Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    DE VERLOREN PENNING

    Nadat Jezus de gelijkenis van het verloren schaap gegeven had, sprak Hij nog een andere, zeggende: “Wat vrouw, hebbende tien penningen, indien zij één penning verliest, ontsteekt niet een kaars en keert het huis met bezemen en zoekt naarstiglijk, totdat zij dien vindt?”KPEVS 29.1

    De huizen van de armen in het Oosten hadden gewoonlijk slechts één kamer, menigmaal zonder vensters en duister. De kamer werd slechts zelden geveegd en een geldstuk, dat op den grond gevallen was, geraakte licht onder het stof verloren. Om dit nu zelfs overdag terug te vinden, moest men een kaars aansteken en het huis grondig vegen.KPEVS 29.2

    Het huwelijksgeschenk der vrouw bestond gewoonlijk uit eenige zilveren muntstukjes, die zij zorgvuldig als haar grootste schat bewaarde, om ze later aan haar dochters te doen erven. Het verlies van een dezer geldstukjes zou als een groot onheil beschouwd worden, en het terugvinden ervan was een oorzaak van groote blijdschap, waaraan de buurvrouwen gaarne deelnamen.KPEVS 29.3

    “Als zij dien gevonden heeft,” zeide Jezus, “roept zij de vriendinnen en de geburinnen samen, zeggende: Weest blijde met mij, want ik heb den penning gevonden, dien ik verloren had; alzoo zeg Ik ulieden, is er blijdschap voor de engelen Gods over één zondaar die zich bekeert.”KPEVS 29.4

    Deze gelijkenis, evenals de voorgaande, beschrijft het verlies van iets, dat met ijverig zoeken teruggevonden zou kunnen worden en dan oorzaak is van groote vreugde. Maar deze twee gelijkenissen stellen verschillende klassen voor. Het verloren schaap weet, dat het verloren is. Het heeft den herder en de kudde verlaten en kan zichzelf niet redden. Hierdoor worden zij voorgesteld, die beseffen, dat zij van God gescheiden en als door een wolk van moeilijkheden ingesloten zijn, zich in een staat van neerslachtigheid bevinden en zware verzoekingen doormaken. De verloren penning stelt hen voor, die in misdaden en zonden verloren zijn, maar geen besef hebben van hun waren toestand. Zij zijn van God vervreemd, maar zij weten het niet. Hun zielen zijn in gevaar, maar zij zijn het zich niet bewust en zijn daarom onverschillig. In deze gelijkenis leert Jezus, dat zelfs zij, die zich onverschillig toonen ten opzichte van de aanspraken, die God op hen maakt, de voorwerpen zijn van Zijn medelijdende liefde. Naar hen moet worden gezocht, opdat zij tot God mogen worden teruggebracht.KPEVS 30.1

    Het schaap dwaalde van de kudde af; het was in de woestijn of op de bergen verloren geraakt. Het geldstukje was in huis verloren. Het was in de nabijheid; toch kon het alleen door ijverig zoeken teruggevonden worden.KPEVS 30.2

    In deze gelijkenis ligt een les voor gezinnen. Er heerscht in het huisgezin dikwijls de grootste zorgeloosheid aangaande het zieleheil van de verschillende leden. Onder hen is misschien één, die van God vervreemd is; maar hoe weinig bezorgdheid wordt door de huisgenooten getoond, over het feit, dat een van Gods erfdeel in gevaar verkeert om verloren te gaan.KPEVS 30.3

    Het geldstukje, hoewel het onder stof begraven ligt, is niettemin een zilverstukje. De eigenares zoekt het wegens zijn waarde. Zoo is ook elke ziel, hoezeer ook door zonde verlaagd, toch kostelijk in Gods oog. Evenals een muntstuk het beeld en hét opschrift van de regeerende macht draagt, zoo droeg ook de mensch, toen hij geschapen was, het beeld en het opschrift Gods; en hoewel door den invloed der zonde dit opschrift geschonden en onduidelijk is geworden zoo zijn er toch ook nog sporen van overgebleven op elke ziel. God wenscht die ziel terug te winnen en op haar opnieuw Zijn beeld van gerechtigheid en heiligheid te stempelen.KPEVS 30.4

