Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    De hoogste ervaring

    Aanhoudend hebben we een nieuwe openbaring van Christus nodig, een dagelijkse ervaring, die in harmonie is met Zijn leer. Verheven en heilige talenten liggen binnen ons bereik. Een voortdurende groei in kennis en deugd, is Gods bedoeling voor ons. Zijn wet is de weerklank van Zijn eigen stem, die tot allen de uitnodiging richt: „Stijgt nog hoger. Weest heilig, nog heiliger.” Elke dag kunnen we de volmaaktheid van het Christelijke karakter meer benaderen.GG 295.1

    Velen die reeds lid zijn van Gods grote gezin weten maar weinig wat het zeggen wil, Zijn heerlijkheid te aanschouwen, en van heerlijkheid tot heerlijkheid veranderd te worden. Velen hebben maar een vaag begrip van Christus’ voortreffelijkheid, en toch is hun hart vol blijdschap. Zij hunkeren naar een vollediger, dieper gevoel van ‘s Heilands liefde. Laten zij elk verlangen van de ziel naar God koesteren. De Heilige Geest bewerkt degenen, die bewerkt willen worden, vormt hen, die gevormd willen worden, modelleert hen, die gemodelleerd willen worden. Legt uzelven toe op het aankweken van geestelijke gedachten en heilige contacten. Gij hebt slechts de eerste stralen gezien van de dageraad Zijner heerlijkheid. Wanneer gij voortgaat de Heere te kennen, zult ge ervaren dat „het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot de volle dag toe” (Spreuken 4 :18).GG 295.2

    „Deze dingen heb Ik tot u gesproken,” zei Christus, „opdat Mijn blijdschap in u blijve en uw blijdschap vervuld worde” (Johannes 15 :11).GG 295.3

    Steeds hield Christus het resultaat van Zijn zending voor ogen. Zijn aards bestaan, zo vol moeite en zelfopoffering, werd verkwikt door de gedachte, dat Hij al Zijn werk niet voor niets gedaan zou hebben. Door Zijn leven te geven voor het leven der mensen, zou Hij in de mensheid het beeld Gods herstellen. Hij wilde ons uit de modder halen, het karakter hervormen naar het voorbeeld van Zijn eigen karakter om het te vervolmaken met Zijn eigen heerlijkheid.GG 295.4

    Christus aanschouwde het werk van Zijn ziel en was voldaan. Hij zag de eeuwigheid zich uitbreiden, alsmede het geluk van diegenen, die door Zijn vernedering, vergeving en het eeuwige leven zouden ontvangen. Hij was verwond om hun overtredingen, verbrijzeld om hun ongerechtigheden. De straf, die hun de vrede bracht, was op Hem en door Zijn striemen werden ze genezen. Hij hoorde het gejuich der verlosten. Hij hoorde de vrijgekochten het lied van Mozes en van het Lam zingen. Hoewel de doop des bloeds eerst moest ondergaan worden, hoewel de zonden der wereld zouden drukken op Zijn onschuldige ziel, hoewel de schaduw van een onuitsprekelijk lijden reeds over Hem lag, nochtans voor de vreugde, die Hem was voorgesteld, verkoos Hij het kruis te verdragen en de schande te ondergaan.GG 296.1

    In deze vreugde kunnen al Zijn volgelingen delen. Echter, hoe groot en heerlijk het hiernamaals zal zijn, zo blijft onze beloning toch niet bewaard tot de tijd van de uiteindelijke verlossing. Hier reeds kunnen we door het geloof delen in de blijdschap des Heilands. Evenals Mozes, moeten we verdragen, als ziende de Onzienlijke.GG 296.2

