Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Wat zal het kind lezen?

    De scheppende geest van de wereld die in het boze ligt, is altijd bezig om de woorden Gods achter te houden en de opinie’s van mensen op de voorgrond te plaatsen. Het is zijn bedoeling, dat wij de stem van God niet zullen horen, waar deze zegt: „Dit is de weg, wandelt in dezelve” (Jesaja 30 : 21). Door ontaarde opvoedkundige beginselen doet hij al zijn best om het licht des hemels te verduisteren.GG 61.1

    Philosophische, speculatieve beschouwingen en wetenschappelijk onderzoek, waarin God niet wordt erkend, maken twijfelaars bij duizenden. Op de scholen van heden worden de zienswijzen, die geleerde mannen hebben getrokken uit hun wetenschappelijke onderzoekingen, nauwgezet onderwezen en ten volle verklaard, terwijl daaruit toch duidelijk de indruk ontstaat, dat wanneer deze geleerden het bij het rechte eind hebben, de Bijbel onwaar moet zijn. Tot scepticisme, tot twijfel voelt het menselijke verstand zich altijd aangetrokken. Jonge mensen zien daarin een vermogen, dat de verbeelding boeit, en zij worden misleid. Satan triomfeert. Hij koestert elk zaadje van twijfel, dat gestrooid is in de jonge harten. Hij laat het opgroeien en vrucht dragen, en in een overvloedige oogst wordt het ongeloof binnengehaald.GG 61.2

    Juist omdat het menselijke hart zo geneigd is naar het kwade, is het zo gevaarlijk om het zaad van de twijfel in het jonge verstand te zaaien. Wat ook het geloof in God verzwakt, berooft de ziel van de macht om de verleiding te weerstaan. Het neemt de enige wezenlijke beveiliging tegen de zonde weg. Wij hebben scholen nodig, waar de jeugd geleerd wordt, dat ware grootheid bestaat in het verheerlijken van God, door in het dagelijkse leven Zijn karakter te openbaren. Wij moeten God leren kennen uit Zijn Woord en Zijn werken, opdat ons leven aan Zijn bedoelingen mag beantwoorden.GG 61.3

    Om een opvoeding te verkrijgen, achten velen het nodig om de boeken van ongelovige schrijvers te bestuderen, omdat deze werken vele schitterende gedachten inhouden. Maar wie was de bron van deze schitterende gedachten? Dat was God, en God alleen. Hij is de bron van alle licht. Waarom zouden we dan al die dwalingen doorworstelen in de boeken van ongelovigen terwille van enkele intellectuele waarheden, wanneer de volledige waarheid tot onze beschikking staat?GG 62.1

    Hoe komt het, dat mannen, die vijandig staan tegenover het Godsbestuur, in het bezit zijn geraakt van de wijsheid, die zij somtijds verkondigen? Satan zelve werd opgevoed in de hemelse hoven, en hij bezit een kennis zowel van het goede als van het kwade. Hij mengt het kostelijke met het ondeugdelijke, en dat verschaft hem de kracht om te misleiden. Maar omdat Satan zich nu gestoken heeft in glanzende, hemelse kleren, zullen wij hem daarom ontvangen als een engel des lichts? De verleider heeft zijn trawanten, opgeleid volgens zijn methoden, geïnspireerd door zijn geest, en gesteld in zijn werk. Zullen we met dezulken samenwerken? Zullen we de werken van zijn vertegenwoordigers aannemen als noodzakelijk voor het verkrijgen van een opvoeding?GG 62.2

    Zouden de tijd en de inspanning, die nu besteed worden om zich de schitterende gedachten der ongelovigen eigen te maken, gegeven worden om de kostbare schatten van het Woord Gods te bestuderen, dan zouden duizenden, die nu in duisternis en in de schaduwen des doods verkeren, zich verheugen in de heerlijkheid van het Licht des levens.GG 62.3

