en zal God hun pogen om hun medemensen op te heffen, te louteren en te redden, zeker met succes bekronen. Al de arbeiders moeten kundig te werk gaan en hun vermogens brengen onder de beheersende invloed van Gods Geest. Zij moeten zich als regel stellen Zijn Woord te bestuderen en te luisteren naar Gods stem, die vanuit Zijn levende orakelen vermanend, onderrichtend, of bemoedigend tot hen spreekt; dan zal Zijn Geest hen versterken, opdat ze als arbeiders Gods kunnen opwassen in een godsdienstig beleven. Zo zullen ze stap voor stap naar groter hoogten geleid worden en hun blijdschap zal vervuld worden. USG2 233.1

Terwijl ze bezig zijn in het werk hun door God gegeven, zullen ze geen tijd en geen lust hebben tot zelfverheerlijking; evenmin zullen ze tijd hebben om te mopperen of te klagen; want hun gelegenheden gaan uit naar hemelse, niet naar aardse dingen. Hart, ziel en lichaam zullen dan gewijd zijn aan het werk van de Meester. Zij zullen niet zelfzuchtig werken, maar zullen zich verloochenen om Christus’ wille. Zij zullen Zijn kruis opnemen, want ze zijn Zijn ware discipelen. Zij zullen dag in, dag uit, zich voeden met de kostelijke waarheden van Gods Woord en zullen aldus gesterkt worden om hun plicht te doen en gestaald te zijn tegen moeilijkheden. Zo zullen ze sterke, goed ontwikkelde mannen en vrouwen in Christus worden. Dan zullen ze ware zonen en dochteren van de hemelse Koning zijn. USG2 233.2

De grootheid van de waarheid die ze liefhebben en overpeinzen, zal de geest verwijden, het oordeel versterken, en het karakter veredelen. Ze zullen geen nieuwelingen zijn in het grote werk der zielenredding, Want ze arbeiden met de wijsheid die hun door God gegeven is. Evenmin zullen ze klein blijven in het godsdienstige leven, maar zullen opwassen in Christus, hun levend Hoofd, tof de volle gestaltenis van mannen en vrouwen in Christus Jezus. De conflicfen met de vijanden der waarheid zullen dan hun verwachtingen enkel versterken en zij zullen glansrijke overwinningen behalen, omdat ze de machtige Helper, Die nooit de ootmoedige zoeker teleurstelt, te hulp roepen. Worden hun pogingen met succes bekroond, dan zal al de eer aan God gegeven worden. Wat medeleven en samenwerking betreft, zal de hemel hun zeer nabijkomen. Ze zijn inderdaad een schouwspel geworden voor de wereld, voor de engelen en voor de mensen. Ze zijn van een bijzonder karakter uit hoofde van hun reinheid van hart en leven, hun doelbewustheid, hun onwrikbaarheid en bruikbaarheid in Gods werk. Ze zijn Gods edelen. USG2 234.1