    Nu is het de strijdende Gemeente. Nu staan we tegenover een wereld in duisternis, die zich bijna geheel aan de afgoderij heeft overgegeven. Maar de dag zal komen, dat de strijd ten einde is, de overwinning behaald. De wil Gods moet gedaan worden op de aarde, zoals ze gedaan wordt in de hemel. De volkeren der verlosten zullen geen andere wet kennen dan de wet des hemels. Allen zullen een gelukkig, verenigd gezin vormen, bekleed met de kleren van lof en dankzegging — het kleed van Christus’ rechtvaardigheid. De gehele natuur, in haar alles te bovengaande pracht, zal God lof en eer toekennen. De wereld zal zich baden in het licht des hemels. Het licht der maan zal zijn als het licht der zon, en het licht der zon zal zeven maal sterker zijn dan het nu is. De jaren zullen verstrijken in blijdschap. Naar aanleiding van dit gebeuren zullen de morgensterren tezamen vrolijk zingen en de zonen Gods zullen verkondigen: Er zal geen zonde meer zijn, noch zal de dood meer heersen.GG 296.3

    Deze visioenen van toekomstige heerlijkheid, tonelen geschilderd door de hand van God, zullen Zijn kinderen dierbaar zijn.GG 297.1

    Stelt u nu op de drempel der eeuwigheid, en hoort het lieflijke welkom, toegeroepen aan hen, die in dit leven met Christus hebben saamgewerkt, het als een voorrecht en eer beschouwende te lijden om Zijnentwille. Met de engelen, werpen ze hun kronen aan de voeten van de Verlosser, uitroepende: „Het Lam, Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rijkdom, en wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en dankzegging..., Hem. Die op de troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid” (Openbaring 5 : 12, 13).GG 297.2

    Daar zullen de verlosten diegenen begroeten, die hen tot de Heiland aan de voet van het kruis hebben geleid. Zij verenigen zich in een lofzang tot Hem, Die stierf, opdat menselijke wezens het leven deelachtig zouden worden, dat zich meten kon met het leven Gods. De strijd is ten einde gekomen. De hemel schalt van de overwinningsliederen, wanneer de verlosten rondom de troon van God staan. Allen verenigen zich in het vreugdevolle lied: „Waardig, waardig is het Lam, Dat geslacht was” en ons met God heeft verzoend.GG 297.3

    „Ik zag, en ziet, een grote schaar, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten, en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam, bekleed zijnde met lange, witte klederen, en palmtakken waren in hun handen. En zij riepen met grote stem, zeggende: De zaligheid zij onze God, Die op de troon zit, en het Lam” (Openbaring 7 : 9, 10).GG 297.4

    „Dezen zijn het, die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen, en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed des Lams. Daarom zijn zij voor de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel; en Die op de troon zit zal hen overschaduwen. Zij zullen niet meer hongeren en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte. Want het Lam, Dat in het midden des troons is, zal hen weiden, en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren, en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.” „En de dood zal niet meer zijn; noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan” (Openbaring 7 : 14—17; 21 :4).GG 297.5

    Dit visioen van onzienlijke dingen moeten we steeds voor ogen houden. Want alleen dan zullen we in staat zijn de dingen der eeuwigheid en de dingen des tijds op de juiste waarde te schatten. Juist dat zal ons sterk maken om anderen voor het hogere leven te beïnvloeden.GG 298.1

    „Komt op tot Mij op de berg”, vraagt God ons. Alvorens Mozes Gods werktuig kon zijn om Israël te verlossen, was hem een tijd van gemeenschap met God van veertig jaren toegewezen in de eenzaamheid van het gebergte. Alvorens Gods boodschap aan Farao over te brengen, sprak hij met de engel in het brandende braambos. Alvorens Gods wet te ontvangen als de vertegenwoordiger van Zijn volk, werd hij op de berg geroepen om daar Zijn heerlijkheid te aanschouwen. Alvorens het gericht over de afgodendienaars te voltrekken, moest hij zich in een rotsspleet verbergen en de Heere zeide: „Ik zal de Naam des Heeren uitroepen voor uw aangezicht,” „barmhartig en genadig,lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid; . . .. Die de schuldige geenszins onschuldig houdt” (Exodus 33 :19; 34 : 6, 7). Alvorens hij, met zijn leven, zijn zwaar leiderschap over Israël neerlegde, riep God hem op de hoogten van Pisga, en ontrolde God voor zijn ogen de heerlijkheid van het Beloofde Land.GG 298.2

    Alvorens de discipelen hun zendingsreis zouden beginnen, werden zij op de berg geroepen om daar met Jezus te zijn. Vóór de kracht en de heerlijkheid van Pinksteren, kwam de nacht dat zij met de Heiland het Avondmaal vierden, de samenkomst op de berg in Galilea, het afscheidstoneel op de Olijfberg, met de belofte der engelen, en de dagen van gebed en gemeenschap in de opperzaal.GG 298.3

    Wanneer Jezus Zich voorbereidde op een zware beproeving of op een andere belangrijke taak, dan zonderde Hij Zich gaarne af in de eenzaamheid der bergen om daar de nacht in gebed tot Zijn Vader door te brengen. Een nacht des gebeds ging vooraf aan de bevestiging der apostelen en de Bergrede, de verheerlijking op de berg, de diepe angst voor de rechtszaal en het kruis, en de opwekking in heerlijkheid.GG 298.4

    Ook wij moeten tijd afzonderen voor meditatie en gebed en voor het ontvangen van geestelijke verkwikking. Wij waarderen de kracht en de uitwerking van het gebed niet zoals we moesten doen. Gebed en geloof zullen tot stand brengen wat geen macht op aarde kan verrichten. Maar zelden worden we, in alle opzichten, tweemaal in dezelfde positie geplaatst. Wij ontmoeten steeds iets nieuws, komen voor nieuwe beproevingen te staan, waarin de ervaring van het verleden niet voldoende een gids is. Wij moeten dat bestendige licht hebben, dat van God komt.GG 298.5

    Christus is altijd bezig boodschappen te zenden naar hen, die naar Zijn stem luisteren. In de nacht van de doodsstrijd in Gethsemané, hoorden de slapende discipelen de stem van Jezus niet. Zij hadden een vaag gevoel van de aanwezigheid van de engel, maar de macht en de heerlijkheid van het toneel gingen voor hen verloren. Door hun dommelen en slapen ontvingen ze niet de zekerheid, die hun zielen zou gesterkt hebben voor de verschrikkelijke tonelen, die hun te wachten stonden. Zo is het ook heden ten dage. Juist de mannen, die het meest de goddelijke leiding nodig hebben, falen daarin, omdat ze zich niet in de gemeenschap met de hemel plaatsen.GG 299.1

    De verzoekingen, waaraan we dagelijks bloot staan, maken het gebed tot een noodzakelijkheid. Gevaren doen zich voor op ieders weg. Zij, die bezig zijn anderen uit de verdorvenheid en de ondergang te trekken, staan vooral aan verleidingen bloot. In voortdurend contact met het boze, moeten ze nauw met God verbonden zijn, willen ze zelven het verderf niet ten prooi vallen. Kort en beslissend is de weg, die de mensen van hoge, heilige grond brengt op een lager niveau. In een enkel moment kunnen besluiten genomen worden, die iemands lot voor eeuwig beslissen. Verzuimt men een fout te overwinnen, dan is dat tot nadeel van de ziel. Een verkeerde gewoonte, die niet krachtig wordt bestreden, zal tot een stalen keten worden, die de gehele mens in boeien slaat.GG 299.2

    De oorzaak, waarom zovelen op zichzelven zijn aangewezen op plaatsen der verleiding, is, dat zij de Heere niet altijd voor ogen houden. Wanneer we toestaan dat onze gemeenschap met God verbroken wordt, zakt onze verdediging ineen. Al uw goede bedoelingen en goede voornemens zullen u niet in staat stellen het kwade te weerstaan. Gij moet mannen en vrouwen des gebeds zijn. Uw gebeden moeten niet zwak, ongestadig en onbestendig zijn, maar ernstig, volhardend en aanhoudend. Het is niet altijd nodig uw knieën te buigen voor het gebed. Kweekt de gewoonte aan om met de Heiland te spreken wanneer ge aileen zijt, wanneer ge een wandeling maakt, en wanneer ge bezig bent met uw dagelijks werk. Laat uit het hart aanhoudend een stille bede oprijzen om hulp, om licht, om kracht, om kennis. Laat elke ademtocht een gebed zijn.GG 299.3