    Wanneer ik de bibliotheken gevuld zie met zware en zwaarwichtige werken over geschiedenis en theologie, dan denk ik, waarom geld uitgegeven voor iets dat geen brood is? Het zesde hoofdstuk van het Johannes-Evangelie heeft ons meer te zeggen dan in zulke werken gevonden kan worden. Christus zegt: „Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.” „Ik ben dat levende Brood, dat uit de hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven.” „Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven.” „De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven” (Johannes 6 : 35, 51, 47, 63).GG 62.4

    Er bestaat een studie der geschiedenis, die men niet moet veroordelen. De heilige geschiedenis behoorde tot één van de vakken op de scholen der profeten. In het verhaal van Zijn bemoeienissen met de volken kan men de hand des Heeren bespeuren. Zo moeten wij ook heden onze aandacht schenken aan de bemoeienissen Gods met de volken der aarde. Wij moeten in de geschiedenis de vervulling der profetie nagaan, de werken der Voorzienigheid bestuderen in de grote Hervormingsbewegingen en begrip hebben van de groei der gebeurtenissen in het toerusten der volken voor het laatste conflict in de grote strijd.GG 62.5

    Zo’n studie zal de horizon van het leven verwijden en verhelderen. Dat zal ons helpen een en ander te begrijpen van zijn verbondenheid en zijn verhoudingen, hoe wonderlijk wij op elkander zijn ingesteld in de grote broederschap van de samenleving en van de volken, en hoezeer de verdrukking en het verval van een lid een verlies betekent voor allen.GG 63.1

    Maar de geschiedenis, die men doorgaans bestudeert, houdt zich bezig met de grote daden van de mens, zijn overwinningen in de strijd, zijn successen in het verkrijgen van macht en aanzien. Maar Gods hand in de aangelegenheden der mensen wordt niet meer gezien. Er zijn maar weinigen, die in de opkomst en val der volken de lijn nagaan, die naar Zijn doel loopt.GG 63.2

    Vele van de populaire uitgaven van deze tijd staan vol met sensationele verhalen, die de jeugd opvoeden in goddeloosheid en hen brengen op de weg des verderfs. Nog kinderen zijnde, zijn ze reeds oud in de kennis van de misdaad. Door de verhalen, die ze lezen, worden ze aangezet tot het kwaad. De daden, die hun geschilderd worden, gaan ze in hun verbeelding nadoen en hun eerzucht wordt opgewekt om te zien hoe ze het kwade kunnen doen zonder de straf op te lopen.GG 63.3

    Voor het ontvankelijke verstand van kinderen en jonge mensen zijn de fictieve beelden van de toekomstige maatschappelijke ontwikkeling, gelijk werkelijkheden. Wanneer revolutie’s worden voorspeld en gewezen wordt op krachten, die de barrières van wet en orde zullen neerhalen, komt menigeen onder de ban van de geest dezer voorstellingen. Zij worden opgezweept tot het bedrijven van misdaden, misschien nog erger dan die door de sensatie-schrijvers werden uitgebeeld. Door zulke invloeden wordt de maatschappij meer en meer gedemoraliseerd. Het zaad van wetteloosheid wordt rijkelijk uitgestrooid. Niemand moet zich dan verwonderen, dat een oogst van misdaden daarvan het resultaat is.GG 63.4

    Romans, frivole, prikkelende verhalen zijn, in nauwelijks mindere mate, een vloek voor de lezer.GG 64.1

    De schrijver mag dan de bedoeling hebben, dat de inhoud de geest opbouwt, en hij mag door zijn werk religieuse gedachten laten lopen, maar vaak dienen deze om de dwaasheid en de voosheid te bedekken, die daaronder liggen.GG 64.2

    De wereld is overvol van boeken, die verlokkende dwalingen inhouden. De jeugd ontvangt als waarheid wat de Bijbel bestempelt als leugen, en zij aanvaarden de misleiding, wat de ondergang van hun ziel betekent.GG 64.3

