Go to full page →

EEN TONEEL VAN VERWOESTING USG3 289

Toen ik op een keer in New York was, kreeg ik in een nachtelijk visioen te zien hoe gebouwen verdieping na verdieping oprezen ten hemel. Van deze gebouwen werd gegarandeerd dat ze brandvrij waren en ze werden opgetrokken ter verheerlijking van hun eigenaars en bouwers. Hoger en steeds hoger rezen deze gebouwen op en het duurste materiaal werd ervoor gebruikt. De eigenaars van die gebouwen vroegen zich niet af: “Hoe kunnen wij God het best verheerlijken?” Aan de Here dachten ze helemaal niet. USG3 289.3

Ik dacht: “Konden toch degenen die hun geld daarin steken, hun weg zien zoals God die ziet! Ze doen mach tige gebouwen verrijzen, maar hoe dwaas zijn hun plannen en overleggingen in het oog van de Heerser over het heelal. Ze onderzoeken niet met al de kracht van hun hart en verstand hoe ze God kunnen verheerlijken. Ze hebben dit, wat toch de eerste plicht van de mensen moet zijn, geheel uit het oog verloren.” USG3 289.4

Terwijl deze hemelhoge gebouwen werden opgetrokken, verheugden de eigenaars zich in een eerzuchtige hovaardij dat ze geld hadden om het eigen-ik te bevredigen en dat ze de naijver van hun buren konden opwekken. Veel van het geld dat ze daarin hadden ge-stoken, was verkregen door afpersing, door de armen uit te mergelen. Ze vergaten, dat in de hemel aantekening wordt gehouden van elke zakelijke transactie; daar wordt elke onrechtvaardige handeling, elke bedriegelijke daad opgetekend. De tijd komt dat mensen in hun bedrog en verwatenheid een grens zullen bereiken waar God hen niet overheen zal laten gaan, en dan zullen ze ervaren dat ook aan de verdraagzaamheid van Jehova een einde komt. USG3 290.1

Het toneel dat vervolgens aan mijn geest voorbijging was een brandalarm. Mensen keken naar die grote gebouwen die verondersteld werden brandvrij te zijn en zeiden: “Ze zijn volkomen veilig.” Maar die gebouwen werden door het vuur vernietigd als waren ze van pek gemaakt. De brandweer kon niets doen om de algehele vernietiging te voorkomen. De brandweermannen konden de spuiten niet laten werken. USG3 290.2

Mij is gezegd, dat wanneer de tijd des Heren komt en er geen verandering is gekomen in de harten van trotse, eerzuchtige menselijke wezens, ze zullen ervaren dat de hand die krachtig was om te redden, krachtig zal zijn om te vernietigen. Geen aardse macht kan de hand van God weerhouden. Geen materiaal kan gebruikt worden bij het optrekken van gebouwen dat ze voor vernietiging zal bewaren wanneer Gods bestemde tijd komt om de mensen te vergelden vanwege hun minachting voor Zijn wet en vanwege hun zelfzuchtige eerzucht. USG3 290.3