De Here zei tot Zijn engel, die u tot nu toe onder zijn hoede had gehad: “Ik heb haar beproefd onder zorgen en armoede, en zij is niet van Mij geweken, noch tegen Mij opstandig geweest. Ik zal haar nu beproeven met voorspoed. Ik zal haar nu een eigenschap van het menselijke hart openbaren, waarmede ze onbekend is. Ik zal haar laten zien dat geld de gevaarlijkste vijand is, die ze ooit heeft ontmoet. Ik zal haar het bedriegelijke van de rijkdommen aantonen; dat ze een strik zijn, zelfs voor hen, die voelen dat ze gevrijwaard zullen blijven van zelfzucht, van zelfverheerlijking, verkwisting, hovaardij en hunkering naar de lof van mensen.” USG1 254.2
Mij werd toen getoond, hoe er een weg gebaand werd voor u voor betere levenstoestanden om dan tenslotte de middelen te verkrijgen, die gij volgens uw gedachten zoudt gebruiken met wijsheid en tot verheerlijking van God. Hoe bezorgd liet uw beschermengel zijn ogen gaan over deze nieuwe beproeving, om te zien hoe gij de toets zoudt doorstaan. Toen gij de middelen in uw hand kreeg, zag ik, hoe ge u langzaam en bijna onmerkbaar van God afwendde. De middelen, die u werden toevertrouwd, werden uitgegeven voor uw eigen gerief, om uzelf te voorzien van de goede dingen van dit leven. Ik zag de engelen op u zien met een deernisvolle droefheid, het gelaat half afgewend, onwillig om u te verlaten. Maar hun aanwezigheid werd door u niet opgemerkt, en ge vervolgde uw weg zonder oog fe hebben voor uw beschermengel... USG1 254.3
In uw voorspoed hebt ge niet de besluiten uitgevoerd, die ge genomen hebt in uw armoede. Het misleidende van de rijkdom keerde u af van uw opzet. De zorgen namen om u heen toe. Uw invloed breidde zich uit. Wanneer de gebreklijdenden uit hun ellende wilden gehaald worden, gingen ze u vleien, en toen zijt ge gaan houden van de lof, u toegezwaaid door arme, sterfelijke wezens. Ge woonde in een populaire stad, en vond dat nodig voor de bloei van uw zaak, als ook om uw invloed uit te breiden om connecties aan te knopen die voor uw zaak bevorderlijk zouden zijn. Maar ge hebt de dingen te ver doorgedreven. Ge liet u teveel beinvloeden door het oordeel en de opinie van anderen. Ge gaaft uw geld onnodig uit, enkel en alleen om de lust van het oog en de hovaardij des levens te strelen. Ge vergat dat ge beschikte over het geld uws Heren. Wanneer door u gelden werden uitgegeven enkel en alleen om tegemoet te komen aan de ijdelheid, bedacht ge niet, dat de noterende engel een verslag van u opstelde, waarvoor ge u zoudt schamen om het onder uw ogen te krijgen. Zo zei de engel, op u wijzende: “Ge verheerlijkte uzelf, maar hebt God niet groot gemaakt.” Ge waart er in verheerlijkt, dat ge de macht hadt al die dingen te kopen ... USG1 255.1