    Er zijn romans, die geschreven werden met het doel een waarheid naar voren te brengen, of een of ander groot kwaad aan het licht te brengen. Van sommige dezer boeken is iets goeds uitgegaan. Nochtans hebben ze ook onnoembaar veel kwaad gedaan. Zij bevatten uitspraken en hoogdravende gedeelten, die de verbeelding prikkelen en een gedachtengang doen ontstaan, die, vooral voor de jeugd, vol gevaar is. Zulke lectuur verhindert de goede ontwikkeling van verstand en geest. Zij neemt de belangstelling voor de Bijbel weg. De gedachten bepalen zich bijna niet meer bij de hemelse aangelegenheden. Wanneer de geest zich verdiept in de geschilderde tonelen der onreinheid, worden lusten opgewekt, en het einde is de zonde.GG 64.4

    Zelfs verdichtsel, dat geen onreine gedachten suggereert, maar dat de bedoeling heeft goede beginselen te propageren, is nadelig. Het moedigt de gewoonte aan om haastig, oppervlakkig te lezen, waarbij het alleen om het verhaal gaat. Op den duur vernietigt dat de macht tot een gezonde gedachtengang. Het maakt de ziel ongeschikt om de grote problemen, die van de plicht en van de levensbestemming, te beschouwen.GG 64.5

    Door de liefde voor louter amusement aan te kweken, ontstaat door het lezen van romans een afkeer van de practische levensplichten. Door de zinnenprikkelende, opwindende kracht, die daarvan uitgaat, ontstaat eveneens soms een ziekte zowel van lichaam als geest. Menig ellendig, verwaarloosd gezin, menigeen die voor zijn leven invalide blijft, menig verpleegde in een krankzinnigengesticht, is dat geworden door de gewoonte om romans te lezen.GG 64.6

    Vaak is voorgesteld, om de jeugd af te houden van die waardeloze prikkellectuur, dat wij hun een verdichtsel van beter gehalte moeten voorzetten. Dit staat gelijk met de dronkaard te willen genezen, door hem, inplaats van jenever of brandewijn, zachtere verdovingsmiddelen te geven, zoals wijn, bier of appelwijn. Het gebruik daarvan zou de begeerte naar krachtiger stimulansen versterken.GG 64.7

    De enige beveiliging voor de dronkaard en voor de matige drinker, is geheelonthouding. En voor de liefhebber van romans geldt dezelfde regel. Alleen in de geheelonthouding ligt de veiligheid besloten.GG 65.1

    In de opvoeding van jongere en opgroeiende kinderen nemen sprookjes, fabels en verdichtsels een grote plaats in. Boeken van dergelijk gehalte worden gebruikt op de scholen, en men vindt ze ook in vele gezinnen. Hoe kunnen christelijke ouders hun kinderen toestaan boeken met zovele leugens te lezen? Wanneer de kinderen de betekenis van de verhalen vragen, die zo lijnrecht ingaan tegen de leer van hun ouders, moet het antwoord luiden dat ze niet waar zijn; maar dit neemt de slechte resultaten van het lezen dier boeken niet weg. De gedachten, die in deze boeken ontwikkeld worden, misleiden de kinderen. Daardoor ontstaan verkeerde levensinzichten, en daaruit wordt een verlangen naar het onwezenlijke geboren en aangekweekt.GG 65.2

    Het veelvuldige gebruik van zulke boeken in deze tijd is een van de listige bedenkselen van Satan. Het is zijn streven het verstand van jong en oud af te leiden van het belangrijke werk der karaktervorming. Het is zijn bedoeling dat onze kinderen, zowel de jongere als de oudere, meegesleurd zullen worden door de ziele-vernietigende misleidingen, waarmede hij de wereld overvoert. Daarom probeert hij hun geest af te leiden van het Woord Gods en hen aldus te beletten een kennis te verkrijgen van die waarheden, die hun veiligheid zouden betekenen.GG 65.3