    De vrouw in de gelijkenis zocht ijverig naar het verloren geldstuk. Zij stak een kaars aan en veegde het heele huis. Zij ging alles van haar plaats zetten, opdat niets haar mocht hinderen in het zoeken. Hoewel slechts één penning was verloren, wilde zij toch haar pogingen niet opgeven, totdat deze gevonden was. Zoo moest het ook zijn in het huisgezin: indien één lid ervan voor God verloren was, moest al het mogelijke gedaan worden om het terug te winnen. Al de andere leden moesten zichzelf ernstig en streng onderzoeken. De levensgewoonten moesten zorgvuldig worden nagegaan om te zien of er niet mogelijk hier of daar een fout was begaan, of er geen gebrek was in de leiding, waardoor die ziel in haar onbekeerlijkheid volhardde.KPEVS 31.1

    Indien er in een gezin één kind is, dat zich zijn zondigen toestand niet bewust is, moeten de ouders zich geen rust gunnen. Steek de kaars aan. Onderzoek het Woord van God en laat bij dat licht alles in het huisgezin ernstig worden onderzocht om toch te weten te komen, waarom het kind verloren is. Laten de ouders hun harten, hun gewoonten en hun handelingen onderzoeken. Kinderen zijn het erfdeel des Heeren en wij zijn aan Hem verantwoording verschuldigd voor de wijze, waarop wij Zijn eigendom beheeren.KPEVS 31.2

    Er zijn vaders en moeders, die het verlangen hebben om in een of ander buitenlandsch zendingsveld te werken; er zijn velen, die ijverig zijn in het verrichten van zendingswerk buiten hun huisgezin, terwijl hun eigen kinderen nog vreemdelingen zijn voor den Heiland en Zijn liefde. Ook zijn er wel ouders, die het winnen van hun kinderen voor den Heere overlaten aan den predikant of den Sabbatsschoolonderwijzer; maar daarmee zijn zij ontrouw aan de verantwoordelijkheid, die hen van God opgedragen is. De opvoeding en de opleiding van hun kinderen om Christenen te worden is de hoogste dienst, dien ouders Gode kunnen geven. Het is een taak, die geduldigen arbeid vraagt, waarnaar levenslang ernstig en volhardend moet worden gestreefd. Wanneer wij het eeuwige welzijn van deze toevertrouwde panden niet behartigen, dan bewijzen wij, dat wij ontrouwe dienstknechten zijn. God zal geen verontschuldiging voor zulk verzuim aannemen.KPEVS 31.3

    Zij, die aan dit verzuim schuldig zijn, moeten echter niet wanhopen. De vrouw, die den penning had verloren, zocht, totdat zij dien vond. Zoo moeten ook de ouders in liefde, geloof en gebed voor hun huisgenooten werken, totdat zij met vrede voor den Heere kunnen verschijnen en zeggen: “Ziet, ik en de kinderen, die my de Heere gegeven heeft.” Jes. 8 : 18.KPEVS 32.1

    Dit is huiselijk zendingswerk en het doet hen, die het verrichten, evenveel goed als zij, voor wie het gedaan wordt. Door onzen getrouwen arbeid in den kring van het huisgezin vormen wij onszelf om te kunnen werken voor de leden van het huisgezin des Heeren, met wie wij, indien wij getrouw zijn aan Christus, voor eeuwig zullen leven. Wij behooren dezelfde belangstelling te toonen voor onze broeders en zusters in Christus, als wij als leden van een en hetzelfde gezin voor elkander hebben.KPEVS 32.2