    We zullen niet te schande gemaakt worden, wanneer we op God ons vertrouwen stellen. Christus in ons hart, Christus in ons leven — daarin ligt onze veiligheid. De atmosfeer van Zijn tegenwoordigheid zal onze ziel met afschuw vullen voor alles wat boos is. Onze geest kan zo harmonisch met de Zijne samenvloeien, dat in gedachte en doel wij één zijn met Hem.GG 300.1

    Het was door geloof en gebed dat Jacob, van nature een man, zwak en zondig, tot een vorst door God werd verheven. En zó ook kunt gij mannen en vrouwen worden met een hoge, heilige roeping, met een veredeld leven, mannen en vrouwen, die om geen enkele reden waarheid, recht en gerechtigheid zullen loslaten. Op allen rusten zware zorgen, lasten en plichten, maar hoe moeilijker uw positie, en hoe zwaarder uw lasten, des te meer hebt ge Jezus nodig.GG 300.2

    Het is een ernstig verzuim om de openbare diensten waar God wordt aangebeden, te verwaarlozen. De voorrechten van de godsdienstige samenkomsten moet men niet gering achten. Zij, die in de ziekenverpleging zijn, zijn vaak niet in staat in deze voorrechten te delen, maar zij moeten oppassen, niet onnodig weg te blijven uit het huis Gods.GG 300.3

    Ons leven moet tweevoudig zijn — een leven van gedachte en actie, van stil gebed en vlijtige arbeid. De kracht, ontvangen door gemeenschap met God. verenigd met een ernstig streven, de geest te brengen tot nadenken en zorgzaamheid, maakt iemand bruikbaar voor zijn dagelijkse plichten, en bewaart de vrede in het hart onder de moeilijkste omstandigheden.GG 300.4

    Wanneer er moeilijkheden zijn, gaan velen van de gedachte uit, dat ze tot een aardse vriend moeten gaan, om deze hun zwarigheden te vertellen en om hulp te vragen. Onder al die beproevingen is hun hart vervuld met ongeloof, en de weg schijnt donker. En al die tijd staat naast hen de machtige Raad-gever aller eeuwen. Die hun vraagt, hun vertrouwen op Hem te stellen. Jezus, de grote Lastdrager, zegt: „Komt tot Mij.... en Ik zal u rust geven.” Zullen wij ons van Hem afkeren om tot menselijke wezens te gaan, die even afhankelijk van God zijn als wij?GG 300.5

    Mogelijk gevoelt gij de onvolkomenheid van uw karakter, en de begrensheid van uw kunnen, in vergelijk met de grootheid van het werk. Maar als ge het grootste verstand zoudt hebben, ooit aan een mens gegeven, dan zou dat nog niet voldoende zijn voor uw taak. „Zonder Mij kunt gij niets doen”, zei onze Heere en Heiland (Johannes 15 : 5). Het resultaat van alles, dat wij doen, rust in Gods handen. Wat er ook mag gebeuren, klemt u aan Hem vast in een staag, volhardend vertrouwen.GG 300.6

    In alles wat gij onderneemt, hetzij in uw werk, in omgang met anderen gedurende de vrije uurtjes, in alle verbindingen des levens, begin dan met een ernstig, nederig gebed. Daarmede toont gij, dat ge God eert, en dat God u wil eren. Bidt, wanneer ge u zwak gevoelt. Zijt ge moedeloos, vertelt er dan geen woord over tot de mensen; maar vertelt alles aan Jezus. Heft uw handen hemelwaarts om hulp. Legt in uw zwakheid, beslag op een oneindige kracht. Vraagt om ootmoed, wijsheid, moed, meer geloof, opdat gij licht moogt zien in Gods licht, en verblijdt u in Zijn liefde.GG 301.1

