God te kennen
- GODSVERTEOUWEN IN GEVAREN
- EEN WOORD TEN GELEIDE
- GODS VOORZIENIGHEID
- Des zondaars behoefte aan Christus
- Bekering
- Belijdenis van zonden
- Overgave
- Geloof en aanneming
- Het bewijs van discipelschap
- Opwassen in Christus
- Leven en werken
- God te kennen
- Het voorrecht van het gebed
- De gevaren van twijfel
- Zich in de Here verblijden
Search Results
- Results
- Related
- Featured
- Weighted Relevancy
- Content Sequence
- Relevancy
- Earliest First
- Latest First
- Exact Match First, Root Words Second
- Exact word match
- Root word match
- EGW Collections
- All collections
- Lifetime Works (1845-1917)
- Compilations (1918-present)
- Adventist Pioneer Library
- My Bible
- Dictionary
- Reference
- Short
- Long
- Paragraph
No results.
EGW Extras
Directory
God te kennen
Op velerlei manieren tracht God zich aan ons te openbaren en ons met Hem in gemeenschap te brengen. De natuur spreekt onophoudelijk tot ons door middel van de zintuigen. Het voor indrukken vatbare hart bespeurt Zijn liefde en heerlijkheid in het werk Zijner handen. Het luisterend oor kan verstaan en begrijpen wat God door middel van de natuur heeft mede te delen. De groene velden, de hoge bomen, de knoppen en bloemen, de voorbijdrijvende wolken, de vallende regen, het kabbelende beekje, en de heerlijkheid van het uitspansel nodigen ons uit om met Hem bekend te worden, Die ze alle geschapen heeft.SC 83.1
Onze Heiland verbond Zijn heilzame lering aan de voorbeelden in de natuur. De bomen, de vogelen, de bloemen der valleien, de bergen, de meren, het sterrengewelf, ja, de alledaagse gebeurtenissen boden Hem beelden aan, waardoor Hij de waarheid zo kon voorstellen, dat men onwillekeurig aan haar moest denken te midden van de bezigheden van het leven.SC 83.2
God verlangt, dat Zijn kinderen de schepping zullen waarderen, en genoegen scheppen in de schoonheid, waarmede onze aardse woonstede versierd is. Hij bemint het schone; doch boven al het uiterlijke heeft Hij een goed karakter lief; wij voldoen daarom aan Zijn verlangen, zo wij naar eenvoud en reinheid streven. Voor hem, die luisteren wil, kunnen kostelijke lessen over vertrouwen en gehoorzaamheid uit de schepping geleerd worden. Zowel de sterren des hemels, die eeuw aan eeuw langs hun onmetelijke banen voortsnellen, als het kleinste stofdeeltje gehoorzamen aan de wil van de Schepper. God zorgt voor alles en houdt het geschapene in stand. Die de talloze planeten in het luchtruim schraagt, voorziet ter zelf- der tiid in de nooddruft van het onbezorgde vogeltje, dat zijn vrolijk liedje laat horen. Hetzij men aan de dagelijkse arbeid gaat of zich afzondert om te bidden, hetzij men zich ter ruste begeeft of des morgens opstaat, hetzij de rijke in zijn paleis een feestmaal aanricht of de arme zijn kinderen hun schamele spijze uitreikt, de hemelse Vader bewaakt hen allen met een tedere zorg. God ziet al de tranen, welke geschreid worden. Zelfs een glimlach wordt door Hem opgemerkt. Alle onnodige zorg zou verbannen worden, indien wij dit waarlijk geloofden. Wij zouden niet zoveel over teleurstellingen spreken als wij nu doen; want het grote zowel als het kleine zou aan Gods zorg worden toevertrouwd, die noch door de menigvuldigheid, noch door het gewicht der zorgen wordt aangedaan. Velen zouden alsdan een hun tot nog toe ongekende rust smaken.SC 83.3
Terwijl gij de schoonheid dezer wereld bewondert, denk tevens aan de toekomstige, waarop geen bederf van zonde en dood de stempel kan drukken, of een schaduw van enige vloek op de natuur zal rusten. Stel u in verbeelding de woonplaats der verlosten voor, en bedenk daarbij, dat zij veel heerlijker zal zijn, dan gij u hier kunt voorstellen. In de natuur zien wij slechts een flauwe schemering van de heerlijkheid, welke geopenbaard zal worden. “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heelt bereid voor degenen, die Hem liefhebben”. 1 Cor. 2:9.SC 84.1
