Go to full page →

HOOFDSTUK 29—HET GEDRAG IN GODS HUIS USG2 203

Voor de gelovige, ootmoedige ziel is het huis Gods op aarde de poort des hemels. Het loflied, het gebed, de woorden gesproken door Christus’ vertegenwoordigers, zijn Gods aangewezen middelen om een volk voor te bereiden op de Gemeente hierboven, voor die verhevener aanbidding waarin niets kan binnensluipen dat verontreinigt. USG2 203.1

Van de heiligheid die verbonden was met het aardse heiligdom, kunnen Christenen leren hoe ze de plaats waar de Here Zijn volk ontmoet, dienen te beschouwen. Er is in de gedragingen en gewoonten van het volk ten aanzien der kerkdiensten een grote verandering gekomen, niet ten goede, maar ten kwade. De dierbare, de geheiligde dingen die ons met God verbinden, gaan hun greep op onze geest en ons hart verliezen en worden omlaag gebracht tot het peil van de allergewoonste dingen. De eerbied die het volk in het verleden betoonde voor het heiligdom, waar zij in een geheiligde dienst God ontmoetten, is grotendeels vervaagd. Nochtans maakte God Zelf Zijn dienst tot een inzetting die Hij verre verhief boven alles wat van tijdelijke aard is. USG2 203.2

Het tehuis is het heiligdom voor het gezin, en de binnenkamer of het stille bos, de meest afgelegen plek voor de individuele aanbidding; maar de kerk is het heiligdom van de vergadering. Er moeten regels zijn ten aanzien van de tijd, de plaats, en de wijze van de kerkdienst. Niets dat geheiligd is, niets dat behoort tot de eredienst van God, mag zorgeloos en onverschillig behandeld worden. Opdat de mensen het allerbeste kunnen 1889, Vol. 5, blz. 491—500 ten toon spreiden in de lofprijzingen Gods, moeten hun gedragingen zó zijn, dat ze een duidelijk onderscheid zien tussen hef geheiligde en het gewone. Die brede inzichten hebben, verheven gedachten en verlangens, zijn zij wier gedragingen alle gedachten aan Goddelijke dingen versterken. Gelukkig zijn zij die een heiligdom hebben, hetzij groots of nederig, in de stad of in de ruwe bergkloven, in de nederige hut of in de wildernis. Als dat het beste is wat zij de Meester kunnen verschaffen, zal Hij de plaats heiligen door Zijn tegenwoordigheid en het zal de Here der heirscharen heilig zijn. USG2 203.3