    Nooit moeten boeken, die een verdraaiing van de waarheid inhouden, in de handen van kinderen of jonge mensen geplaatst worden. Laten onze kinderen, in de groei van hun opvoeding, zich geen ideeën eigen maken, die zich later zullen openbaren als het zaad der zonde. Indien zij, met een rijp verstand, zich niet met zulke boeken zouden inlaten, dan zouden ze op veiliger grond staan, en hun voorbeeld en invloed ten goede zouden het veel minder moeilijk maken, de jeugd te bewaren tegen de verleiding.GG 65.4

    Wij hebben een overvloed van datgene wat waarachtig, wat Goddelijk is. Zij, die naar kennis dorsten, moeten niet naar ver- ontreinigde bronnen gaan. De Heere zegt:GG 65.5

    Neig uw oor en hoor de woorden der wijzen,
    En stel uw hart tot Mijn wetenschap ...
    Opdat uw vertrouwen op de Heere zij
    Maak Ik u die heden bekend; gij ook, maak ze bekend.
    Ik u niet heerlijke dingen geschreven Van allerlei raad en wetenschap,
    van de redenen der waarheid;
    Opdat gij redenen der waarheid antwoorden moogt dengenen,
    die u zenden?” (Spreuken 22 :17—21)
    GG 66.1

    „Hij heeft een getuigenis opgericht in Jacob En een wet gesteld in Israël,
    Die Hij onze vaderen geboden heeft,
    Dat zij ze hunne kinderen zouden bekend maken;
    Opdat het navolgende geslacht die weten zou,
    De kinderen, die geboren zouden worden,
    En vertellen ze hun kinderen;
    Dat zij hun hoop op God zouden stellen.” (Psalm 78:5—7)
    GG 66.2

    „De zegen des Heeren, die maakt rijk;
    En Hij voegt er geen smart bij.” (Spreuken 10 : 22)
    GG 66.3

    Zo bracht ook Christus de beginselen der waarheid in het Evangelie naar voren. In Zijn onderricht mogen we drinken van de zuivere stromen, die vloeien uit de troon van God. Christus zou de mensen met een kennis hebben kunnen bedelen, die alle vorige onthullingen zou te boven gegaan zijn, en die elke andere ontdekking op de achtergrond zou geschoven hebben. Hij zou verborgenheid na verborgenheid ontsluierd kunnen hebben, en zou op deze wonderlijke openbaringen de actieve, ernstige gedachten van achtereenvolgende geslachten hebben kunnen richten tot op het einde des tijds. Maar Hij wilde geen moment verloren laten gaan van het onderrichten van de wetenschap der zaligheid. Zijn tijd, Zijn vermogens en Zijn leven werden gewaardeerd en alleen gebruikt als middelen om de zielen der mensen voor de zaligheid te redden. Hij was gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was en Hij wilde Zich niet van Zijn doel laten afbrengen. Niets stond Hij toe, dat Hem zou kunnen afleiden.GG 66.4

    Christus schonk alleen die kennis, welke nuttig kon aangewend worden. Zijn onderrichting van de mensen was ingesteld op de behoeften van hun eigen toestand in het practische leven. Kwamen ze tot Hem met allerlei nieuwsgierige vragen, dan bevredigde Hij hun verlangens niet. Maar steeds maakte Hij van die gelegenheden gebruik om hen te wijzen op de diepere ernst des levens. Aan hen, die verlangend waren te plukken van de boom der kennis, bood Hij de vrucht van de boom des levens.GG 67.1

    Elke toegangsweg vonden zij afgesloten, behalve de weg die tot God leidt. Elke bron was verzegeld, uitgezonderd de bron van het eeuwige leven.GG 67.2

    Onze Heiland moedigde niemand aan om de rabbinale scholen van Zijn tijd te bezoeken, uit hoofde hun verstand niet bedorven zou worden door het steeds herhaalde „Zij zeggen” of „Men heeft beweerd”. Waarom zouden wij dan de onzekere woorden van mensen als een verheven wijsheid aannemen, wanneer een grotere, een zekerder wijsheid tot onze beschikking staat?GG 67.3

