Go to full page →

MANNEN VAN SMETTELOZE REPUTATIE USG2 252

De maatstaf van het zedelijk gedrag is onder Gods volk niet hoog genoeg verheven. Velen die belijden Gods geboden te houden en die te verdedigen, overtreden ze. Verzoekingen doen zich op zo’n wijze voor, dat de aangevochtenen denken een verontschuldiging te zien om te overtreden: Die naar het zendingsveld gaan, moeten mannen en vrouwen zijn die wandelen en verkeren met God. Die als predikanten op de heilige kansel staan, moeten zijn van een smetteloze reputatie; hun leven moet vlekkeloos zijn, verheven boven alles dat naar onreinheid riekt. Brengt uw reputatie niet in gevaar door de weg der verleiding op te gaan. USG2 252.1

Indien een vrouw talmend uw hand vasthoudt, trek die dan vlug terug en red haar van de zonde. Wanneer ze een ontoelaatbare toegenegenheid aan de dag legt en jammert dat haar man haar niet liefheeft en niet met haar meeleeft, probeer dan niet in dit euvel tegemoet te komen. De enige veilige en verstandige weg in zo’n geval is uw medeleven voor uzelf te bewaren. Zulke gevallen komen vaak voor. USG2 252.2

Wijst zulke zielen op Hem Die de lasten op Zich neemt, de ware en veilige Raadgever. Wanneer zij Christus heeft gekozen tot metgezel, zal Hij haar genade schenken om verwaarlozing zonder morren te dragen; ondertussen moet ze ijverig alles doen wat in haar macht is om haar man aan zich te binden door hem in alles trouw te zijn en het thuis prettig en aangenaam te maken. Halen al haar pogingen niets uit en worden ze niet gewaardeerd, dan zal ze het medeleven en de hulp hebben van haar gezegende Heiland. Hij zal haar helpen in het dragen der lasten en troosten in haar teleurstel-lingen. Zij toont wantrouwen tegenover Jezus wanneer ze mensen de plaats wil laten innemen die Christus bereid is te vervullen. In haar morren zondigt ze tegen God. Ze zou goed doen haar hart nauwgezet te onderzoeken om te zien of in de ziel de zonde niet op de loer ligt. Het hart dat aldus zoekt naar menselijke sympathie en verboden hoffelijkheden aanneemt, staat niet zuiver en feilloos voor God. USG2 252.3

De Bijbel biedt tal van sprekende gevallen van de sterke invloed van boosaardige vrouwen. Toen Bileam geroepen werd om Israël te vloeken, werd hem dat niet toegestaan; want de Here “schouwt niet aan de ongerechtigheid in Jacob; ook ziet Hij niet aan de boosheid in Israël.” Numeri 23:21. Maar Bileam, die op de verleiding al was ingegaan, werd nu helemaal de handlanger van Satan; en hij besloot indirect te doen wat God hem niet op directe wijze had willen laten doen. Hij legde een strik waardoor Israël onder de betovering zou komen van de schone Moabietische vrouwen, die hen tot overtreding van Gods wet wilden overhalen. Zo zou de ongerechtigheid in hen gevonden worden, en Gods zegen zou hun niet ten deel vallen. Hun krachten zouden grotelijks worden verzwakt en hun vijanden zouden hun macht niet langer vrezen, omdat de Here der heirscharen niet met hun legers zou optrekken. USG2 253.1

Dit is bedoeld als een waarschuwing voor Gods volk levende in het laatste der dagen. Wanneer ze gerechtigheid en ware heiligheid navolgen, wanneer ze al de geboden Gods houden, wordt het Satan en zijn trawanten niet toegestaan hen te overwinnen. Al de tegenstand van hun bittere vijanden zal machteloos blijken om de wijnstok van Gods eigen planting te vernietigen of te ontwortelen. Satan begreep wat Bileam leerde door droeve ervaring, dat er geen tovermacht tegen Jacob bestaat, noch waarzeggerij tegen Israël, zolang onder hen de ongerechtigheid niet gekoesterd wordt; daarom zal zijn macht en invloed altijd aangewend worden om hun eenheid te verbreken en de reinheid van hun karakter te bevlekken. Zijn strikken worden gelegd op wel duizend manieren om hun kracht ten aanzien van het goede te verzwakken. USG2 253.2