Er staat geschreven: “Dewijl dan Christus voor ons in het vlees geleden heeft, zo wapent gij u ook met dezelfde gedachte”. 1 Petrus 4:1. Eveneens: “Die zegt, dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft”. 1 Johannes 2 :6. Laten we ons af vragen: Wat zou onze Heiland in onze omstandigheden gedaan hebben? Wat zou Hij gedaan hebben voor de redding van zielen? Deze vraag wordt beantwoord door het voorbeeld van Christus. Hij deed afstand van Zijn koningschap, legde Zijn heerlijkheid af, gaf Zijn rijkdommen op, en bekleedde Zijn goddelijkheid met menselijk-heid, opdat Hij met de mensen in contact kon komen, waar ze ook waren. Zijn voorbeeld toont dat Hij Zijn leven aflegde voor zondaren. USG1 483.3
Satan vertelde Eva, dat een verheven staat van gelukzaligheid verkregen zou worden door de bevrediging van een verboden begeerte, maar de belofte Gods tot de mens berust op zelfverloochening. Toen Christus aan het schandhout leed in doodsstrijd voor ‘s mensen verlossing, kwam de menselijke natuur op een hoger niveau. Alleen door het kruis kan de mensheid worden opgericht om verbinding te krijgen met de hemel. Zelfverzaking en het kruis komen we tegen bij elke stap op onze pelgrimstocht naar de hemel. USG1 484.1
De geest der vrijgevigheid is de geest van de hemel; de geest van de zelfzucht is de geest van Satan. De zelfopofferende liefde van Christus wordt geopenbaard aan het kruis. Hij gaf alles dat Hij had en gaf toen Zichzelve opdat de mens gered zou worden. Het kruis van Christus doet een beroep op de goedgunstigheid van elke volgeling van de gezegende Heiland. Het beginsel, dat daar getoond wordt, is geven en nogmaals geven. Dit, uitgevoerd in een wezenlijke vrijgevigheid en in goede werken, is de ware vrucht van het Christelijke leven. Het beginsel van wereldlingen is een hang naar steeds groter bezit, en aldus verwachten zij het geluk deelachtig te worden; maar, wanneer dat zich voltrekt in zijn volle betekenis, is de vrucht ellende en dood. USG1 484.2
De waarheid te brengen naar al de bewoners der aarde, om hen te verlossen van hun schuld en onverschilligheid — ziedaar de taak van Christus’ navolgers. De mensen moeten de waarheid bezitten om door haar geheiligd te worden, en wij zijn de kanalen van Gods licht. USG1 484.3
Onze talenten, onze middelen, onze kennis dienen niet enkel fen bate van onszelven; ze moeten gebruikt worden om zielen zalig te maken, om de mens op te heffen uit zijn leven van zonde, en hem, door Christus, te brengen tot de oneindige God. USG1 484.4
We moeten in dit werk ijverige arbeiders zijn, er naar strevende berouwvolle, gelovige zondaars te leiden tot een goddelijke Verlosser, en hun een verheven gevoel in te scherpen van Gods liefde voor de mens. “Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.” Johannes 3:16. Wat een onvergelijkelijke liefde is dit! Een onderwerp voor de diepste overpeinzing! De verbazingwekkende liefde Gods voor een wereld, die Hem niet liefhad! De gedachte heeft een verzachtende macht over de ziel en brengt de geest tot onderwerping aan de wil van God. Mensen die als dwazen hunkeren naar gewin en teleurgesteld en ongelukkig zijn in hun wereldse wandel, hebben de kennis dezer waarheid nodig om het rusteloze hongeren en dorsten van hun ziel tot bedaren te brengen. USG1 485.1