In de verschillende afdelingen van het werk hebben we te weinig mannen met talent. Nieuwe ondernemingen moeten op touw gezet worden! We moeten plannen kunnen ontwerpen waardoor zielen die zich in de duisternis der dwaling bevinden, bereikt worden. We hebben de kennis nodig van verschillende mensen, maar we moeten geen critiek op hen gaan uitoefenen omdat hun ideeën niet overeenstemmen met de onze. We moeten plannen op breder schaal uitwerken wat betreft de scholing der arbeiders die de waarheid brengen. Degenen die de waarheid geloven en liefhebben, hebben zich wat betreft het geven van hun middelen ter ondersteu-ning van haar verschillende onderdelen edelmoedig betoond, maar er is een te groot gebrek aan bekwame werkers. USG2 238.2
Hef is niet verstandig om aanhoudend geld uit te geven voor het betreden van nieuwe gebieden, terwijl zo weinig gedaan is wat betreft de opleiding van arbeiders om daarheen te gaan. Gods werk moet niet gehinderd worden door gebrek aan mensen om het uit te voeren. Hij vraagt om geschoolde mannen, Bijbelonder-zoekers, die de waarheid welke zij voor anderen ontvouwen liefhebben en verweven met hun eigen leven en karakter. We hebben mannen nodig die Jezus lief hebben en zich aan Hem vastklemmen, en die het oneindige offer ten bate van de gevallen mensheid waarderen. We hebben lippen nodig die aangeraakt zijn met het heilige vuur en harten die gereinigd zijn van de droesem der zonde. Zij wier vroomheid zó oppervlakkig is en die zo graag als de eerste en de beste. willen be-schouwd worden, zijn niet de mannen van deze tijd. Die meer aan zichzelf denken dan aan het werk, zijn niet gewenst. USG2 239.1
Onze gemeenten worden niet zó geoefend dat ze daardoor gaan wandelen in alle ootmoed des verstands, alle hang naar uiterlijk vertoon wegdoen om te werken aan de innerlijke versiering. De doelmatigheid van de gemeente is precies wat de ijverige, zuivere, zelfverloochenende en verstandige arbeid van de predikanten daarvan maakt. Een ijverige zendingsgeest moet de individuele leden kenmerken. Zij moeten een diepere Godsvrucht, sterker geloof en breder inzicht hebben. Zij moeten in hun persoonlijk streven een meer gedegen werk doen. Wat we nodig hebben is een levende godsdienst. Een persoonlijk begrip van een breder plichtsbesef bij hem die in nauwe verbinding met God staat en die vol ijver voor Christus is, zal een machtige invloed ten goede uitoefenen. Hij drinkt uit geen ondiepe, troebele, modderige stroom, maar uit de reine, bruisende wateren bij de bron; en zo kan hij aan de Gemeente een nieuwe geest en kracht verlenen. USG2 239.2
Wanneer de druk van buitenaf toeneemt, wil God een Gemeente hebben die sterk gemaakt is door de heilige, plechtige waarheden die ze geloven. De Heilige Geest des hemels, samenwerkend met de zonen en dochteren Gods, zal moeilijkheden overwinnen en het gewonnen terrein beschermen tegen de vijand. God heeft grote overwinningen in reserve voor Zijn volk, dat de waarheid liefheeft en de geboden houdt. De velden zijn reeds wit om te oogsten. In de waarheid die ons in handen is gelegd, hebben we licht, alsook rijke, heerlijke gaven des hemels; maar mannen en vrouwen zijn niet geschoold en gedisciplineerd om te werken in de bijna rijpe oogstvelden. USG2 239.3
God weet met welke trouw en toegewijde geest een ieder zijn taak verricht. Daar is in dit grote werk geen plaats voor de tragen, geen plaats voor hen die met zichzelf zijn ingenomen, of voor hen die niet in staat zijn om het leven, in welke roeping ook, tot een succes te maken, geen plaats voor de lauwen, die niet vurig van geest zijn, en bereid zijn om moeiten, tegenstand, schande of dood om Christus’ wille te ondergaan. In de Christelijke bediening is geen plaats voor luiaards. Er zijn van die mannen die het predikambt willen beoefenen, die slordig, onoplettend en oneerbiedig zijn. Ze konden beter de grond gaan ploegen dan de heilige waarheid Gods verkondigen. USG2 240.1
Jonge mensen moeten spoedig de lasten op zich nemen die ouderen gedragen hebben. We hebben tijd verloren door het verzuim om jonge mensen aan het front te plaatsen en ze een hogere, betere scholing te geven. Het werk gaat steeds vooruit en we moeten het bevel om “voorwaarts” te gaan, gehoorzamen. Veel goed kon gedaan worden door jonge mensen die gefundeerd zijn in de waarheid, die niet makkelijk door hun omgeving beïnvloed of van het rechte pad afgebracht worden, maar die met God wandelen, veel bidden en zich tot het uiterste inspannen om al hef licht te verzamelen waf zé maar kunnen. De arbeider moet opgeleid worden om de meest verstandelijke en zedelijke krachten toe te passen, waarmede hij door de natuur, scholing en de genade Gods is begiftigd, maar zijn succes zal meer evenredig zijn aan de mate van toewijding en zelfopoffering waarmede het werk gedaan wordt dan aan de natuurlijke of verkregen talenten. De meest ernstige en aanhoudende inspanningen om als bruikbaar gekwalificeerd te worden, zijn nodig; maar zo God niet meewerkt met hef menselijke pogen, kan niets bereikt worden. Christus zegt: “Zonder Mij kunt gij niets doen.” Johannes 15 : 5. Goddelijke genade is het grote element van reddende kracht; zonder dat is al het menselijke pogen niets waard; haar samenwerking is nodig, zelfs bij de krachtigste, ernstigste menselijke pogingen voor de inscherping der waarheid. USG2 240.2