Go to full page →

HET VERKRIJGEN VAN EEN MEDISCHE OPLEIDING USG2 152

Velen die weten hoe zwaar de plichten van een dokter zijn en hoe weinig kansen dokters hebben om zich te ontspannen na de zorgen, zelfs op de Sabbat, zullen dit niet als hun levenstaak kiezen. Maar de grote vijand is voortdurend bezig de schepselen van Gods hand te vernietigen, en mannen van beschaving en verstand worden opgeroepen om zijn wrede macht te bestrijden. Meer van dat soort mannen zijn nodig om zich aan dit beroep te wijden. Alle mogelijke moeite moet gedaan worden om geschikte mannen te nopen zich voor dit werk te bekwamen. Dat moeten mannen zijn wier karakter gebaseerd is op de brede beginselen van Gods Woord — mannen die van nature energie, kracht en volharding bezitten die hen in staat zullen stellen een verheven niveau te bereiken. Niet een ieder kan het brengen tot een kundig arts. Velen zijn alleszins onvoorbereid voor dit beroep gaan leren. Zij bezitten niet de vereiste kennis; evenmin hebben ze de bekwaamheid en takt, de nauwgezetheid en het verstand om succes te behalen. USG2 152.2

Een dokter kan zijn werk zoveel beter doen wanneer hij lichamelijk sterk is. Is hij zwak, dan is hij niet opgewassen tegen de zware arbeid die som aan zijn roeping verbonden is. Iemand met een zwak gestel, met een zwakke spijsvertering, of die niét volkomen zelfbeheersing bezit, is niet geschikt om alle aard van ziekten te behandelen. Laat men vooral zorgen om geen personen aan te moedigen die misschien nuttig kunnen zijn in een minder verantwoordelijke positie, om ten koste van veel tijd en geld medicijnen te gaan studeren, wanneer er geen redelijke hoop is dat ze zullen slagen. USG2 153.1

Sommigen zijn uitgekozen als mannen die voor de artspraktijk geschikt zijn en men heeft ze aangemoedigd om een medische opleiding te volgen. Maar enkelen die als Christenen hun studies op de medische hogescholen begonnen, stelden de Goddelijke wet niet voorop; dat ging met opoffering van beginsel gepaard en zij verloren hun houvast aan God. Zij voelden dat ze, nu ze alleen stonden, het vierde gebod niet konden houden en dwaas en belachelijk zouden zijn in de ogen van de eerzichtigen, de wereldsgezinden, de twijfelaars en de ongelovigen. Tegen een dergelijke vervolging waren ze niet bestand. Ze kregen eerzucht om zich in de wereld een hogere plaats te bemachtigen en zo begonnen ze te dwalen op de duistere bergen des ongeloofs en werden ontrouw. Van alle kanten kwamen de verzoekingen op hen af en ze hadden geen kracht om die te weerstaan. Sommigen zijn oneerlijk en onbetrouwbaar geworden, en zij hebben zich schuldig gemaakt aan ernstige zonden. USG2 153.2

In deze tijd schuilt gevaar voor een ieder die voor arts gaat studeren. Vaak zijn de leraars wereldwijze mensen en zijn medestudenten ongelovigen, die zich aan God niets gelegen laten liggen, en zo loopt hij gevaar door deze ongodsdienstige kringen beïnvloed te worden. Maar hoe het ook zij, sommigen hebben de medische school doorlopen en zijn trouw gebleven aan het beginsel. Zij wilden hun studies op Sabbat niet voortzetten en hebben bewezen dat ze voor arts geschikt zijn, terwijl ze de verwachtingen van hen die hun de middelen verschaften de opleiding te volgen, niet teleurgesteld hebben. Evenals Daniël hebben ze God geëerd en Hij heeft hen bewaard. Daniël nam zich voor in zijn hart dat hij de gewoonten van de koninklijke hoven niet zou navolgen; hij zou niet eten van des konings spijzen, noch drinken van zijn wijn. USG2 153.3

Hij zag op God voor kracht en genade, en God gaf wijsheid en bekwaamheid en kennis boven die van de astrologen, de waarzeggers en de tovenaars van het koninkrijk. Aan hem werd de belofte waar gemaakt: “Die Mij eren, zal Ik eren”. USG2 154.1

De jonge arts heeft toegang tot de God van Daniël. Door Goddelijke genade kan hij even bekwaam worden in zijn roeping als Daniël was in zijn verheven positie. Maar het is een fout om een wetenschappelijke voorbereiding tot het allerbelangrijkste te maken, terwijl godsdienstige beginselen, die het fundament moeten vormen van een succesvolle praktijk, verwaarloosd worden. Velen die in hun beroep als bekwame mensen geprezen worden, spotten met de gedachte dat zij, wat wijsheid in hun werk betreft, op Jezus zijn aangewezen. Maar indien deze mannen die op hun wetenschappelijke kennis zo prat gaan, verlicht zouden worden door het licht des hemels, welk een hogere graad van uitmuntendheid zouden ze dan bereiken! Hoe veel sterker zouden hun krachten zijn, met hoeveel groter vertrouwen konden ze dan moeilijke gevallen aanvaarden! De mens die nauw verbonden is met de Grote Heelmeester van ziel en lichaam, staan de hulpbronnen des hemels en der aarde ter beschikking, en hij kan werken met een wijsheid en een feilloze nauwkeurigheid die de goddeloze niet kan bezitten. USG2 154.2