Na het voorbijgaan van de tijd in 1844 kwam fanatisme in de rijen der Adventisten. God zond boodschappen ter waarschuwing om het binnensluipende kwaad te stoppen. Er was een te grote vertrouwelijkheid tussen sommige mannen en vrouwen. Ik hield hun de heilige maatstaf der waarheid voor die we moesten bereiken, alsook de zuiverheid in onze gedragingen die we moesten handhaven om Gods goedkeuring weg te dragen en zonder smet of vlek te staan. Mannen en vrouwen die zich overgaven aan onreine gedachten, terwijl ze beweerden bijzonder door God begunstigd te worden, werden door de Here ernstig gegispt; maar de boodschap die God zond, werd veracht en verworpen. Zij keerden zich tot mij en zeiden: “Heeft God alleen door u gesproken en niet door ons?” Zij bekeerden zich niet van hun weg, en de Here liet hen gaan, tot bezoedeling hun leven kenmerkte. USG2 245.3
Wij staan ook nu aan dat gevaar bloot. Elke ziel die meewerkt om aan de wereld de waarschuwingsboodschap te brengen, zal ten zeerste beproefd worden zó’n leven te leiden, dat zijn geloof verloochent. Het is Satans doorwrocht plan om de arbeiders te verzwakken in het gebed, in kracht, in invloed, en wel door hun karaktergebreken. Wij als arbeiders, moeten eensgezind zijn om alles wat ook maar de minste benadering tot het kwaad in onze onderlinge verhoudingen inhoudt, af te wijzen en te veroordelen. Ons geloof is heilig; ons werk is, de eer van Gods wet te verdedigen, en is niet van dien aard iemand in gedachte of in gedragingen op een laag peil te brengen. USG2 246.1
Daar is voor ons een verheven standpunt waarop wij moeten staan. Wij moeten de waarheid zoals die in Jezus is, geloven en leren. Heiligheid des harten zal nooit leiden tot onreine daden. Wanneer iemand die beweert de waarheid te onderrichten, de neiging heeft veel te verkeren in gezelschap van jonge of zelfs getrouwde vrouwen, wanneer hij zo vertrouwelijk zijn hand op hen legt of op een vertrouwelijke toon met hen spreekt, pas dan voor hem op; de heilige beginselen der waarheid staan in zijn ziel niet ingescherpt. Dezulken zijn niet in Christus, en Christus is niet in hen. Zij moeten een diepe bekering ondergaan, alvorens God hun werkzaamheden kan aannemen. De waarheid van hemelse oorsprong brengt de ontvanger nooit op een lager peil en brengt hem ook niet tot het doen van onbehoorlijke familiaire handelingen; integendeel, ze heiligt de gelovige, veredelt zijn smaak, heft hem op en loutert hem en brengt hem in nauwe verbinding met Jezus. Ze doet hem acht slaan op de inscherping van Paulus om zich te onthouden van alle schijn des kwaads, opdat hij zichzelf niet oordeelt in hetgeen hij voor goed houdt. USG2 246.2
Dit is een onderwerp dat ons na aan het hart moet liggen. We moeten waken tegen de zonden van deze ontaarde eeuw. We moeten ons afzijdig houden van alles dat zweemt naar onbetamelijke vertrouwelijkheid. God veroordeelt dat. Het is verboden terrein, en niet veilig daarop de voeten te zetten. Elk woord en elke daad moet er op gericht zijn het karakter te louteren en te veredelen. Er schuilt zonde in gedachteloosheid op dat gebied. Paulus vermaant Timotheüs om ijverig en flink te zijn in zijn dienstwerk, en dringt er bij hem op aan die dingen die rein en verheven zijn te overdenken, opdat zijn profijt daarvan voor allen te zien is. De jonge mensen van deze tijd hebben die raad ook ten zeerste nodig. Bedachtzame omzichtigheid is van wezenlijk belang. Wanneer mannen wat meer zouden nadenken en minder impulsief zouden handelen, zouden ze meer succes in hun arbeid hebben. Het gaat bij ons om onder-werpen van oneindig belang en we mogen niet toestaan dat in ons werk onze eigen karaktergebreken naar voren komen. We moeten in ons leven het karakter van Christus laten zien. USG2 247.1