Dichters en geleerden bezigen veel toespelingen op de natuur, doch een Christen kan de schoonheid der natuur waarderen, omdat hij er zijns Vaders werk in ziet, en Diens liefde opmerkt in bloemen, heesters en bomen. Niemand kan de volle betekenis van bergen en dalen, van rivieren en zeeën waarderen, tenzij hij er een uitdrukking van Gods majesteit, en Zijn liefde jegens de mens in ziet.SC 85.1
God spreekt tot ons door middel van Zijn voorzienigheid en door de invloed van Zijn Geest op het hart. In onze levenservaringen, in onze omgeving, in de dagelijks geschiedende veranderingen kunnen goede lessen voor ons liggen, indien wij ze maar opmerken. De Psalmist, Gods voorzienigheid naspeurende, zegt: “De aarde is vol van de goedertierenheid des Heren”. “Wie is wijs? Hij lette op deze dingen, laat men achtslaan op de gunstbewijzen des Heren”. Ps. 33:5; 107:43.SC 85.2
God spreekt tot ons in Zijn Woord. Daarin hebben wij een duidelijke openbaring van Zijn karakter, van Zijn verhouding tot de mens, alsmede van het verlossingsplan. Daarin staat de geschiedenis der patriarchen en profeten opgetekend. De heiligen van die tijd waren mensen “als wij”. Jac. 5:17. Wij lezen hoe zij gelijk als wij, met teleurstellingen hebben moeten worstelen, voor verzoekingen zijn bezweken, desniettemin moed gevat hebben en door Gods genade overwinnaars zijn geworden; dit lezende gevoelen wij ons bemoedigd om de gerechtigheid na te jagen. Als wij lezen, welke kostelijke ervaringen zij opgedaan, hoeveel licht, liefde en zegen zij genoten hebben, en wat zij hebben kunnen doen door de genade, hun geschonken, dan doet de geest, die hen bezielde, een heilige wedijver in ons ontbranden om hen in karakter te evenaren, en evenals zij met God te wandelen.SC 85.3
Jezus zeide van het Oude Testament — en van het Nieuwe is het niet minder waar — “deze zijn het, welke van Mij getuigen”, Joh. 5:38, van Hem, de Verlosser, op Wie onze hoop des eeuwigen levens berust. Ja, de ganse Bijbel is vol van Christus.SC 86.1
Van het scheppingsverhaal — want zonder Hem “is geen ding geworden, dat geworden is”. Joh. 1:3 — tot aan de belofte aan het slot, “ziet, Ik kom haastiglijk”, lezen wij van Zijn daden en luisteren naar Zijn stem. De Schrift daarom bestudeerd, indien wij de Zaligmaker wensen te leren kennen.SC 86.2
Vul uw hart met de woorden Gods. Zij zijn het levende water, dat uw dorst lest. Zij zijn het brood uit de hemel. Jezus heeft gezegd: “Tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf”. En hiervan geeft Hij deze verklaring: “De woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven”. Joh. 6:53, 63.SC 86.3
Onze lichamen worden door spijs en drank opgebouwd; en op geestelijk gebied gaat het evenals op het natuurlijke — onze geestelijke natuur put kracht uit hetgeen wij overdenken.SC 86.4
De engelen zijn begerig om het verlossingsplan in te zien; het zal trouwens tot in eeuwigheid der eeuwigheden de overdenking en de lofzang der verlosten uitmaken. Is het dan onze beschouwing en bepeinzing nü niet waard? De oneindige liefde en genade van Jezus, de offerande voor ons volbracht, moeten ons tot ernstig nadenken stemmen. Wij behoren veel te peinzen over het wezen van onze dierbare Middelaar en Verlosser. Wij behoren ons in gedachten bezig te houden met Hem, Die gekomen is om Zijn volk zalig te maken van zijn zonden. Door het overdenken van deze hemelse dingen, worden ons geloof en onze liefde versterkt, en onze gebeden welgevalliger, dewijl zij meer met geloof en liefde gedrenkt zijn. Er zal een bestendiger vertrouwen op Jezus zijn, een dagelijkse, levende ervaring van de kracht van Hem, die volkomen kan zalig maken, degenen, die door Hem tot God gaan.SC 86.5
Hoe meer wij de volmaaktheden van de Zaligmaker bepeinzen, hoe sterker begeerte er bij ons zal gewekt worden om geheel en al veranderd en vernieuwd te worden naar Zijn evenbeeld. Er zal een hongeren en dorsten zijn om aan Hem, Die wij aanbidden, gelijkvormig te worden. Hoe vaker wij onze gedachten over Christus laten gaan, hoe vaker wij met anderen over Hem zullen spreken en Zijn beeld openbaren.SC 87.1
De Bijbel werd niet in de eerste plaats voor geleerden geschreven, maar hoofdzakelijk voor het volk. De zaligmakende waarheden zijn zo klaar als de middagzon; daarom kan niemand op dat pad verdwalen, behalve degene, die op zijn eigen verstand, in plaats van op de duidelijk geopenbaarde wil van God vertrouwt.SC 87.2
In het verklaren van de Schrift mogen wij ons niet op de mening van enig mens verlaten, maar moeten wij Gods Woord zelf bestuderen. Als wij anderen voor ons laten denken, worden onze verstandelijke vermogens niet ontwikkeld. Onze geestvermogens kunnen dermate verlammen door ze niet te oefenen, dat wij de diepe betekenis van Gods Woord niet vatten kunnen. Door de Bijbelse onderwerpen te onderzoeken, de ene Schriftuurplaats met de andere, en geestelijke dingen met geestelijke dingen te vergelijken, worden we ontwikkeld.SC 87.3
Niets draagt meer tot ontwikkeling van het verstand bij dan de studie van de Bijbel. Geen ander boek bezit zoveel kracht om de gedachten te verheffen en de geestvermogens te versterken als de Bijbel. Werd Gods Woord naar behoren onderzocht, de mensen zouden beter verstandelijk ontwikkeld zijn. een edeler karakter hebben en meer standvastigheid bezitten dan ze tegenwoordig doorgaans hebben.SC 88.1
Een haastig lezen der Schrift doet ons weinig nut. Iemand zou de ganse Schrift kunnen doorlezen, zonder iets van de diepte harer betekenis te vatten. Als één Bijbeltekst bestudeerd wordt totdat zijn betekenis goed duidelijk wordt, is dit veel meer waard dan het lezen van een aantal hoofdstukken, zonder een bepaald doel op het oog te hebben of er lering uit te trekken. Houd uw Bijbel bij u. Lees er in zo dikwerf gij gelegenheid hebt; leer de teksten van buiten. Zelfs terwijl gij op straat wandelt, kunt gij een Schriftuurplaats leren, er over nadenken, en ze alzo in uw geheugen prenten.SC 88.2
Hemelse wijsheid wordt niet zonder ernstig nadenken en biddende studie verkregen. Sommige gedeelten der Schrift zijn inderdaad zo duidelijk, dat zij voor misverstand onvatbaar zijn; van andere ligt de betekenis niet aan de oppervlakte, en kan zij daarom niet bij een oppervlakkige bilk gezien worden. De ene teskt dient met de andere te worden vergeleken. Er moet nauwkeurig gevorst en biddend overwogen worden. Zulk een studie wordt rijkelijk beloond. Gelijkerwijs de mijnwerker aderen van kostelijk metaal onder de oppervlakte der aarde verborgen vindt, zo zal een volhardend onderzoker naar de verborgen schatten in Gods Woord de allerkostelijkste waarheden ontdekken, die voor een oppervlakkig lezer verborgen blijven. Als de woorden, door God ingegeven, overwogen worden, zullen zij zijn gelijk stromen uit de Bron des levens.SC 88.3
De Bijbel behoort nimmer te worden bestudeerd zonder voorafgaand gebed. Alvorens zijn bladen worden opgeslagen, behoort er om de voorlichting van de Heilige Geest te worden gesmeekt, en die zal gegeven worden. Toen Nathanael tot Jezus kwam, zeide de Zaligmaker tot hem: “Zie, waarlijk een Israeliet, in wie geen bedrog is”. Hierop vroeg Nathanael: “Vanwaar kent Gij mij?” Jezus hernam: “Eer Filippus u riep, zag Ik u onder de vijgeboom”. Joh. 1:48, 49.SC 89.1
Insgelijks ziet Jezus ons in de afgezonderde plaatsen des gebeds, indien wij Hem om voorlichting vragen, opdat wij de waarheid Gods mogen verstaan. De engelen des lichts zullen hem bijstaan, die in ootmeod om de Goddelijke Leiding smeekt.SC 89.2
De Heilige Geest verheft en verheerlijkt de Zaligmaker. Het is Zijn ambt, Christus voor te stellen in de reinheid Zijner rechtvaardigheid, zowel als in de grote verlossing welke wij door hem verkrijgen. Jezus heeft gezegd: “Hij zal het uit het Mijne nemen, en het u verkondigen”. Joh. 16:14. De Geest der waarheid is de enige betrouwbare onderwijzer in de Goddelijke waarheden. Hoe lief heeft God de mensheid daarom, aangezien Hij Zijn Zoon voor haar heeft laten sterven, en Zijn Geest geschonken heeft, opdat Die onderwijzer en bestendige gids zij.SC 89.3