We kunnen een variëteit van goed, gezond voedsel hebben, gekookt tot welzijn van de gezondheid, zodat het allen zal smaken. En wanneer gij, mijn zusters, niet weet hoe ge koken moet, dan raad ik u aan dat te leren. Het is van vitaal belang dat ge weet hoe ge moet koken. Er zijn meer zielen verloren tengevolge van verkeerd koken, dan ge enig idee daarvan hebt. Daaruit ontstaat lusteloosheid, ziekte en een slecht humeur; het gestel wordt in de war gebracht en men onderscheidt niet de hemelse dingen. Er zit meer religie in een snede goed brood dan velen uwer denken. We willen u leren wat men onder goede religie verstaat om dat in uw gezinnen uit te dragen. Wanneer ik zo wel eens van huis ben, heb ik ervaren dat het brood op tafel, en de spijzen in het algemeen, me niet goed bekwamen; maar ik moest toch wat eten tot instandhouding van het leven. Het is een zonde voor hef aangezicht des Hemels, zulke spijzen op fe dienen. Ik heb mij vaak niet wel gevoeld omdat ik het juiste voedsel niet kreeg. Is de maag van streek door slechte spijsvertering, dan kunt ge op tafel verschillende soorten vruchten zetten, maar niet te veel voor één maaltijd. Langs deze weg kunt ge wat variëteit aanbrengen en hef zal u goed smaken, en na uw maal zult ge u best gevoelen . . . USG1 195.2
Sommigen van u hebben het gevoel, dat iemand hun nu maar eens moet vertellen, hoeveel ze mogen eten. Maar dit is niet precies de weg. We moeten handelen uit een oogpunt van moraal en religie. We moeten matig zijn in alle dingen, omdat een onverderfelijke kroon, een hemelse schat ons te wachten staat. En nu wil ik u gaarne zeggen, mijn broeders en zusters, dat ook ik de zedelijke moed moge bezitten om mijn eigen standpunt in te nemen en mijzelf onder bedwang te houden. Ik zou dat niet iemand anders willen opdringen. Gij eet te veel, en dan hebt ge daar spijt van en zo blijven uw gedachten maar geconcentreerd op wat gij eet en drinkt. Eet toch alleen dat wat goed voor u is, en volgt de rechte weg, zodat gij u prettig gevoelt voor het aangezicht des Hemels, en uw geweten niet bezwaard is. We geloven niet dat we noch van kinderen noch van volwassenen de verzoekingen verre kunnen houden. Ons allen staat een strijd te wachten en we moeten zó staan dat we de verzoekingen van Satan kunnen weerstaan, en we moeten weten dat we de kracht in onszelven bezitten om dit te doen. USG1 196.1