    Dat wat ik aanschouwd heb van de eeuwige dingen, en dat wat ik gezien heb van de zwakheden der mensheid, heeft op mijn geest een diepe indruk achter gelaten en mijn levenstaak beïnvloed. Ik zie hoegenaamd niets waarom men de lof van de mens zou moeten zingen. Ik zie geen reden waarom de zienswijzen van wereldwijze mannen en van zogenaamd grote mannen vertrouwd en verheerlijkt moeten worden. Hoe kunnen zij, die ontbloot zijn van hemels licht, juiste ideeën hebben van Gods plannen en wegen? Of zij verloochenen Hem allen en ontkennen Zijn bestaan, of zij beperken Zijn macht door hun eigen begrensde begrippen. Laten we als leraar toch Hem kiezen, die de hemelen en aarde geschapen heeft, de sterren in hun orde aan het uitspansel plaatste, en de zon en de maan stelde om haar werk te doen.GG 67.4

    Het is goed, dat de jonge mensen aanvoelen, dat ze tot de hoogste ontwikkeling moeten komen van hun verstandelijke vermogens. Wij willen geen paal en perk stellen aan de opvoeding, waaraan God geen grenzen gesteld heeft. Maar al onze kundigheden hebben geen waarde, tenzij ze gebruikt worden tot verheerlijking van God en ten bate der mensheid.GG 67.5

    Het is niet goed het verstand te belasten met studie’s die zware inspanning vereisen, maar die niet toegepast worden in de praktijk van het leven. Zo’n opvoeding betekent voor de leerling een verlies. Want deze studie’s verminderen de lust voor de studie’s, die hem tot een nuttig mens zouden stempelen en hem bekwaam zouden maken zijn verantwoordelijkheden te dragen. Een practische opleiding is veel meer waard dan enkel theorie. Het is niet voldoende kennis te bezitten. Wij moeten bekwaam zijn die kennis in de praktijk te gebruiken.GG 68.1

    De tijd, middelen en studie, die zovelen spenderen aan een betrekkelijk nutteloze opvoeding, konden beter besteed worden aan het verkrijgen van een opvoeding, die van hen bruikbare mannen en vrouwen zou maken, geschikt om ‘s levens verantwoordelijkheden te aanvaarden. Zo’n opvoeding zou van de grootste waarde zijn.GG 68.2

    Wat we nodig hebben is kennis, die geest en ziel zal versterken, die van ons betere mannen en vrouwen maakt. De opvoeding van het hart is veel belangrijker dan enkel boekengeleerdheid. Het is goed, zelfs nodig, kennis te bezitten van de wereld, waarin we leven, maar wanneer we de eeuwigheid wegcijferen, maken we een fout, die we nooit geheel te boven zullen komen.GG 68.3

    Een leerling mag al zijn krachten inspannen om kennis te verkrijgen, maar zo hij geen kennis bezit van God, zo hij de wetten, die zijn wezen beheersen, niet gehoorzaamt, staat hij aan zelfvernietiging bloot. Door verkeerde gewoonten krijgt hij een minderwaardigheidsgevoel; hij verliest zijn zelfbeheersing. Hij krijgt geen helder inzicht in datgene, waarbij hij zo nauw betrokken is. Hij is roekeloos en onverstandig in zijn behandeling van geest en lichaam. Door zijn verzuim om de juiste beginselen aan te kweken, is hij tot de ondergang gedoemd zowel voor deze wereld als voor de toekomende.GG 68.4

    Zouden de jonge mensen hun eigen zwakheid kennen, dan zouden ze in God hun kracht vinden. Zou hun streven zijn om door God beleerd te worden, dan zouden ze wijs worden in Zijn wijsheid, en hun leven zou rijk zijn aan zegeningen voor de wereld. Maar indien ze hun verstand zouden wijden enkel aan wereldse, speculatieve studie, waardoor zij zichzelven van God afscheiden, dan zullen ze alles verliezen wat het leven verrijkt.GG 68.5

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents