Opnieuw houd ik u de noodzaak voor van reinheid in elke gedachte, in elk woord, in elke daad. Wij hebben een persoonlijke verantwoording tegenover God, een persoonlijk werk, dat niemand voor ons kan doen; dat is: de wereld beter te maken door voorschrift, door persoonlijke inspanning, en door voorbeeld. Wanneer we prettige omgang zoeken, laat dat dan niet enkel zijn voor vermaak, maar met een bepaald doel. Daar zijn zielen te redden. Komt hun meer nabij door persoonlijke inspanning. Opent uw deuren voor jonge mensen, die aan verleiding bloot staan. Het kwaad lokt hen aan alle kanten. Probeert hun belangstelling te winnen. Zitten ze vol gebreken, zoekt die dan te verbeteren. Houdt u van hen niet afzijdig, maar komt hun zoveel mogelijk tegemoet. Geeft hun een plaatsje aan uw haard; nodigt hen uit tot de gezinswijding. Daar is een werk te doen, dat duizenden voor hen gedaan moesten hebben. Elke boom in Satans hof hangt vol verleidelijk, giftig fruit, en een wee is uitgesproken over een ieder die plukt en eet. Laat ons gedenken de aanspraken die God op ons heeft om het pad naar de hemel helder, glanzend en aantrekkelijk te maken, opdat we zielen kunnen redden uit het net van Satans verdervende betoveringen. USG2 254.1
God heeft ons verstand gegeven om te gebruiken voor een verheven doel. Wij zijn hier als aspiranten voor het toekomstige leven. Deze tijd is te ernstig voor een ieder van ons om zorgeloos te zijn en voort te gaan in het onzekere. Onze omgang met anderen moet gekenmerkt worden door ernst die hemelwaarts is gericht. Ons gesprek moet gaan over hemelse dingen. “Dan spreken zij die de Here vrezen, onder elkander, ieder tot zijn naaste: De Here bemerkte het toch en hoorde het en er werd een gedenkboek voor Zijn aangezicht geschreven, ten goede van hen die de Here vrezen en Zijn naam in ere houden. Zij zullen Mij ten eigendom zijn, zegt de Here der heerscharen, op de dag die Ik bereiden zal. En Ik zal hen sparen, zoals iemand zijn zoon spaart die hem dient.” Maleachi 3:16, 17. (N.V.) USG2 254.2
Wat is meer waard om de gedachten bezig te houden dan hef verlossingsplan? Dat is een onuitputtelijk onderwerp. De liefde van Jezus, de zaligheid, die de gevallen mens geboden wordt door Zijn oneindige liefde, heiligheid des harten, de kostbare, reddende waarheid voor dit laatste der dagen, de genade van Christus — dat zijn onderwerpen die de ziel kunnen verheffen en waardoor de reinen van hart die vreugde kunnen smaken die de discipelen voelden toen Jezus kwam en met hen mee wandelde op de weg naar Emmaüs. Degene die Christus met hart en ziel is toegedaan, zal die geheiligde omgang smaken en zal daaruit Goddelijke kracht putten; maar die dat soort gesprekken nooit heeft gesmaakt, en die zich het liefste bepaalt bij sentimentele nonsens, is van God afgedwaald en is onontvankelijk geworden voor heilige en edele verlangens. Wat zinnelijk en aards is wordt door dezulken als hemels beschouwd. Wanneer de conversatie een lichtzinnig karakter draagt en smaakt naar een onbevredigd hunkeren naar menselijke sympathie en waardering, vloeit dat voort uit een smachtend verliefde sentimentaliteit en noch de jongere mensen, noch de mannen met grijs haar zijn veilig. Wanneer de waarheid Gods een blijvend beginsel des harten is, zal ze zijn gelijk een levende bron. Pogingen kunnen aangewend worden haar te stuiten, maar ze zal op een andere plaats opborrelen; ze is er eenmaal en kan niet gestopt worden. De waarheid in het hart is een bron des levens. Ze verkwikt de vermoeiden en weerhoudt lage gedachten en woorden. USG2 255.1
Gebeurt er niet genoeg om ons heen om ons de ge varen langs de weg te laten zien? Overal zien we menselijke wrakken, verwaarloosde gezinsaltaren, verbroken gezinnen. Er heerst een eigenaardige beginselverzaking, een verlaging van de maatstaf van het zedelijk gedrag; de zonden zijn bijna zo hoog gestegen als toen ze de oordelen Gods veroorzaakten om de Zondvloed over de wereld te laten komen en Sodom door vuur te vernielen. We naderen het einde. God heeft lang geduld gehad met de verdorvenheid der mensheid, maar hun straf is niet minder zeker. Laten zij die belijden het licht der wereld te zijn, zich afkeren van alle ongerechtigheid. Wij zien dezelfde geest geopenbaard tegen de waarheid als ten dage van Christus. Uit gebrek aan Bijbelse bewijsgronden zullen zij die de wet van God wiljen teniet doen, leugens verzinnen om de arbeiders te besmeuren en zwart te maken. Zij deden dit tegenover de Verlosser der wereld; zij zullen het Zijn navolgers aandoen. Getuigenissen zonder de minste grond zullen als waar worden aangenomen. USG2 255.2