    Nu is het Gods plan, dat dit werk in eigen omgeving ons zal vormen voor bruikbaarheid in wijderen kring. Naarmate onze sympathie sterker en onze liefde grooter wordt, zullen wij ook overal werk vinden. Gods groot menschelijk huisgezin omvat de wereld en geen van zijn leden mogen verwaarloosd of voorbijgegaan worden.KPEVS 32.3

    Waar wij ons ook mogen bevinden, daar liggen zilveren penningen, die op ons zoeken wachten. Zoeken wij ernaar? Dagelijks ontmoeten wij personen, die geen belangstelling toonen in dingen van godsdienstigen aard. Wij spreken met hen en bezoeken hen: toonen wij belangstelling in hun geestelijk welzijn? Houden wij hun Jezus voor als de zonde vergevende Heiland? Vertellen wij hun van de liefde met onze eigen harten verwarmd door die liefde? Indien wij dat niet doen, hoe zullen wij hen kunnen ontmoeten, — verloren, voor eeuwig verloren, — als wij met hen staan voor den troon van God?KPEVS 32.4

    Wie kan de waarde van een ziel schatten? Wenscht gij haar waarde te kennen, ga dan naar Gethsémané en waak daar met Jezus gedurende de uren van Zijn zielestrijd, toen het zweet als groote bloeddroppelen op de aarde afdroop. Zie op tot den Heiland, zooals Hij aan het kruis hing. Luister naar dien wanhoopsroep: “Mijn God! Mijn God! waarom hebt Gij Mij verlaten?” Mark. 15 : 34. Zie dat gewonde hoofd, die doorstoken zijde, die doorboorde voeten! Bedenk dan, dat Jezus alles op het spel zette. De hemel zelf werd in gevaar gebracht ter wille van uw verlossing. En als gij dan, gezeten aan den voet van het kruis, u herinnert, dat Jezus ook zelfs voor een enkelen zondaar Zijn leven zou hebben afgelegd, dan zoudt gij misschien de waarde van een ziel kunnen schatten.KPEVS 32.5

    Indien gij met Jezus in verbinding zijt, dan zult gij elk menschelijk wezen waardeeren, zooals Hij het deed. Dan zult gij dezelfde diepe liefde voor anderen voelen, die Hij voor u had. Dan zult gij ook in staat zijn om zielen, voor wie Hij stierf, te winnen en niet te verdrijven, te trekken en niet af te stooten. Niemand zou tot God teruggebracht zijn, indien Jezus Zich niet persoonlijk met hen bemoeid had; en het is heden nog door persoonlijken arbeid, dat zielen gered kunnen worden. Ziet gij, dat de menschen den dood tegemoet gaan, dan zult gij niet rustig en onverschillig kunnen toezien. Hoe grooter hun zonde en hoe dieper hun ellende is, naar die mate zult gij ernstige en teedere pogingen aanwenden voor hun redding. Gij zult de behoefte beseffen van hen, die lijden tengevolge van hun zondigen tegen God en die terneergedrukt zijn door den last der schuld. Uw hart zal in medelijden naar hen uitgaan en hun een helpende hand toesteken. In de armen van uw geloof en liefde zult gij hen tot Jezus leiden. Gij zult over hen waken, hen bemoedigen, en uw medelijden en vertrouwen zal hen sterken om getrouw te blijven.KPEVS 33.1

    Al de engelen in den hemel staan gereed om hierin mee te werken. Al de hulpbronnen des hemels zijn ter beschik-king van hen, die de verlorenen zoeken te redden. Engelen zullen u helpen om de onverschilligste en meest verharde te bereiken. En wanneer een hunner tot God is teruggebracht, dan verheugt zich alles, wat in den hemel is; serafijnen en cherubijnen tokkelen dan hun gouden harpen en zingen lof aan God en het Lam voor de barmhartigheid en liefde den kinderen der menschen bewezen.KPEVS 33.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents