De zonde dezer eeuw is de minachting voor Gods uitdrukkelijke geboden. De macht van de invloed, gaande in een verkeerde richting, is bijzonder groot. Eva had alles wat in haar behoeften voorzag. Er ontbrak niets aan haar geluk, maar een ongetemperde begeerte deed haar verlangen naar de vrucht van de enige boom, die God verboden had. Ze had de vrucht van de boom der kennis niet nodig, maar ze liet haar begeerte en nieuwsgierigheid heersen over haar rede. In haar huis in Eden was zij naast haar man volmaakt gelukkig; maar, evenals de rusteloze moderne Eva’s, maakte ze zichzelve wijs dat er een hogere sfeer was dan die, welke God haar had toegewezen. Maar in haar pogen om hoger te klimmen dan haar oorspronkelijke positie, maakte zij in verge lijking daarmede juist een diepe val. Dit zal zeer zeker ook het resultaat zijn met de Eva’s van het tegenwoordige geslacht, wanneer ze verzuimen opgewekt haar dagelijkse levensplichten te vervullen overeenkomstig Gods plan. USG1 425.2
Er valt een werk te doen voor de vrouwen, dat zelfs belangrijker en verheffender is, dan de plichten van de koning op zijn troon. Ze kunnen het verstand van haar kinderen leiden en zo hun karakter vormen, dat ze tot nut zijn in deze wereld, en dat ze zonen en dochteren Gods worden. Ze moeten hun tijd te kostbaar achten om die door te brengen in de balzaal of met nodeloze ar-beid. Er is genoeg noodzakelijk en belangrijk werk te doen in deze noodlijdende, ellendige wereld, dan dat men kostbare tijd zal gaan vermorsen voor opschik en uiterlijk vertoon. Dochters van de hemelse Koning, leden van het Koninklijke gezin, zullen de last der verantwoordelijkheid gevoelen om te komen tot een hoger leven, opdat ze in een nieuwe gemeenschap met de hemel mogen komen en zullen samenwerken met de Verlosser der wereld. Die met dat werk bezig zijn, zullen zich niet verdiepen in de modes en dwaasheden, welke geest en hart van de vrouwen in dit laatste der dagen in beslag nemen. Wanneer ze werkelijk dochteren Gods zijn, dan zullen ze delen in de goddelijke natuur. Ze zullen met ontferming bewogen zijn, zoals dat hef geval was met hun goddelijke Verlosser, wanneer ze de verderfelijke invloeden in de maatschappij constateren. Ze zullen medevoelen met Christus, en in hun sfeer, wanneer ze daarvoor de bekwaamheid en de gelegenheid hebben, zullen ze werken om zinkende zielen te redden, zoals Christus in Zijn verheven sfeer werkte ten gunste van de mens. USG1 426.1