Wanneer de gelovigen de vergaderzaal binnen gaan, moeten zij dat doen met gepastheid, en rustig naar hun zitplaatsen gaan. Staat er in de ruimte een kachel, dan past het niet in een onachtzame, zorgeloze houding daar omheen te gaan staan. Alledaagse gesprekken, fluisteren en lachen mogen niet toegestaan worden in het huis der aanbidding, noch vóór, noch na de dienst. Ware, actieve vroomheid moet de kerkbezoekers karakteriseren. USG2 204.1
Moeten sommigen enkele minuten wachten voor de dienst begint, laten ze dan een ware wijdingsgeest betonen door stille overdenking, in hun hart tot God biddend dat de dienst tot een bijzondere zegen mag zijn voor hun eigen hart en tot overtuiging en bekering mag leiden van andere zielen. Zij moeten gedenken dat hemelse boodschappers in het huis tegenwoordig zijn. Veel van een zoete verbondenheid met God is voor ons verloren gegaan door onze rusteloosheid, door het ontbreken van bemoedigende ogenblikken van over-peinzing en gebed. Aan de geestelijke toestand moet vaak de nodige aandacht worden besteed, en geest en hart moeten teruggeleid worden tof de Zon der Gerechtigheid. USG2 204.2
Wanneer de mensen, als ze het huis der aanbidding betreden, een oprechte eerbied hebben voor de Here, en bedenken dat zij in Zijn tegenwoordigheid zijn, zal er een liefelijke welsprekendheid zijn zonder dat er een woord wordt gesproken. Het fluisteren, lachen en praten, dat in het gewone leven in winkel of werkplaats niet als zonde zou aangerekend worden, mag niet toegestaan worden in het huis waar men God aanbidt. De geest moet voorbereid worden om het Woord van God te horen, opdat het zijn invloed op het hart zal kunnen uitoefenen. USG2 204.3