    Wanneer we ootmoedig en boetvaardig zijn, staan we, waar God Zichzelve aan ons kan en wil openbaren. Het is Hem welgevallig wanneer we de genade en zegeningen van het verleden naar voren brengen als een reden, waarom Hij ons nog grotere zegeningen zou verlenen. Hij wil de verwachtingen van hen, die zich op Hem verlaten, meer dan overvloedig in vervulling doen gaan. De Heere Jezus weet precies wat Zijn kinderen nodig hebben, hoeveel van de goddelijke kracht wij ons toe willen eigenen tot zegen der mensheid; en Hij schenkt ons alles dat wij willen gebruiken tot zegen van anderen en tot verheffing van onze eigen zielen.GG 301.2

    Wij moeten minder vertrouwen hebben in hetgeen wij zelven kunnen doen, en meer vertrouwen in hetgeen de Heere voor en door ons kan doen. Gij zijt niet bezig met uw eigen werk; gij doet het werk Gods. Maakt uw wil ondergeschikt en wacnt op Hem. Maakt niet het minste voorbehoud, gaat niet het minste compromis aan met uzelven. Weet wat het is, vrij in Christus te zijn.GG 301.3

    Het enkel beluisteren van de preken Sabbat na Sabbat, het grondige onderzoek van de Bijbel, of de uitlegging daarvan vers na vers, zal ons of degenen, die naar ons luisteren niet ten zegen zijn, tenzij de waarheden van de Bijbel voor ons een persoonlijk beleven worden. Het verstand, de wil, de affecties moeten onder het beheer van Gods Woord gebracht worden. Dan, door de werking van de Heilige Geest, zullen de voorschriften des Woords de beginselen des levens worden.GG 301.4

    Wanneer gij de Heere vraagt u te helpen, vereert dan uw Heiland door te geloven dat gij Zijn zegen ontvangt. Alle macht, alle wijsheid staan tot onze beschikking. We hebben enkel te vragen.GG 302.1

    Wandelt aanhoudend in Gods licht. Verdiept u elke dag in gedachten aangaande Zijn karakter. Dan zult gij Zijn schoonheid aanschouwen en u verblijden in Zijn goedheid. Uw hart zal zich verwarmen aan Zijn liefde. Gij zult worden omhooggeheven, als gedragen door eeuwige armen. Met de kracht en het licht, dat God schenkt, kunt ge meer begrijpen en meer tot stand brengen, dan gij ooit voor mogelijk hebt gehouden.GG 302.2

    Christus vraagt ons: „Blijft in Mij, en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in de wijnstok blijft; alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft Die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen.... Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven, zo wat gij wilt, zult gij begeren, en het zal u geschieden. Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt; en gij zult Mijn discipelen zijn.GG 302.3

    „Gelijkerwijs de Vader Mij liefgehad heeft, heb Ik ook u liefgehad; blijft in deze Mijne liefde....GG 302.4

    „Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u gesteld, dat gij zoudt heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht blijve; opdat zo wat gij van de Vader begeren zult in Mijn Naam, Hij u dat geve” (Johannes 15 : 4—16).GG 302.5

    „Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij” (Openbaring 3 : 20).GG 302.6

    „Die overwint, Ik zal hem geven te eten van het manna, dat verborgen is, en Ik zal hem geven een witte keursteen, en op de keursteen een nieuwe naam geschreven, welke niemand kent, dan die hem ontvangt” (Openbaring 2 : 17).GG 302.7

    „Die overwint . . . . Ik zal hem de morgenster geven”, „en zal op hem schrijven de Naam Mijns Gods, en de naam der stad Mijns Gods . . . . en ook Mijn nieuwe Naam” (Openbaring 2:26 —28; 3 : 12).GG 302.8

    Hij, wiens vertrouwen is op God, zal met Paulus kunnen zeggen: „Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft” (Filippensen 4: 13). Welke fouten of misstanden zich in het verleden ook hebben voorgedaan, zo kunnen wij toch met Gods hulp daar bovenuit komen. Met de apostel kunnen we zeggen:GG 303.1

    „Eén ding doe ik, vergetende, hetgeen achter is, en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar het wit, tot de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus” (Filippensen 3:13, 14).GG 303.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents