Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Gedachten van de Berg der Zaligsprekigin - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First

    “Zalig de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden.”

    Christus is de „Vredevorst”, Jes. 9:6, en het is Zijn zending op aarde en in de hemel de vrede te herstellen die door de zonde verbroken is. „Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God, door onze Here Jezus Christus.” Rom. 5:1. Een ieder die erin toestemt de zonde af te keuren en zijn hart open te stellen voor de liefde van Christus, krijgt deel aan deze hemelse vrede.GZ 30.2

    Er bestaat geen andere basis voor vrede dan deze. De genade van Christus doet, wanneer zij in het hart is opgenomen, de vijandigheid verdwijnen; door deze genade wordt strijd onderdrukt, en de ziel vervuld met liefde. Hij die vrede heeft met God en zijn medemensen kan niet ongelukkig gemaakt worden. In zijn hart zal geen naijver zijn; boze vermoedens zullen daar geen plaats vinden; haat kan er niet bestaan. Het hart dat in harmonie is met God heeft deel aan de vrede des hemels, en zal de gezegende invloed daarvan overal om zich heen verspreiden. De geest van vrede zal als dauw rusten op harten die vermoeid en belast zijn door de strijd in de wereld.GZ 30.3

    De volgelingen van Christus worden de wereld ingezonden met de boodschap van vrede. Een ieder die, door de rustige, onbewuste invloed van een heilig leven, de liefde van Christus zal openbaren, een ieder die, door woord of daad, een ander ertoe zal brengen de zonde te laten varen en zijn hart aan God over te geven, is een vredestichter.GZ 31.1

    En „zalig de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden.” De geest van vrede is het bewijs voor hun verbondenheid met de hemel. De zoete reuk van Christus omgeeft hen. De geur des levens, de lieflijkheid van karakter openbaren aan de wereld het feit, dat zij kinderen Gods zijn. De mensen zien aan hen, dat zij met Jezus geweest zijn. „Een ieder, die liefheeft, is uit God geboren.” 1 Joh. 4 : 7. „Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe,” maar „allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.” Rom. 8 : 9, 14. „En het overblijfsel van Jakob zal te midden van vele volkeren zijn als dauw van de Here, als regenstromen op het groene kruid, dat niet wacht op de mens, noch mensenkinderen verbeidt.” Micha 5 : 6.GZ 31.2